WIJSBEGEERTE
Inhoudsopgave
hoofdstuk 1: wat is filosofie ............................................................................................................................... 2
hoofdstuk 2: mechanisering en doelgerichtheid ................................................................................................. 7
hoofdstuk 3: lichaam en geest ......................................................................................................................... 11
hoofdstuk 4: lijden en dood ............................................................................................................................. 16
hoofdstuk 5: zelfmoord en anti-natalisme ....................................................................................................... 20
hoofdstuk 6: demarcatie ................................................................................................................................... 27
hoofdstuk 7: wetenschappelijke methode ........................................................................................................ 33
hoofdstuk 8: ziekte ........................................................................................................................................... 40
hoofdstuk 9: utilitarisme ................................................................................................................................... 46
hoofdstuk 10: deontologie................................................................................................................................ 51
hoofdstuk 11: medicalisering ........................................................................................................................... 56
hoofdstuk 12: seksualiteiten en gender ............................................................................................................ 64
1
, HOOFDSTUK 1: WAT IS FILOSOFIE
* Geen perfecte definitie voor wat filosofie is
* Wel bepaalde criteria om een poging te doen tot 1 definitie
- 3 aspecten van filosofie
- 4 filosofische domeinen
* Filosofische kenmerken die je vindt bij alle filosofen en enkel bij filosofen
DRIE ASPECTEN: ATTITUDE, METHODOLOGIE, DOMEIN
De etymologie van het woord filosofie wijst ons op een liefde voor wijsheid of een verlangen om te
weten → maar brengt ons niet veel verder
1. ATTITUDE
* Attitude is de verwondering
* Filosofen houden zich bezig met het continu in vraag stellen van vele dingen die andere mensen
vanzelfsprekend beschouwen → filosofie is kritisch denken en radicaal bevragen
* Socrates = leermeester van Plato. Hij vroeg aan iedereen die alledaagse activiteiten aan het doen
waren waarom zij dit aan het doen waren. Iedereen vond dit irritant en hij moest daardoor een
gifbeker drinken
* Definitie filosofie in die tijd: verwonderen en bevragen
* Descartes’ twijfel
- Müller-lyer illusie: zintuigen onbetrouwbaar, kennis ook onbetrouwbaar?
- Gedachtes op dwaalspoor geleidt door ‘malin génie’ (God) → misschien zijn er wel heel veel
verschillende dimensies
- VB: we kunnen allemaal hersenen in een vat op sterk water zijn met
elektrodes die ons doen denken dat we al deze ervaringen beleven, deze
hypothese kan niet als onwaar worden bewezen
* Wetenschappers en filosofen hebben heel wat attitudes gemeenschappelijk
hebben: ze zijn kritisch, ze zoeken naar waarheid, enz. → attitude is niet uniek bij filosofen
2. METHODOLOGIE
* Gebruik van 3 methoden
* Probleem: weer niet uniek voor filosofen, methoden ook gebruikt door wetenschappers en indien
er methoden zijn die enkel voor wijsbegeerte wordt gebruikt, wordt het niet door alle filosofen
gebruikt
2
,1) Intuïtie
* Gebruik van eigen intuïties
- Kennis die je onmiddellijk verkrijgt (17de-18de eeuw)
§ Idée claire et distincte → je pense que je suis
§ Ideeën of intuïties die geen redelijke mens zou durven betwijfelen
- Spontane overtuigingen die we in onze eigen geest aantreffen wanneer we iver een bepaald
onderwerp beginnen te denken (20ste eeuw)
§ Common sense (gezond verstand) → moeilijk te veranderen of op te geven
* Erg variabel (tussen culturele groepen, tussen personen en binnen eenzelfde persoon)
* Fauteuilfilosofen: gebruik maken van intuïtie en zelden of nooit van empirisch onderzoek
* Geen uniek filosofische methode
* Intuïties worden eventueel bevestigd of aangescherpt door experimenteel onderzoek
2) Conceptuele analyse
* Ontrafelen en verbeteren van concepten die we in het dagelijkse leven misschien te achteloos
gebruiken
* Beoogt belangrijke begrippen die we gebruiken te ontleden in meer eenvoudige begrippen
* Doel: bepalen waarover we precies spreken; begrippen beter begrijpen en beter gebruiken
* Vb. ‘ziek’, ‘tijd’, ‘liefde’, …
* Niet door alle filosofen gebruikt en zeker niet enkel door filosofen
3) Gedachte-experiment
* Instrument van de verbeelding, dat gebruikt wordt om nieuwe informatie over een thema te
verkrijgen zonder gebruik te maken van nieuwe empirische data
* Verhelderen probleem door het te visualiseren → leveren goede gegevens op die voor of tegen
een bepaalde theorie kunnen worden gebruikt
* Financiële/technologische/morele problemen mee omzeilen die zich zouden stellen bij echte-
wereld-experimenten
* Vb: hersenen in een vat
- Inbeelden dat hersennen zich op andere planeet bevinden waar een of andere dolgedraaide
wetenschapper ons brein allerlei signalen geeft
- Hersenen in dat vat beschikken niet over een manier om na te gaan of hun gedachten en
indrukken echt zijn → wij kunnen niet weten of dit waar is of niet
* Onze zekerheden zijn geen echte fundamentele zekerheden
* Ook gebruikt in wetenschap (economie, geschiedenis en vooral fysica) → kat van schrödinger
* Benadrukt wel eigenheid van het domein van de filosofie
* Wetenschap ≠ louter empirische activiteit, en ≠ louter fauteuilwerk
* Nieuwe filosofische discipline: experimentele filosofie
- Empirisch-wetenschappelijke methoden kunnen soms bijdragen aan een oplossing voor
traditionele filosofische problemen
3. DOMEIN
* Eigenheid filosofie hangt af van aard van vragen en problemen
* Filosofische vragen zijn erg abstract en eigenaardig (onbeantwoordbaar)
* Vb. We kunnen het woord ‘tijd’ op een juiste manier gebruiken maar wat is ‘tijd’?
3
, * Uniek voor filosofie? Ja en nee
- Ook wetenschappers die zich aan de meest fundamentele vragen in hun discipline hebben
gewaagd
- Maar veel wetenschappers evaren deze filosofische vragen als futiel (nietswaardig),
verwarrend en zelfs bedreigend
* Geen sprake van vooruitgang in filosofie? Wel in wetenschap?
- Vooruitgang in wetenschap ook niet altijd evident → binnen paradigma kan er sprake zijn van
vooruitgang maar tussen paradigma’s is dat alleszins minder vanzelfsprekend
- Wel vooruitgang: talloze wetenschappen ontstaan door filosofie zoals de psychologie
- Filosofie op nagenoeg alle domeinen negatieve vooruitgang geboekt:
§ We weten niet wat de juiste antwoorden zijn op diepe, fundamentele vragen maar we
weten wel wat de verkeerde antwoorden zijn
VIER DEELDOMEINEN: METAFYSICA, LOGICA, EPISTEMOLOGIE EN MORAALFILOSOFIE
Als we willen weten of iets filosofisch is moeten we gewoon nagaan of het wordt bestudeerd in een
van de 4 deel domeinen van de filosofie à het probleem verschuiven naar een onderliggend niveau
1. METAFYSICA
* = bestudeert de aard en de structuur van de wereld
* Heel brede fysica
* Meeste vragen gaan over ‘wat het betekent om te bestaan’
* Vb.: tijd
* Vb.: verhouding lichaam – geest
- Bestaat vrije wil?
- Vrije wil wordt ook bestudeerd door psychologie, fysica, neurologie,… → het domein wordt
weeral ingenomen door andere wetenschappen
* Geen eenduidig gemeenschappelijk kenmerk bestaat dat al deze problemen tot metafysische
problemen maakt
2. LOGICA
* = studie van geldigheid van redeneringen en argumenten
* Legt ons uit ‘wat het betekent om deugdelijk te redeneren en te argumenteren’
* Zorgt voor argumentatieve hygiëne (= belangrijk onderdeel van kritsch denken)
* Weerleggen van dogredenen: vb. Slippery slope (hellend vlak)
- Als we A doen, zal vroeg of laat B volgen, B is hoogst onweselijk dus mogen we A niet doen
- Argument gebruikt voor ethische discussies, VB: homohuwelijk, euthanasie, …
§ Als we mannen met elkaar gaan laten trouwen waar stopt het dan, dan gaan mannen
miss met dieren trouwen of rotsen,… → homohuwelijk leidt tot het uitsterven van het
menselijk ras
3. EPISTEMOLOGIE/KENNISLEER
* = aard, structuur en mogelijkheid van kennis
* Epistemologen willen weten ‘wat de reikwijdte is van onze kennis, wat we kunnen weten’
* Ze willen weten wat kennis precies is en hoe we weten wat we denken te weten
* Hoe kan je iets zeker weten? Wat maakt kennis mogelijk? Hoe verwerven we kennis?
* Vb. brain in a vat
→ In welke mate is het gerechtvaardigd te geloven dat wat we denken te weten, waar is
4