Politicologie
Belang van de politiek
Invloed op het dagelijkse leven, op de maatschappij
• Voorbeeld: invoeren van autogordel in 1975
- > kwam veel verzet tegen, is dit geen persoonlijke keuze?
-> de zoektocht naar wat een overheid moet doen begon
Groot gevolg: geschat 30.000 doden minder (B en NL)
Politiek heeft dus impact
-> Beperkte ‘maakbaarheid’ van de samenleving (economie, mentaliteit…)(vb. transmigrantencrisis,
vluchtelingencrisis, bourkiniverbod, radicalisering)
->Nationale politiek verliest zijn greep t.o.v. de VN en de EU
Besluit: politiek heeft een degelijke impact, maar moet ook steeds de realiteit achterna hollen.
Wetten moeten plots worden opgesteld na het vertonen van een nieuw fenomeen.
vb: bescherming van de online consument; boerkiniverbod?; …
Comparative politics
-> subdiscipline
Door middel van verschillende landen/gewesten/… te vergelijken krijg je inzichten
Met andere politieke instellingen
Met zelfde politieke instellingen
• ‘If you only know one country, you do not know any country at all’ (Lipset)
• België/Nederland voortdurend gaan vergelijken (& UK)
• = belangrijke tak in de politieke wetenschappen (bestuurskunde, IP en politieke filosofie)
Voorbeeld: Vlaanderen met Wallonië gaan vergelijken
-> VL stemt rechts, W stemt links. Rechts wordt gewoon genegeerd in W.
Hoofdstuk 1: Politiek en Politieke wetenschap
1.1 het begrip ‘politiek’
- voorbeeld in boek met de fietsvereniging waarbij er discussie ontstaan tussen de oudere en jongere
leden omdat ze andere tochten willen = politiek (want sturen van een samenleving)
• Politiek = sturen van de (een) samenleving
-> afspraken als mensen iets samen willen doen
-> tussen twee personen, naar grotere groep, naar organisatie, naar land = meer afspraken = formeel
(neergeschreven worden; complexere regels; …)
-> Πολιτικα (politika) = dat wat met de polis (stedelijke samenleving) te maken heeft
, - zoön politikon (Aristoteles)
-> = per definitie ook omgaan met conflicten en verschillen in een samenleving
• = brede definitie (politiek is overal)
-> Overal waar er regels bestaan
-> Ook in verenigingen en organisaties (zonder de regels loopt alles in het honderd; het is niet omdat
de regels niet zijn neergeschreven dat ze er niet zijn)
Definitie uit het boek, wat we dit jaar bespreken:
“We bakenen de politiek af als alles wat te maken heeft met het besturen van een territoriaal
gefundeerde samenleving.”
1.2. Variaties in de politiek
1. Territorium (in een bepaald gebied)
o Welk soort samenleving wordt gestuurd?
->een land is een andere afbakening dan verenigingen
o Samenlevingen met en zonder territorium
o Kan je er uit stappen of niet?
o Mét territorium = omvattender (je moet verhuizen om te ontsnappen aan de regels)
-> binnen een vereniging moet je de regels volgen, wanneer je er niet bent niet meer
-> in een land moet je de regels voortdurend volgen
-> territorium: meest belangrijke en meest omvattende vorm van sturing voor ons
o Staat = pol. systeem met grondgebied (vs. katholieke kerk; wilde ook ‘sturen’)
-> intern bestuurd
o Niet alleen staten (decentralisatie en internationalisering)
MAAR: politiek kan ook variëren naar inhoud en reikwijdte.
-> politiek gaat verder dan het functionele lidmaatschap van een vereniging/samenleving -> kan zeer
die ingrijpen in he persoonlijke leven
2. Cultureel
o Reikwijdte
-> verschillende opvattingen over mate waarin politiek/regels mogen ingrijpen (vb: criminaliteit;
mobiliteit -> in welke domeinen mag politiek ingrijpen?)
-> vb: criminaliteit -> nog steeds een conflict over hoe het te bestrijden
o Verschuivende opvattingen
• 19de eeuwse ‘nachtwakersstaat’ (ordehandhaving, defensie, belastingen)
• Steeds meer vragen om domeinen ‘politiek’ te regelen (vb. arbeidersbeweging en sociale
bescherming; vrouwenbeweging en partnergeweld)
• Enorme explosie van politiek ingrijpen (huisvuil; roken).
• Politieke cultuur wijzigt: grenzen tussen privé en publiek verschuiven/verdwijnen
-> vb: verplicht aanwerven van mensen met een migratieachtergrond door werkgevers; mystery
calls; roken in bijzijn van kinderen
,Uitleg begrippen:
- mystery calls: inspecteurs mogen bij het telefoneren zich voordoen als eender wie om de dader te
kunnen pakken en mogen zelfs strafbare feiten plegen
- nachtwakersstaat: een staat waarin de overheid zich zo weinig mogelijk bemoeit met de burgers
3. Vormen (inhoud)
o Welke vorm neemt de sturing van de (territoriale) samenleving aan?
-> er moeten hiervoor enorm veel keuzes voor worden gemaakt
o ≠ tussen politieke systemen (‘regimes’)
-> andere landen hebben verschillende vormen, want ze hangen af van die keuzes
politiek regime = gebouwd op de vraag wat de grote principes zijn die ten grondslag liggen aan het
functioneren van het bestel
o Classificaties (zie ook nog p24)
• Democratische vs. autoritaire regimes
-> Macht = tijdelijk, gespreid, via verkozen vertegenwoordigers, fundamentele rechten
-> vraag: is Rusland wel zo democratisch?
• Unitaire vs. federale staten
-> Bestuur vanuit één punt of niet
• Variaties in instellingen en procedures
-> Verkiezingen: partijen, parlement, grondwet, staatshoofd…
Wat doet een politicoloog?
• Doel = regelmaat ontdekken in fenomenen (patronen) = complexe fenomenen vereenvoudigen
• Sociale werkelijkheid = complex (reflexief)
• Werkelijkheid ‘formaliseren’ in variabelen / analytisch
• Structuren: posities en rollen determineren gedrag (niet alleen persoonlijkheden)
-> vb: Charles Michel werd nooit kwaad als premier -> ligt dat aan zijn persoonlijkheid of aan zijn rol
als premier?
• Patronen zie je door te vergelijken, twee manieren:
-> Veel waarnemingen (grote N)
-> Goed gekozen waarnemingen (kleine N)
Goede combinatie van deze twee zorgt voor een goed beeld.
Uitleg begrippen:
- reflexief: vb ->voorspellen van stemgedrag is een zeer moeilijke taak, want bij het uitbrengen van je
bevindingen, zijn deze al gedateerd
-> jouw bevindingen hebben invloed op andere hun stemgedrag, deze die je peiling lezen.
1.3. Politieke wetenschap
Veel groepen praten over politiek:
• Burgers, journalisten, kunstenaars…
• Politieke wetenschappers willen politieke gebeurtenissen en instellingen beschrijven, begrijpen en
, verklaren (journalisten ook)
• Daarom volgen ze eigen regels (politicologen)
1. Intellectuele distantie:
• Doel is niet in de eerste plaats te zeggen hoe het moet en om zelf deel te nemen
• Maar neutraliteit bestaat niet (voorkeuren, belangen, interesses…) (= essentie van sociale
wetenschappen)
• Keuze van onderwerpen (vb. groene vs. rechts-populistische partijen, terrorisme, vrouwen en
politiek…)
• Politicoloog doet verslag van zijn bevindingen (kan dan gebruikt worden)
Journalisten gaan uit van een mening, zijn minder objectief (volgens prof, vind goede
argumentatie om op examen daarover in discussie te gaan)
2. Wetenschappelijke methode
• (Vele,) bewust ingezamelde waarnemingen
o Systematische inzameling van gegevens (vs. ad hoc)
o Gebeurtenis duiden als fenomeen dat uiting is van een bredere categorie (algemeen
verschijnsel)(vb. Belgisch confederalisme)
o Vergelijking, bewust zoeken naar gelijkaardige en verschillende cases
• Keuze van onderzoekstechnieken
o Hoe data analyseren?
o Kwantitatief of kwalitatief (vb. vrouwen in parlement)
• Open rapporteren over wat en waarom
o Repliceerbaarheid (vs journalistiek)
-> politicologen zijn zeer transparant over de methode die ze gebruiken en welke bronnen,
journalisten houden deze voor zich.
o Controleren en verfijnen (cumulatief)
Uitleg begrippen:
- ad hoc: specifiek voor een bepaald geval
1.4. Instrumenten van de politieke wetenschap
• Eigen ‘taal’ van politieke wetenschappen: orde brengen in de chaos, complexiteit
• Instrumenten van die taal zijn (1) concepten, (2) modellen, en (3) theorieën
1. Concepten
▪ Een begrip of algemene categorie dat een verschijnsel precies afbakent (vb. gender vs.
geslacht) (vb. politieke partijen; participatie)
▪ Zonder concepten kunnen we niet over politiek spreken; maakt politieke werkelijkheid
bespreekbaar
▪ Hoofd- en bijzaken van elkaar onderscheiden
-> essentie duidelijk maken