Begrippenlijst
communicatiewetenschappen I
Hoofdstuk 1: Bouwstenen van een discipline en
een praktijk
● Semiotiek = het wetenschappelijk veld rond teken, betekenis en taal.
● Fonologie = de studie van klanken en de kleinste eenheden.
● Syntaxis = de linguïstische studie van taalconventies en betekenisvolle patronen.
● Pragmatiek = de studie van de relatie tussen betekenis en de gebruiker.
● Semantiek = de studie van de relatie tussen een teken en de betekenis die aan een
teken wordt toegekend.
● Teken = de allerkleinste eenheid van communicatie.
● Betekenaar = de materiële tekenvorm of verschijningsvorm van een teken.
● Betekende = het concept, begrip, beeld of idee waar de materiële tekenvorm naar
verwijst.
● Referent = het eigenlijke fysieke object waar het teken naar verwijst.
● Significatie = volledige betekenis.
● Denotatie = dat deel van de betekenis dat voor elk tekengebruiker hetzelfde is en
waar sociale consensus over bestaat.
● Connotatie = de figuurlijke of subjectieve betekenis van een woord.
● Ideologie = verwijst naar de verschillende manieren waarop de samenleving de
betekenis van communicatieboodschappen en media stuurt en organiseert.
● Representamen = de tekenvorm.
● Object = waar het teken naar verwijst.
● Interpretant = de betekenis die aan het teken wordt gegeven.
● Icoon = een teken dat op visueel, auditief of zelfs olfactorisch vlak een gelijkenis
vertoont met het object waar het naar verwijst.
● Index = een teken met een rechtstreeks, ‘existentieel’ of natuurlijk verband met een
object.
● Symbool = een teken dat betekenis heeft op basis van een conventie of afspraak.
● Feedback = de manier waarop de communicator beïnvloed wordt door de eigenlijke
reactie van de ontvanger op de boodschap.
● Feedforward = wanneer de communicator ook al anticipeert op de mogelijke reactie
van de ontvanger.
● Selectie = sommige zaken worden uitvergroot of beklemtoond en andere zullen
geminimaliseerd worden.
● Externaliseren = de boodschap wordt omgezet of gecodeerd in tekens.
● Representationeel = het verwijst naar een bepaald begrip dat we van een teken
hebben.
● Referentieel = het teken verwijst naar iets in de ons omringende werkelijkheid.
● Digitale of conventionele code = er is geen nuancering of gradatie in intensiteit.
● Analoge of natuurlijke code = er is wel nuancering en gradatie in intensiteit.
, ● Encoderen = het omzetten van de inhoud in symbolen of tekens door de
communicator zodat het via een geschikt kanaal verstuurd kan worden naar de
ontvanger.
● Decoderen = is te situeren bij de ontvanger.
● Dominante of hegemonische decodering = zender en ontvanger kennen eenzelfde
betekenis toe aan de boodschap.
● Aberrante decodering = de ontvanger geeft een andere of afwijkende betekenis aan
de boodschap dan deze die de zender bedoelde.
● Onderhandelende decodering = tussenvorm waarbij er sprake is van een
onderhandeling tussen 2 verschillende betekenissen.
● Transmissie = het overbrengen van een geëncodeerde boodschap van de
communicator naar de ontvanger.
● Kanaal = de materiële of fysieke drager van de boodschap.
● Medium = het technische middel waarmee een communicatie-inhoud
vermenigvuldigd en overgebracht kan worden.
● Externe ruis = buiten het communicatieproces.
● Interne ruis = binnen het communicatieproces.
● Psychologische ruis = heeft te maken met de psychologische en/of fysieke toestand
van zender en ontvanger.
● Semantische ruis = treft eerder cognitieve factoren waarbij de communicator en de
ontvanger niet dezelfde code hanteren.
● Mechanische of technische ruis = technische moeilijkheden of problemen die
gerelateerd zijn aan het gebruikte medium.
● Actieve actor = ontvanger.
● Realiteitsreductie = het negeren van bepaalde aspecten in combinatie met het feit
dat niet alles kan worden weergegeven.
● Realiteitsversterking = bepaalde aspecten worden belangrijker geacht.
● Perceptie = de manieren waarop we zintuigelijke informatie over de werkelijkheid
verzamelen en verwerken om betekenis te geven aan deze werkelijkheid.
● Heuristiek = de wetenschap van het vinden door methodisch en systematisch tot
ontdekkingen te komen.
● Imbrication = een streven van de 2 actoren om een relatie of verhouding te bereiken
waarin beide met elkaar overlappen qua mening, attitude of gevoel.
● Interpersoonlijke communicatie = communicatie tussen 2 personen.
Hoofdstuk 2 : De ontwikkeling van
communicatiewetenschappen als discipline
● Administratief onderzoek = onderzoek ten dienste van een publieke of private
administratieve instantie.
● Paradigma = een samenhangend stelsel van modellen dat richting geeft aan het
wetenschappelijke onderzoek.
● Incommensurabiliteit = wetenschappelijke discussies en debatten over de
fundamentele assumpties groeien totdat een nieuw paradigma de overhand neemt
en het voorgaande paradigma vervangt.
Voordelen van het kopen van samenvattingen bij Stuvia op een rij:
√ Verzekerd van kwaliteit door reviews
Stuvia-klanten hebben meer dan 700.000 samenvattingen beoordeeld. Zo weet je zeker dat je de beste documenten koopt!
Snel en makkelijk kopen
Je betaalt supersnel en eenmalig met iDeal, Bancontact of creditcard voor de samenvatting. Zonder lidmaatschap.
Focus op de essentie
Samenvattingen worden geschreven voor en door anderen. Daarom zijn de samenvattingen altijd betrouwbaar en actueel. Zo kom je snel tot de kern!
Veelgestelde vragen
Wat krijg ik als ik dit document koop?
Je krijgt een PDF, die direct beschikbaar is na je aankoop. Het gekochte document is altijd, overal en oneindig toegankelijk via je profiel.
Tevredenheidsgarantie: hoe werkt dat?
Onze tevredenheidsgarantie zorgt ervoor dat je altijd een studiedocument vindt dat goed bij je past. Je vult een formulier in en onze klantenservice regelt de rest.
Van wie koop ik deze samenvatting?
Stuvia is een marktplaats, je koop dit document dus niet van ons, maar van verkoper brittab. Stuvia faciliteert de betaling aan de verkoper.
Zit ik meteen vast aan een abonnement?
Nee, je koopt alleen deze samenvatting voor €5,99. Je zit daarna nergens aan vast.