Handboeken: Synopsis van het Belgische arbeidsrecht (7e editie - 2020)
- Individuele arbeidsrecht
- Collectief arbeidsrecht
Aanvullende wetteksten zijn toegelaten op het examen + een geactualiseerd wetboek
Afdeling 1. Algemeen
1.1. Historisch
Arbeid is altijd een vorm van maatschappelijke én menselijke activiteit geweest die altijd geregeld werd door het recht
of het nu slavenarbeid was bij de Grieken en de Romeinen dan wel de lijfeigenschap in de feodaliteit in de
middeleeuwen dan wel toestanden die daarmee verband hielden of het nu ging over arbeid in de gildes = alles werd
juridisch geregeld
Niet elke arbeid valt onder de toepassing van arbeidsrecht.
− Vereiste: arbeid moet opgenomen zijn in het economische verkeer (je moet werken + een betaling gebeuren)
− BV: vrijwilligers niet betaald maar wel recht op kostenvergoeding
1.2. Soorten
De wijze waarop de WG en WN zich tot elkaar verhouden, heeft doorheen de eeuwen een zekere evolutie gekend.
Arbeid biedt zich nu vrij aan op de markt: aanbod en vraag resulteren in zelfstandige arbeid of arbeid in ondergeschikt
arbeid
− zelfstandige arbeid: (ver)koop van diensten (domein: economisch recht)
− ondergeschikte arbeid: arbeid gespresteerd onder gezag en voor rekening van een ander
Wanneer die ondergeschiktheid van statutaire aard is, bevinden we ons op het domein van administratief recht en
dus het ambtenarenrecht.
Arbeid in ongeschiktheid
− er zijn arbeiders die verbonden zijn met hun opdrachtgever door een contract (WG)
− er zijn arbeiders zonder contract: werken onder gezag krachtens een ambtenarenstatuut (statutaire
ongeschiktheid: geen OVK, maar ze worden benoemd)
Wat is arbeidsrecht? Geheel van regels m.b.t. de contractuele arbeid verricht onder gezag van een WG.
− WN’s zijn subjecten die geregeld worden in het arbeidsrech
− Ambtenaren worden grotendeels geregeld in het ambtenarenrecht (onderdeel bestuursrecht)
− Maar ook soms door arbeidsrecht omdat er een verruimd toepassingsgebied is – maakt niet uit of het profit
of non-profit is – bv: loonbeschermingswet ook v.t.o. ambtenaren
Penitiaire arbeid: gevangen krijgen vergoeding, maar niet behandeld als ambtenaren .
WN: iemand die arbeid verricht tegen betaling onder gezag nadat hij contract heeft gesloten (OVK, arbeid, betaling en
gezag = 4 elementen)
In de Sociale Zekerheid hebben persoon die onder gezag werken een geheel andere sociale zekerheidsregeling dan de
andere.
Probleem: schijnwerknemerschap en schijnzelfstandigheid
Probleem bij werknemers is wel kleiner dan bij schijnzelfstandigen.
In West-Europa, maar ook daarbuiten; is er een groot probleem om uit te maken in een aantal grensgebieden of
iemand nu een echte WN of een echte zelfstandige is. In het grensgebied bevinden zich de:
− Schijnzelfstandigen: zijn in werkelijkheid WN
− Schijnwerknemers: zijn in werkelijkheid zelfstandigen
1
,1.3 Algemene arbeidsrechtelijke beschouwingen
I. Historiek
II. Toepassingsgebied
A. Ratione personae
B. Ratione materiae
C. Ratione loci
III. Rechtsbronnen
A. Algemeen: hiërarchie der normen
B. Internationale rechtsbronnen
C. Nationale rechtsbronnen
D. Arbeidsrechtelijke bronnen: specifieke hiërarchie
E. Toelichting bij de specifieke 'arbeidsrechtelijke' hiërarchie
IV. Sociaal handhavingsrecht
A. Rechtscolleges
B. Inspectiediensten
C. Sociaal strafrecht
1.4 Arbeidsmarktrecht
Introductie
Niet elke arbeid valt onder de toepassing van arbeidsrechtelijke normen, het moet gaan om arbeid die is opgenomen
in het economische verkeer (er moet niet alleen gewerkt worden maar er moet ook een betaling volgen).
Vrijwilligerswerk wordt apart geregeld, ze worden niet betaald.
De moderne arbeid
Er is een keizerlijk onderscheid te maken wat arbeid betreft, dit is het belangrijkste onderscheid van het gehele sociaal
recht, met inbegrip van de sociale zekerheid:
- De arbeid onder gezag (in een band van ondergeschiktheid): arbeid die wordt gepresteerd onder gezag en
voor rekening van een andere persoon
- De arbeid die niet onder gezag wordt verricht (de zelfstandige arbeid): een (ver)koop van diensten.
In het arbeidsrecht vallen zelfstandig in beginsel niet onder het arbeidsrecht, hun arbeidsverhoudingen worden
geregeld door de opdrachtgever (in grote lijnen). Er zijn eindeloos veel betwistingen in de rechtspraktijk, over de vraag
of in een concrete arbeidssituatie nu sprake is van een werknemer die zelfstandig is of arbeid onder gezag uitoefend
(schijnzelfstandigheid, schijnwerknemerschap).
Binnen het grote legioen van die dat onder gezag werken zijn er twee grote subonderdelen qua vormen van arbeid:
- Gezag krachtens een overeenkomst (de eigenlijke werknemers)
o De arbeidsrelatie is het voorwerp van het arbeidsrecht
- Geen contract (als ambtenaar)
o Ze hebben een ambtelijke status, ze vallen onder het bestuursrecht (het administratief recht voor het
overheidspersoneel), ook opgesplist:
▪ Federale arbeidsrecht
▪ Gemeenschaps- en gewestelijk arbeidsrecht
o Voor een deel vallen ze wel onder het arbeidsrecht, omdat er een verruimd toepassingsgebied is
hiervan. Bijvoorbeeld in de publieke sector geldt er ook voor ambtenaren een arbeidsreglement.
Pas op: er zijn ook nog wat randfenomenen van vormen van arbeid onder gezag die noch onder de ambtelijke status
vallen en evenmin onder het werknemersstatuut. Dit is de pentitentiele arbeid (mensen die werken onder de
instructies van de gevangenisdirecteur).
Een werknemer is iemand die arbeid verricht tegen betaling onder gezag nadat hij een contract heeft gesloten,
belangrijke elementen:
2
, - Overeenkomst
- Arbeid
- Betaling
- Gezag
In deze zin is een penitentiele arbeider ook een werknemer.
Historisch overzicht
Einde 19e eeuw waren er schrijnende ondenkbare toestanden. Er waren zeer lage vergoedingen en verregaande
economische exploitatie, er was geen vakbond. Het samenspanningsverbod maakte elke collectieve actie onmogelijk.
Werkgever en werknemer waren volledig vrij om de arbeidsverhoudingen te regelen. Dit had tot gevolg dat er in
onmenselijke omstandigheden gewerkt moest worden.
Tot het einde van de 19e eeuw, hierna zijn er zware stakingen geweest (1886) met doden tot gevolg. De rijkswacht
werd ingezet. In de volgende jaren kwam de eerste sociale wetgeving tot stand
19e: arbeidsverhoudingen hadden een repressief karakter:
- Het samenspanningsverbod maakte elke collectieve actie onmogelijk
- Werkmansboekje bood de mogelijkheid om lastige werknemers te broodroven
- Werkrechtersraden zorgden ervoor dat WG’s strafrechtelijk konden optreden tegen WN’s die de fabriekstucht
overtraden
= onmenselijke omstandigheden voor mensen die in landbouw en industrie werkten
In 1886 waren er veel stakingen en dit leidde tot de eerste sociale wetgeving onder Leopold II1
− Verbod op kinderarbeid en vrouwenarbeid – later uitgebreid tot alle WN’s
− Eerste arbeidsongevallenwet 1903
− Eerste arbeidsovereenkomstenwet voor de arbeiders (niet voor de bedienden) (1900)
Op het einde van de 19e eeuw kwamen de eerste arbeidsrechtelijke wetten tot stand, deze hadden betrekking op de
kinderen en de vrouwen (beschermingsmaatregelen ten aanzien van economisch zwakkere groepen). Hierna is de
eerste wet gekomen die arbeidsovereenkomsten voor de werklieden regelden gekomen (een basisbescherming op
het contractuele vlak) (10 maart 1900). Hier krijgen we te maken met een ander kapitaal onderscheid in het Belgische
arbeidsrecht:
- Arbeiders
- Bedienden
De bescherming van de bedienden is later gekomen, de wetgever vond dit minder belangrijk. De eerste wet hier
dateert van 1922.
In de eerste wereldoorlog begint de sociale kwestie terug actueel te worden en komt er een belangrijke wet op de
verenigingsvrijheid (1921) die nog steeds de basis vormt van het verenigingsrecht. Deze wetgeving was bedoeld om
de oprichting van vakbonden mogelijk te maken, zodanig dat werknemers een vertegenwoordiger hadden in de vorm
van een vereniging die hun belangen behartigd. Art. 310 Sw. Werd ook afgeschaft, dit vormde de basis voor de
ontwikkeling van gestructureerde arbeidsverhoudingen
Vakbonden waren voor 1921 waren niet verboden maar er was wel een coalitieverband. Er mochten verenigingen zijn
maar deze mochten niet samenspannen. Je mocht niet samen afspreken om te gaan staken. De werkgevers mochten
ook geen coalitie gaan bijvoorbeeld door een algemene lock-out door te voeren om zo een loonsverlaging af te
dwingen.
Opbouwfase na WOII
Op het einde van de 19e eeuw en het begin van de 20e eeuw is er een begin van arbeidsrecht dat na de tweede
wereldoorlog een verdere ontwikkeling kent (Goude eeuw van het arbeidsrecht). Dit wordt door de prof de gouden
periode van het arbeidsrecht genoemd. Na de tweede wereldoorlog zijn de belangrijkste sociaalzekerheidsrechtelijke
1station Antwerpen gebouwd + wetten die betrekking hadden op zwakke groepen (beschermingsmaatregelen t.a.v. kinderen en
vrouwen)
3
, wetten totstandgekomen. Veel wetten die toen tot stand kwamen gelden nog steeds. Er werd in de naoorlogse periode
vooral het accent gelegd op het streven naar meer bestaanszekerheid een grotere vastheid van betrekking.
- Wet op de ondernemingsraden (Bedrijfsorganisatie wet van 1948)
- Socialezekerheidswet (1969) maar in belangrijke mate overgenomen in de Besluitwetten 1944-45.
-
- De besluitwet van 1945 – nu vervangen door de RSZ-wet
- Wet op de veiligheidscomités van 1952 (opgevolgd door de Welzijnswet van 1996)
o Verplichte opmerking van een preventiecomité vanaf 50 werknemers
- CAO-wet van 1968
- De arbeidsreglementenwet van 1965
- De loonbeschermingswet van 12 april 1965
o Art. 2: een zeer belangrijke definitie van het begrip ‘loon’ die ook wordt gebruikt om te bepalen op
welk loon een RSZ-verheffing moet worden gevraagd.
o Werknemersbijdrage sociale zekerheid: 13,07% (+ nadien een fiscale voorheffing). De werkgever moet
ook minstens 25% sociale zekerheid bijdragen.
Opbouwfase deel 2 vanaf 1975
In de tweede helft van de jaren 1970 is er een belangrijke economische crisis, de petroliumcrisis met de verplichte
autoloze zondag. Er was hoge werkloosheid. Toen zijn er een aantal maatregelen genomen die gedeeltelijk werden
ingezet met een beperking van de uitkering in de sociale zekerheid. De degressiviteit van werkloosheidsuitkeringen in
functie van de tijd is van recentere datum, de afbouw van de sociale zekerheid heeft zich bijna tot heden voortgezet.
Er werd meer flexibiliteit ingevoerd in de arbeidsduurwetgeving. Bovendien dateert uit die periode de juridisch
rampzalige gewoonte van de wetgever om te werken met programmawetten. Hier is dikwijls weinig over nagedacht.
Deze kwaal loopt door tot vandaag (bijvoorbeeld: de programmawet van 26 december 2022 over het recht op
deconnectie, het recht op een 4/5 werkweek, het recht op een alternatieve werkweek, het recht op opleiding van
werknemers). Er is ook een verzamelwet van 3 oktober 2022 (Arbeidsdealwet). In de programmawet zitten ook veel
sectorale regelingen.
Er werden aantal maatregelen genomen met beperking uitkering SZ. Dus er kwamen een aantal beperkingen aan de
rechten van de werknemers.
- Er was een loskoppeling van de lonen aan het indexcijfer. Lonen gedeeltelijk losgekoppeld van dat indexcijfer
door de hoge inflatie (1978)
- De proeftijd voor arbeiders werd verlengd
- Meer flexibiliteit in de arbeidsduurwetgeving
- Rampzalige gewoonte van de wetgever om te werken met programmawetgeving: weinig systeem en waar
veel ongevallen mee gebeuren (bevat veel sectorale regelingen)
= toetreding tot de EU: verschillende maatregelen genomen onder Jean Luc Dehaene: besparingsmaatregelen die
gevolgen hadden in de WLH-uitkering. BE: WLH-uitkering is van onbepaalde duur en kan doorlopen tot de pensionering.
Andere landen: na verloop van tijd komt menin de sociale bijstand. In BE is dat niet het geval maar hier is de
degressiviteit in het bedrag van de werkloosheidsuitkering doorgeduwd. In de periode van gedeeltelijketerugval van
sociale bescherming was toen ook een verlenging van de proeftijd (nu enkel voor arbeiders en bedienden afgeschaft
maar niet voor studenten)
Codificatie – 21e eeuw
Koen Geens is erin geslaagd om een nieuwe codificatie van het burgerlijk wetboek door het parlement de loodsen. Er
is echter geen algemene codificatie van het arbeidsrecht. Er is wel gedeeltelijk gecodificeerd (bijvoorbeeld op het vlak
van de arbeidsveiligheid). Het was een periode die veel ups en downs kende en geen gouden periode meer. Er was
niet alleen een inhoudelijke achteruitgang, maar ook veel juridische vormgeving
Arbeidsovereenkomsten (1978):
Vroeger was er een algemene wet op de arbeidsveiligheid in de ondernemingen die moesten samengelezen worden
met talloze KB’s. Nu is er de codex ‘welzijn op het werk’. De arbiedsovereenkomstenwet van 1978 is een codificatie
4
Voordelen van het kopen van samenvattingen bij Stuvia op een rij:
√ Verzekerd van kwaliteit door reviews
Stuvia-klanten hebben meer dan 700.000 samenvattingen beoordeeld. Zo weet je zeker dat je de beste documenten koopt!
Snel en makkelijk kopen
Je betaalt supersnel en eenmalig met iDeal, Bancontact of creditcard voor de samenvatting. Zonder lidmaatschap.
Focus op de essentie
Samenvattingen worden geschreven voor en door anderen. Daarom zijn de samenvattingen altijd betrouwbaar en actueel. Zo kom je snel tot de kern!
Veelgestelde vragen
Wat krijg ik als ik dit document koop?
Je krijgt een PDF, die direct beschikbaar is na je aankoop. Het gekochte document is altijd, overal en oneindig toegankelijk via je profiel.
Tevredenheidsgarantie: hoe werkt dat?
Onze tevredenheidsgarantie zorgt ervoor dat je altijd een studiedocument vindt dat goed bij je past. Je vult een formulier in en onze klantenservice regelt de rest.
Van wie koop ik deze samenvatting?
Stuvia is een marktplaats, je koop dit document dus niet van ons, maar van verkoper justienvanstrydonck. Stuvia faciliteert de betaling aan de verkoper.
Zit ik meteen vast aan een abonnement?
Nee, je koopt alleen deze samenvatting voor €15,98. Je zit daarna nergens aan vast.