Inleiding tot de agogische wetenschappen
HT1: Inleiding agogiek en definities
1.1. Agogiek en het definitorisch probleem
● Mysterie van agogiek
→ niemand kan een duidelijke definitie geven (kan ook positief zijn, van alles een beetje)
● Agogentaal
→ = versluierend taalgebruik: nooit zeggen waarop het staat, rond de pot draaien (omdat context ook
belangrijk is)
● Agogiek vs andere ‘studierichtingen’ (psychologie, pedagogiek, sociologie, ...)
→ minder duidelijke term (sociologie= studie samenleving, psychologie= studie menselijke geest)
● Agogiek: multidisciplinair & multifunctioneel ⇒ niet eenduidig
→ multidisciplinair: van verschillende disciplines leren en agogiek is bovenbouw die onderbouw nodig heeft
→ interdisciplinair: kunnen ons verdiepen in bepaalde takken
→ multifunctioneel: veel functies aannemen
● vb: Sparta (agoge), Trump (demagoog), pedagoog
● besluit: agogische wetenschappen niet makkelijk te omschrijven (maar toch proberen en sommige
geprobeerd)
1.2. Auteurs met duidelijke visie op agogische
● Tonko Tjarko Ten Have
→ nederlandse hoogleraar in sociale pedagogiek
→ grondlegger van agogiek
→ “opvoeding, vorming, leiding” met “een zekere richting, in overeenstemming met haar doelstellingen”
→ “deskundige en intentionele beïnvloeding van een (of meer) volwassenen gericht op verandering die wordt
ervaren als welzijnsbevordering”
❖ agogiek heeft een doel/intentie om te beïnvloeden (belangrijk aspect)
❖ die beïnvloeding heeft welzijnsbevordering
❖ meer gericht op volwassenen educatie dan kinderen
⇒ Agogiek als interventie wetenschap
❖ datgene waar agoog tussenkomt
● Van Beugen (1970)
→ “agogische actie”
❖ agogiek is aan de slag gaan en actief interageren, engageren,...
→ “het complex van handelingen (interventies) door middel waarvan een dienstverlenend systeem (‘change
agent’, agoog) beïnvloedend inwerkt op sociale processen en sociale structuren met het expliciete doel om het
welzijn van een cliëntsysteem (individu, groep, organisatie of gemeenschap) te bevorderen”
⇒ Agogiek als interventie wetenschap
● Nijk (1978):
→ Agogiek gaat om het opheffen van de impasse die ontstaat wanneer “mensen niet, niet adequaat, [of] niet
bevredigend weten te handelen”
❖ Ging tegen de andere in
❖ Niet in eerste plaats met beinvloeden maar opheffen van impasse (=je weet niet meer hoe verder):
dus mensen helpen die niet meer weten hoe verder)
❖ Mensen ondersteunen in eigen handelen, handel potentiaal vergroten (belangrijkste voor Nijk)
mensen meer grip krijgen op eigen leven
1
, ❖ Focus op handelen: mensen aanleren en inzicht geven op hoe ze omgaan met hun eigen leven
→ Geldt voor “de huisvrouw die niet met geld om kan gaan, voor de boer die vastloopt in de problemen van de
moderne bedrijfsvoering, voor de mijnwerker die onthand is geraakt in de procesindustrie, voor de
buurtbewoners die niet weten hoe zij het – door anderen wellicht bewust beoogde – verval van hun buurt
moeten stuiten”
⇒ Agogiek als handelingswetenschap
● Verbiest (1984):
→ Agogiek is “de hulpverlening aan en vorming en begeleiding van volwassenen”
● Michielse (1977)
→ Agogiek is “het beïnvloeden, vormen en opvoeden van (volwassen) mensen” binnen het welzijnswerk
● Van Gent (1991):
→ Agogiek is een “bescheiden, wetenschappelijk onderbouwde, bijdrage aan de sociale en culturele
ontwikkeling en ontplooiing van volwassenen” of kortweg als “volwasseneneducatie”
→ schreef standaardwerk ‘Basisboek Andragologie’
⇒ focus verschuift van interventie en beïnvloeding meer en meer naar het bredere veld van de (sociale en culturele)
educatie en vorming
● Wildemeersch (1998):
→ Agogiek als sociaal leren: “bij sociaal leren gaat het om collectieve leerprocessen van mensen die proberen
oplossingen te zoeken voor de problemen of uitdagingen waarmee ze geconfronteerd worden”
● Bouverne-De Bie (2015)
→ sociale agogiek is “de wetenschappelijke studie van sociaal werkpraktijken, vanuit een sociaal-pedagogisch
perspectief”
● VUB (Vanwing, Elias, ...)
→ Hoewel het aan de Vrije Universiteit Brussel “nooit de eerste zorg [is] geweest om het eigen vakgebied af te
bakenen en te verzelfstandigen zoals dat in Nederland” gebeurde, wordt agogiek als niet-formele educatie en
vorming gekaderd binnen het bredere humanistische streven.
● Wat is agogiek? - toch definitorisch probleem?
→ Enge begripsbepaling: agogiek =“sociale hulpverlening, vormingswerk, desnoods samenlevingsopbouw,
maar echt niet meer”
→ Brede begripsbepaling: agogiek betreft alles wat te maken heeft met “het initiëren en/of begeleiden van
(sociaal-culturele en/of maatschappelijke) verandering”
❖ zegt niets over de identiteit van agogiek. Geeft enkel de omkadering aan
❖ Idem voor: concepten als emancipatie, interventie, empowerment, burgerschap,
gemeenschapsvorming, verandering, ... zijn generieke termen die op verschillende manieren kunnen
worden ingevuld
→ agogiek verwijst naar bepaalde manier van denken en doen en is gegroeid uit sociaal cultureel
volwasseneneducatie maar valt er niet mee samen
1.3. Agogiek als woord
● Engels: andragogy
→ maar aan VUB: Adult education sciences (manier waarop volwassenen leren)
2
, ● Agogiek < du Boeuff en Kuiper (1950)
→ agogie = educatie of leiding van opvoeder
→ De Boeuff: introductie woord agogie (= vervolmaken van de menselijke persoonlijkheid, beïnvloeding, die
door ideaal stellingen, door normativiteit bepaald wordt)
● Nederland: agogiek=
→ pedagogiek (opvoeding van kinderen) – andragogiek (opvoeding van volwassenen) – gerontagogiek
(opvoeding van ouderen)
→ Ten Have wou dat duidelijk opsplitsen
● Andragogiek < Alexander Kapp (1833)
→ manier waarop volwassenen kennis, karakter en vaardigheden ontwikkelen
● In Vlaanderen: andragogiek > agogiek
→ meer oog voor context
● oude terminologie
→< agein (ἄγειν): (ver)voeren, (bege)leiden, handelen
→ “actie” “agentschap” “(re)ageren”
❖ manier waarop we het leven leiden, de dingen doen
❖ handelingsmogelijkheid
❖ veranderingspotentieel
→ Het veronderstelt de mogelijkheid om het leven (zelf) in handen te nemen
→ In transitieve zin duidt het op vorming en educatie.
→ Handelingswetenschap - veranderingskunde
→ Agogiek= manier waarop we omgaan met leven (ook veranderingsmogelijkheden)
→ Iemand proberen ondersteunen op leven in eigen handen te nemen
→ Veel mensen geschreven over wat agogiek maar steeds meer patroon (verandering, handelen,
volwassenen)
● Ten Have:
→ Agogie: de agogische praktijk of activiteit: beïnvloedingsprocessen, waarin welbewust en op deskundige
wijze gestreefd wordt naar verbetering van een bestaande toestand, althans naar een verandering van deze
toestand in de wenselijk geachte richting
❖ het werk dat iemand doet binnen agogische praktijk
→ Agogiek: normatief gebonden agogisch systeem, een bepaalde agogische theorie of agogisch
richtinggevend ideaal: Systematische uiteenzetting (theorie) van de grondslagen, doelstellingen, inhouden,
methoden en organisatievormen van de beïnvloeding (beheer, beleid, begeleiding) met betrekking tot
intermenselijke relaties en relatievorming
❖ manier waarop iemand een specifieke praktijk doet (werken vanuit bepaald methodiek, kader,..,
bepaalde specifieke agogiek)
→ Agologie: de wetenschappelijke studie van die praktijken én theorieën (eerst agologie)
❖ wetenschap die verschillende agogieken en agogieen bestudeert
1.4. Agogiek als koppeling aan de praktijk
● theorie en praktijk
→ uitgangen -ie, -iek, -logie duiden op onderscheid tussen de agogische praktijk (agogie) en de agogische
theorie (agogiek, agologie)
3
, ❖ belangrijke les in terminologische nuancering: onderscheid tussen praktijk en theorie
❖ Agogiek en agologie: meer theoretische & Agogie: meer praktische
● Praktijk: heel divers en uitgebreid
→ voorbeelden: maatschappelijk werk, sociaal werk, cultureel werk, volwassenen educatie en voorlichting,
jeugdwerk, openbaar bibliotheekwerk, volksontwikkelingswerk (culturele centra, verenigingen,
amateurkunst), (samenlevingsopbouwwerk, algemeen welzijnswerk, burgerschapseducatie en ouderenzorg,
praktijken uit zowel het bedrijfs- en organisatieleven als de vrijetijdssector
→ om toch overzicht te bewaren ordening via aantal criteria = Differentiation Criteria:
❖ doelgroep (ped-, andr-, geront-)
❖ terrein (sociaal, cultureel, vrijetijds, beroeps,-)
❖ differentiatie niveaus:
➔ micro = een individu (focus psychosociale functioneren, zelfontplooiing, persoonlijke vorming)
➔ meso = meer individuen werken gezin of buurt (mensen kennen elkaar maar toch afstand,
communicatie in groep vaak informeel) + gemeenschapsvorming, organisatieontwikkeling
➔ macro = grote samenlevingsverbanden en maatschappelijke structuren (veranderde en
anonieme verzameling mensen die gemeenschappelijk kenmerk hebben)
→ afbakening en criteria mogelijk, MAAR: mogelijk om erbuiten te werken? Is er een praktijk die niet agogisch
zou zijn?
❖ niet veld zelf die bepaald of agogische praktijk maar hoe w omgegaan met veld
❖ opsomming en ordening bakent agogische praktijk niet au fond af
→ Geen reden waarom agoog niet kan werken in praktijk die buiten typische doelgroepen of terreinen valt
❖ Manier waarop praktijk beoefend wordt is relevanter dan afbakening of criteria om inzicht te krijgen in
agogische praktijk
● Agogische theorie
→ Op basis van specifieke praktijken: verschillende theorieën/agogieken (+ kunnen ook worden opgedeeld)
→ Van Gent sprak over speciale agologie (= theorieën specifiek op werksoorten/terreinen van toepassing)
en algemene agologie (=overkoepelende theorievorming) → beiden opdelen van 3 focuspunten:
❖ theoretische agologie: nadruk op het ontwikkelen van systemen van uitspraken die zich lenen voor
empirische toetsing
❖ empirische agologie: focus op sociaalwetenschappelijk onderzoek
❖ praktische agologie: focus op casework binnen het agogisch handelen
→ relevanter en interessanter is de vraag: wat maakt een theorie tot een bruikbare agogische theorie?
❖ Niet elke theorie bruikbaar: theorie kan diep doordringen in studieobject met specifiek vocabulaire/
instrumentarium, dat binding met oorspronkelijke uitgangspunt verliest
❖ dan perfecte abstracte theorie, maar wel 1 die geen uitstaans meer heeft met agogische praktijk
→ Cf. Ten Have: praktijkgerichte agogen en theoretische agogen
❖ praktijkgerichte: werk met meer praktische vaardigheid maar minder intuïtie/feeling
❖ theoriegericht: voornamelijk zuiver abstracte theorie soms te abstract dat empirische werkelijkheid
niet herkennen
→ zo’n kloof vermijden en agogiek bruikbare praktische wetenschap die bijdraagt aan verbetering praktische
handelen en niet in ontwikkelen algemene theorie
❖ gaat niet om een sluitende abstracte theorie, maar over werkbare inzichten, over toepasbare kennis.
❖ “niets is praktischer dan een goede theorie”
❖ hoe dus agogische praktijk koppelen aan theorie en omgekeerd
❖ agoog moet kruispunt tussen de twee zijn
4