HOOFDSTUK 1 – GRIEKENLAND
PP LES 1
Inleiding: Europa
- migratie vanuit Midden-Oosten naar Europa (Griekenland)
narratieve manier om mensen te doen begrijpen
= verhaal van Zeus die verliefd wordt op Europa, in vorm van een stier ontvoert
hij haar, ze krijgen 3 kinderen
- opgevolgd in de kunstgeschiedenis: Rubens en Moreau, Europees parlement
toont steeds andere kijk (ontvoering, vrijwillig vertrek,…) op verhaal en migratie zelf
Literatuur: inleiding
- enge definitie: roman, poëzie, theater
brede definitie: elke uiting van cultuur in orale of geschreven (“littera”) vorm
(religieuze teksten, filosofische teksten, wijsgerige traktaten, geschiedschrijving, wetenschappelijke traktaten,
politieke teksten, redevoeringen)
- vooral in oude verhalen: helden
= meestal mannelijk, overwint obstakels
! definitie evolueert doorheen de tijd (bv. Romantiek = antiheld)
- wij focussen op geschreven transmissie
transscripties doorheen de jaren (> fouten, toevoegingen)
palimpsesten = hergebruiken perkament oude geschriften (bv. Cicero onder Augustinus)
bibliotheek Alexandrië: eerste literatuurwetenschappers + Homerische kwestie = wat
is van hem en wat niet? teruggaan naar de pure tekst adhv. verschillende versies
conclusie: veel verloren gegaan door de vergankelijkheid van het schrift
Belang van het schrift
Jack Goody: door schrift primitief, letterlijk denken > abstract, wetenschappelijk denken
- abstract denken: woord = vluchtig opschrijven > bestuderen
meta-denken = kritische reflectie
- collectief geheugen: daarvoor mondelinge overlevering, schrift ‘fixeert’
Onstaan van het boek
Egypte: papyrus(rollen)
Romeinse Rijk (Pergamon bibliotheek) 1ste E: perkament > codex = boek
China: papier 8ste E > 12de E verspreiding Europese vasteland via Byzantium
1455 boekdrukkunst Gutenberg
eerste boek = Bijbel = erkenning van de canon
1455-1500: 12 miljoen boeken
begin van het idee van één enkele waarheid
1
,Fundamentele begrippen
1. de canon
- teksten die exemplarisch en belangrijk zijn
- ontstaan uit religieuze context (authentieke canon boeken apocriefen)
- literair: klassieke auteurs = navolgbaar = erkend en gelezen
! constructie: nooit neutraal, discussieerbaar
> esthetische smaak en politieke/religieuze/gender normen
2. imitatio en aemulatio
- imitatio: navolging van eerdere belangrijke werken (ontstaan in retoricascholen Oudheid)
- aemulatio: overtreffen van het gevolgde voorbeeld
- Renaissance: dialect tot cultuurtaal verheffen + grote werken door onstaan
- continuïteit oudheid en moderniteit
! conflict: 17de eeuw
voorbeeld Petrarca
zocht naar taal om liefdeservaring uit te drukken > topos koud en warm
velen na hem daardoor geïnspireerd = imitatio
continuïteit (herkenning, identificatie) + cliché
imitatio
- factor doorgeven klassieke beschaving: literaire genres en vormen + thema’s
- positieve lading: herkenning, meerwaarde
! na Romantiek negatieve lading: not done om te kopiëren
= concept ‘auteur’ en ‘originaliteit’
3. mimesis
principe dat kunst = nabootsing werkelijkheid
Platonische visie Aristotelische visie
negatieve visie: gaat op zoek naar positieve visie: vindt interessant, verdedigt
waarheid, de essentie van dingen (de Idee) idee van de fictie
MAAR taal nodig om idee te verspreiden schrijven over dingen die zouden
vindt daarin beperking, kunnen gebeuren, dingen die we
zeker bij kunst! nog niet begrijpen
17de E: Jansenisten lezer kan fictie van werkelijkheid
veroordelen theater als schijn, onderscheiden
valse waarden, valse ideeën niet meegesleept maar catharsis = inzicht
18de E: literatuurtheoretici t.o.v. roman 19de E: bewustzijn uitschakelen om
lezer is lui, laat zich door passie meevoeren esthetische ervaring volledig te beleven
willing suspension of disbelief
kritiek op computergames
2
, 4. de drie klassieke genres
afhankelijk van mate waarin auteur in werk optreedt
- drama: personages spreken in directe reden zonder tussenkomst auteur
- lyriek: auteur spreekt
- epiek: afwisselend verteller en helden die spreken
4.1 Drama
- Grieke tragedie (5de E v.C.): conflict mens god
- Elizabethaanse tragedie (16de E): hoogstaand personage het lot/menselijke natuur
menselijke tekorten = hamartia
- Burgerlijke tragedie (18de E): individu sociale omgeving
wet v/d 3 eenheden: eenheid tijd (24 u), plaats (1 plek), handeling (1 gebeurtenis)
catharsis = inzicht ‘zuivering van onze gevoelens’ ≠ meegesleept door passie
door: angst (val van hooggeplaatst iemand kan ons ook overkomen) + medeleven
komedie is reactie hierop = subversief
4.2 Lyriek
Griekse oorsprong: lied begeleid door lier
het innerlijke, subjectieve = non fictie (echte gevoelens)
1) koorzang: invloed uit dramatiek, strofe en antistrofe (dithyrambe)
2) solozang
3) didactische verhalen (fabels Aesopus)
- Elegie: antiek gedicht in disticha (strofen uit 2 versregels)
dood/tragische gebeurtenis > klaaglied, treurzang
meer aandacht voor tekst dan voor ritme
- Ode: complexe strofenbouw, verheven onderwerp
- Sonnet 13de E: 14 verzen (twee kwatrijnen en twee terzetten), Renaissance
Petrarca sonnet 4/4/3/3 abba abba cdc cdc (of cde cde)
Ronsard type 4/4/3/3 abba abba ccd ede (of ccd eed)
Shakespeare sonnet 4/4/4/2 abab cdcd efef gg (= couplet)
4.3 Epiek
Epos of heldendicht
- omvangrijk (zie adj. ”episch”)
- versvorm
- grootse daden van goden en mensen
- belangrijke historische of legendarische gebeurtenis
- snijvlak van orale (sagen) en schriftelijke (epos) literatuur
- zangers of aedon verbonden aan hof van vorst
- aristocratisch publiek
- ”helden” en hun ”avonturen”
- improvisatie
3
, - chronologische structuur
- korte zinnen
- formules: bvb. incipit: "je commence", "ik bezing", "muze zing"
- parallellismen
- herhalingen
4