INLEIDING TOT DE AGOGISCHE WETENSCHAPPEN
Deadline individueel reflectieverslag: laatste les (30% = 20% presentatie + 10% reflectieverslag)
Schriftelijk examen (70%)
H1: AGOGIEK EN DEFINITIES
1.1 Agogiek en het definitorisch probleem
● Inleiding in de …
○ Kernbegrippen van de agogische wetenschappen
○ Opvattingen in de agogische wetenschappen
○ Maatschappelijke en historische context
○ Wetenschapsfilosofische ontstaansgeschiedenis en wetenschapsontwikkeling
○ Functies van agogisch werk
● Wat is agogiek? een probleem v definiëring
○ Definitorisch probleem >< mysterie en mystieke status
○ Agogentaal = versluierend taalgebruik
■ Rol/belang v context hiermee benadrukken
○ Multidisciplinair en multifuntioneel → niet eenduidig
■ Agogiek als bovenbouw wetenschap: steunt op versch andere
wetenschappen zoals psycho, filo, socio (onderbouw) → multidisciplinair
■ Functie van agoog ≠ eenduidig, rol die wordt aangenomen is sterk
afhankelijk v de context waarin wordt gewerkt → multifunctioneel
● DUS redenen die leiden tot probleem v definiëring
○ Woord is niet breed ingeburgerd, heeft geen grote bekendheid
○ Interdisciplinair en multifunctioneel karakter van agogiek
● Nederlandstalige agogische theorievorming begonnen in Nederland
● Ten Have (+- 1960)
○ Grondlegger v/d agogiek
○ ‘opvoeding, vorming, leiding’ met ‘een zekere richting, in overeenstemming met haar
doelstellingen’
○ ‘deskundige en intentionele beïnvloeding van een (of meer) volwassenen gericht op
verandering die wordt ervaren als welzijnsbevordering’
○ Agogiek als interventiewetenschap: de agoog die tussenkomt in een
maatschappelijke dynamiek, die deze kan veranderen en waarbij de verandering
leidt tot verbetering
● Van Beugen (1970)
○ ‘Agogische aktie’ = ‘het komplex van handelingen (interventies) door middel waarvan
een dienstverlenend systeem (‘change agent’, agoog) beïnvloedend inwerkt op
sociale processen en sociale strukturen met het expliciete doel om het welzijn van
een cliëntsysteem (individu, groep, organisatie of gemeenschap) te bevorderen’
○ Agogiek als interventiewetenschap
1
, ● Nijk (1978)
○ Agogiek gaat om het opheffen van de impasse (blokkade) die ontstaat wanneer
‘mensen niet, niet adequaat, [of] niet bevredigend weten te handelen’
○ Geldt voor ‘de huisvrouw die niet met geld om kan gaan, voor de boer die vastloopt
in de problemen van de moderne bedrijfsvoering, voor de mijnwerker die onthand is
geraakt in de procesindustrie, voor de buurtbewoners die niet weten hoe zij het –
door anderen wellicht bewust beoogde – verval van hun buurt moeten stuiten’
○ Vergroten van het handelingspotentieel v mensen, mensen begeleiden bij het grip
krijgen op hun leven
○ Agogiek als handelingswetenschap: het handelen v mensen beïnvloeden en
begeleiden
● Verbiest (1984)
○ Agogiek is ‘de hulpverlening aan en vorming en begeleiding van volwassenen’
● Michielse (1977)
○ Agogiek is ‘het beïnvloeden, vormen en opvoeden van (volwassen) mensen’ binnen
het welzijnswerk
● Van Gent (1991)
○ Agogiek is een “bescheiden, wetenschappelijk onderbouwde, bijdrage aan de sociale
en culturele ontwikkeling en ontplooiing van volwassenen” of kortweg als
“volwasseneneducatie”.
⇒ de focus verschuift v interventie en beïnvloeding meer en meer naar het bredere veld van de
(sociale en culturele) educatie en vorming
● Leirman (BE)
○ Focus binnen soc-agogisch handelen op volwasseneducatie en vormingswerk
● Wildemeersch (1998) (BE)
○ Agogiek als sociaal leren: ‘bij sociaal leren gaat het om collectieve leerprocessen van
mensen die proberen oplossingen te zoeken voor de problemen of uitdagingen
waarmee ze geconfronteerd worden’
○ Link met NL agogiek: oplossingen zoeken
● Bouverne-De Bie (2015) (BE)
○ Sociale agogiek is ‘de wetenschappelijke studie van sociaal werkpraktijken, vanuit
een sociaal-pedagogisch perspectief’
● Vanwing, Elias en Decuber (VUB) (BE)
○ Hoewel het aan de Vrije Universiteit Brussel ‘nooit de eerste zorg [is] geweest om het
eigen vakgebied af te bakenen en te verzelfstandigen zoals dat in Nederland’
gebeurde, wordt agogiek als niet-formele educatie en vorming gekaderd binnen het
bredere humanistische streven.
2
, ● Definiëring
○ Enge begripsbepaling: agogiek “is sociale hulpverlening, vormingswerk, desnoods
samenlevingsopbouw, maar echt niet meer”
○ Brede begripsbepaling: agogiek betreft alles wat te maken heeft met “het initiëren
en/of begeleiden van (sociaal-culturele en/of maatschappelijke) verandering”
● Zegt niets over de identiteit v agogiek, geeft enkel de omkadering aan
○ Idem voor: concepten als emancipatie, interventie, empowerment, burgerschap,
gemeenschapsvorming, verandering, …
○ Zijn generische termen die op versch manieren kunnen worden ingevuld
○ Vertellen iets over de objecten van agogiek, eerder dan over agogiek zelf
● Verder gaan dan eenvoudig terminologische en definitiegerichte bepalingen
● Karakter v agogiek eerder bepaald door praxis: manier waarop men aan agogiek doet, hoe
agoog zich verhoudt tot het werkveld
● Agogiek als manier van denken en doen, als mindset die vorm van handelen meebrengt
1.2 Agogiek als woord
● Oorsprong en talen
○ Engels: andragogy, maar aan VUB: Adult education sciences
■ Geen perfecte vertaling voor ‘agogiek’
○ Ten Have: sociale pedagogiek omvormen naar agogiek, om zo aan te tonen dat het
domein kinderen en volwassenen betreft
○ Ten Have: toevoegen prefix (andr-) (volwassen man) om zo onderscheid te maken tss
werken met kinderen (pedagogie) en met volwassenen (andragogie)
○ Andragogiek ထ Alexander Kapp (1833): manier waarop volwassenen kennis,
karakter en vaardigheden ontwikkelen (eerste gebruik van de term)
○ Agogiek ထ du Boeuff en Kuiper (1950): agogie = educatie, leiding van opvoeder
■ Agogie als het willen vervolmaken van de menselijke persoonlijkheid,
beïnvloeding, die door ideaalstellingen, door normativiteit wordt bepaald
○ Nederland: agogiek: pedagogiek – andragogiek – gerontagogiek (ထ Ten Have)
○ In Vlaanderen: NIET andragogiek, WEL agogiek
● Etymologie
○ Grieks: agoge
■ Verwijst naar spartaans opvoedingssysteem
○ Agogie als afsplitsing van pedagogie → eerder oorsprong bij paidagogos
■ Verwijst naar persoon (slaaf) aan wie de begeleiding v kinderen werd
opgedragen
○ ⊥ agein (ἄγειν): (ver)voeren, (bege)leiden, handelen
■ Algemeen: manieren waarop we het leven leiden
■ “actie” “agentschap” “(re)ageren”
→ manier waarop we het leven leiden, de dingen doen
→ handelingsmogelijkheid
→ veranderingspotentieel
■ Het vooronderstelt de mogelijkheid om het leven (zelf) in handen te nemen
■ In transitieve zin duidt het op vorming en educatie
■ Handelingswetenschap, veranderingskunde
3
, ● Ten Have
○ Agogie: de agogische praktijk of activiteit: beïnvloedingsprocessen, waarin
welbewust en op deskundige wijze gestreefd wordt naar verbetering van een
bestaande toestand, althans naar een verandering van deze toestand in de wenselijk
geachte richting
○ Agogiek: normatief gebonden agogisch systeem, een bepaalde agogische theorie of
agogisch richtinggevend ideaal: Systematische uiteenzetting (theorie) van de
grondslagen, doelstellingen, inhouden, methoden en organisatievormen van de
beïnvloeding (beheer, beleid, begeleiding) met betrekking tot intermenselijke relaties
en relatievorming
○ Agologie: de wetenschappelijke studie van die praktijken én theorieën (eerst
agogologie)
→ onderscheid te kennen
1.3 Agogie(k) als koppeling van praktijk en theorie
● Differentiatie, versch vormen
○ Uitgangen -ie, -iek, -logie duiden op onderscheid tussen de agogische praktijk
(agogie) en de agogische theorie (agogiek, agologie).
○ Praktijk: maatschappelijk werk, sociaal werk, cultureel werk, volwasseneneducatie
en voorlichting, jeugdwerk, openbaar bibliotheekwerk, volksontwikkelingswerk
(culturele centra, verenigingen, amateurkunst), (samenlevings)opbouwwerk,
algemeen welzijnswerk, burgerschapseducatie en ouderenzorg, maar ook praktijken
uit zowel het bedrijfs- en organisatieleven als de vrijetijdssector
○ Differentiatiecriteria:
■ Doelgroep (ped-, andr-, geront-)
■ Terrein (sociaal, cultureel, vrijetijds, beroeps,-)
○ Differentiatieniveaus:
■ Micro (individuen, kleine groepen)
■ Meso (groepen, organisaties, kleine gemeenschappen)
■ Macro (grote samenlevingsverbanden, maatschappelijke structuren)
→ niveaus niet strikt van elkaar gescheiden
● (Theorie én) praktijk
○ Agogische praktijk: afbakening en criteria mogelijk,
■ MAAR: valt er iets buiten? Is er een praktijk die niet-agogisch zou zijn?
■ Afbakening van agogische praktijk is moeilijk
○ Geen reden waarom agoog niet kan werken in praktijk die buiten typische
doelgroepen of terreinen valt
■ Manier waarop praktijk beoefend wordt is relevanter dan afbakening of
criteria
■ Niet het veld zelf maar de manier waarop ermee wordt omgegaan, bepaalt
of het om een agogische praktijk gaat
○ Praktijk is juist de manier waarop de dingen gedaan worden, de manier waarop we
omgaan met de werkelijkheid
4