Begrippen sociologie
Sociologie/samenlevingskunde
De combinatie van socius (Latijns voor metgezel; societas is samenleving) en logos (Grieks voor kennis, kunde, wetenschap, wetten).
Sociologie gaat over hoe mensen samenleven in allerhande sociale verbanden.
De wetenschap die (1) de maatschappelijke patronen en structuren bestudeert, (2) in hun ontstaan, voortbestaan en veranderen, en (3) tevens
het sociale handelen van mensen in de interactie met deze patronen en structuren.
Sociologische verbeelding
Het vermogen om afstand te nemen van onze dagelijkse levens en er anders naar te kijken, los van de vertrouwde routines en met een frisse
blik waardoor een dagelijkse ervaring wordt gekaderd binnen de brede samenleving.
Statussymbool
Een teken dat niet functioneel wordt gebruikt (zoals het uniform van een politieagent), maar als verwijzing naar rijkdom, macht, prestige.
Contingent
Verwijst naar de maatschappelijke context die ook anders kon geweest zijn. Dat wil niet zeggen dat die context arbitrair zou zijn.
Arbitrair
Willekeurig of toevallig
Latente deprivatiemodel
Model van Marie Jahoda waarin ze stelt dat betaalde arbeid, naast de bekende manifeste functie (een inkomen en andere materiële voordelen
verwerven), ook een aantal latente, verborgen, functies bezit.
SES
Sociaal-economische status; waardering die iemand krijgt voor de positie op de sociaaleconomische ladder
Sociaal handelen
Handelen dat betekenisvol betrokken is op dat van de anderen, en kan gericht zijn op verleden, heden en toekomst. Hoeft niet over
samenwerking te gaan; ook strijd is sociaal handelen. Niet alle handelen in de publieke ruimte is sociaal handelen en ook niet-handelen kan
sociaal handelen zijn.
Mattheuseffect
Mechanisme dat wijst op de middenklasse die meer vruchten plukt van sociale voordelen en diensten, zoals gezondheidszorg of onderwijs,
dan de lagere inkomens voor wie ze van levensbelang zijn (en voor wie ze vaak ook bedoeld zijn).
Sociale cohesie
De samenhang in de samenleving
, Nature versus nurture
Nature gaat over de genetische aanleg van een persoon, over het genetisch materiaal dat van ouders op kind wordt doorgegeven. Deze erfelijke
eigenschappen hebben zowel met lichamelijke kenmerken te maken (de kleur van haar of ogen, de aanleg om te verdikken, de gevoeligheid
voor bepaalde ziektes) als met intelligentie en karakter. Nurture staat voor de maatschappelijke omgeving waarin een persoon opgroeit – het
gezin, de buurt, de school, de vriendenkring, de samenleving, de waarden en normen van die samenleving – en de invloed die deze omgeving
heeft op de ontwikkeling van zijn persoonlijkheid. Sociologisch gaat het over het belang van het socialisatieproces of, eenvoudiger gesteld, over
de opvoeding die iemand ontvangt via deze instituties. Dit is een discussie binnen de wetenschap.
Solidariteit
Wat een samenlevingsverband (groep, organisatie, samenleving,..) samenhoudt, het bindmiddel, ... Er wordt een onderscheid gemaakt tussen
een mechanische en organische variant
Structurele solidariteit
Solidariteit die duurzaam en ingrijpend impact heeft op onze samenleving (bijvoorbeeld de sociale zekerheid).
Belangenconflict
Wanneer actoren in een situatie van relatieve schaarste dezelfde sociale goederen opeisen.
Waardeconflict
Wanneer actoren overtuigd zijn van hun eigen morele gelijk en aan de ander opvattingen, waarden of normen willen opdringen.
Sociale kwestie
De sociale kwestie gaat over de blijvende sociale ongelijkheid. Vroeger was dit zichtbaar in de erbarmelijke werk- en leefomstandigheden van
de arbeiders in de 19de eeuw, over hun vervreemding en uitbuiting (Marx), over normverval of anomie (Durkheim), over de bedreiging van de
individuele vrijheid door bureaucratisering (Weber). Ook vandaag houden sociologen zich intensief bezig met sociaalproblematische
toestanden en ontwikkelingen.
Self-fulfilling prophecy
De zichzelf waarmakende voorspelling; het ingrijpen in het sociale gebeuren maakt dat het voorspelde sociale fenomeen ook werkelijkheid zal
worden.
Self-destroying prophecy
De zichzelf vernietigende voorspelling; het ingrijpen in het sociale gebeuren maakt dat het voorspelde sociale fenomeen nét niet de
werkelijkheid zal zijn.
Het civilisatieproces
Proces beschreven door N. Elias hoe ‘goede manieren’ geleidelijk aan hun weg vonden naar alle lagen van de bevolking. Natuurlijke behoeften,
zoals hoesten, snuiten en spugen, mochten niet langer in het openbaar worden bevredigd en ook ‘beschaafd’ taalgebruik en ‘beschaafde’
tafelmanieren werden gemeengoed. Waar vroeger ons gedrag werd gereguleerd door externe dwang, is het maatschappelijke verkeer nu veel
afhankelijker geworden van de discipline van het individu.