Jean-Paul Sartre en Jacques
Derrida
L-Filosofi sche grondslagen van de geesteswetenschappen
Einde van de moderniteit
Revolutie, grenzen geloof in wetenschap & onttroning subject
Hedendaagse continentale wijsbegeerte
o Nihilisme (Nietzsche)
o Fenomenologie (Husserl)
o Existentiële fenomenologie (Heidegger)
o Existentialisme (Sartre)
o Deconstructie (Derrida)
Hedendaagse analytische wijsbegeerte
o Wittgenstein I & II
Het existentialisme van Jean-Paul Sartre
(1905-1980)
Existentiële fenomenologie : nadruk op authenticiteit van de mens die in
spel van vrijheid en bepaaldheid zijn individuele existentie gestalte geeft
o Kreeg veel aanhang in de jaren van wederopbouw na Wereldoorlog
Twee, vooral in Parijse intellectuele kringen, waar men al snel van
‘existentialisme’ gaat spreken
Sartre is de gangmaker van existentialisme en radicaliseert de
vrijheidsgedachte die in de existentiële fenomenologie naar voren kwam
Belangrijkste werken:
o L’être et le néant (1943)
o L’existentialisme est un humanisme (1946)
o La nausée (roman, 1938)
1
, ‘Pour soi’ en ‘en soi’
Herneemt stelling Husserl dat het specifiek menselijke ligt in het
bewustzijn: mens is een wezen dat betrokken is op zichzelf en op het
andere
o Dat bewustzijn heeft existentie (≠ gewoon bestaan)
Dingen, planten en dieren bestaan ook, maar hebben geen
zelfbewustzijn, beschouwen zichzelf niet als betrokken op de
dingen
Specifieke existentie van de mens is pour-soi: een werkelijkheid die voor
zich is, en waarvoor andere werkelijkheden (kunnen) zijn
Mens zijn is iets anders dan een ding zijn
Typische eigenheid van pour-soi wordt bepaald door het bewustzijn
De dingen zijn slechts wat ze zin, ze zijn een pure gegevenheid, en vallen
volledig met zichzelf samen
Ze zijn en-soi: op zichzelf bestaand
‘L’être et le néant’
en-soi pour-soi
pure positiviteit mens wordt gekenmerkt door vrijheid
het is het zijn (l'être), dat restloos is gerealiseerd mens heeft mogelijkheid zijn/haar bestaan andere wending te
geven
mens valt nooit samen met zijn feitelijkheid: bundel mogelijkheden
waartussen hij altijd keuzes moet maken
negativiteit (ingesteld door afstand, afwezigheid, negatie, kortom
het 'niets (néant) waardoor pour-soi nooit samenvalt met zichzelf
hij laat zich nooit vastpinnen op een vaste bepaling, waardoor hij
vrij is om andere bepalingen op te nemen
niet-zijn ( l'être)
het ontsnapt aan zichzelf, is altijd meer dan wat het is
pour-soi kent zichzelf op grond van de negatie van al wat zich
tegenover het pour-soi poneert
dat iets zich tegenover mij plaatst als object, betekent dat ik op de
eerste plaats besef dat ik dat object niet ben
zelfbewustzijn ontstaat op moment dat iets in de werkelijkheid
beseft dat het zich van al het andere onderscheidt
negatie is wezenlijke voor bestaan pour-soi
‘Menselijke vrijheid valt wezenlijk samen met het niets dat zich in de kern
van de mens bevindt’
Vrijheid is niet samenvallen met dit of met dat, maar altijd de mogelijkheid
open houden om (ook nog) iets anders te zijn (mens is een néant)
2
, Identiteit van de mens als pour-soi ligt nooit vast: het subject heeft geen
‘essentie’ of ‘wezen’ dat eens en voorgoed is bepaald
‘L’existence précède l’essence’
Dat ik ben gaat vooraf aan wat ik ben
Ik moet mezelf scheppen, het mens-zijn steeds opnieuw uitvinden (~
Heideggers stelling dat de mens een ‘ontwerp is’: de mens geeft zelf invulling
aan wat het betekent ‘mens’ te zijn
‘Het vorige ontwerp stort in elkaar en glijdt weg in het verleden, ten voordele van
een nieuw project dat oprijst op de puinen van het vorige’
Stelling is wat overdreven: niemand zal ooit kunnen ontsnappen aan concrete
invulling die hij reeds aan zijn vrijheid heeft gegeven
Vrijheid toch altijd opgenomen in een welbepaalde invulling van onze
persoonlijkheid
Stelt geen grenzen aan het ontwerp; gaat zeer ver in affirmatie souvereine
vrijheid (bij Heidegger altijd gekleurd door factiteit en ‘vervallen’)
Mens-zijn, volgens Sartre, impliceert mogelijkheid om op eender welk moment
ons project fundamenteel te heroriënteren
We kunnen ons altijd ‘bekeren’, dat is: afstand doen van datgene waarvoor we
stonden, en iets totaal nieuws ontwerpen
Tot vrijheid gedoemd
In vrijheid is mens tegelijk held van een epos èn van tragedie: ik ben vrij,
ik kan dus in alle vrijheid mijn bestaan bepalen, maar tegelijkertijd moét ik
vrij zijn, kan ik niet anders dan mijn bestaan te bepalen
’L’homme est condamné à être libre’, we zijn gedoemd om vrij te zijn
Moeten keuzes maken, of we dat nu willen of niet
In maken van keuzes verder geen houvast geboden
Zijn op radicale manier verantwoordelijk voor onze keuzes
o Zelfs als ik beslis om te doen wat anderen doen, en dus mijn
verantwoordelijkheid probeer te ontlopen, dan nog zal dat mijn
keuze zijn, waarvoor ikzelf ten volle verantwoordelijk ben
3