body of knowledge = een geheel van overdraagbare
kennis in de vorm van diverse
sociologische theorieën
Détermination du fait moral = Sociologisch onderzoek over moraal waarin
Emile Durkheim onderzoekt in welke sociale
contexten wordt beoordeeld als goed en wat
als slecht
Intergenerationele solidariteit
DEEL 1: Het vizier: de sociologische kijk
Hoofdstuk 1: Wat bestudeert de
sociologie?
Actorperspectief = Theorieën vanuit actorperspectief
onderzoeken de sociale constructie van de
sociale werkelijkheid
systeemperspectief = theorieën vanuit systeemperspectief
onderzoeken de sociale bepaaldheid door na
te gaan hoe en bepaald systeem het sociaal
handelen beïnvloedt
Horizontale niveau ~De Waal = heeft betrekking op wat tussen mensen
gebeurt, in de relaties tussen mensen, het
niveau van de interactie, de wederkerige
beïnvloeding = het één-op-één moraal
Verticaal niveau ~De Waal = Heeft betrekking op wat de horizontale
verbondenheid overstijgt, dat geheel waar
alle mensen ook deel van uitmaken
Verticale pool = de actor = wordt gekenmerkt door het
sociaal handelen
Horizontale pool = de context en het resultaat van het sociaal
handelen = het systeem
Circulaire causaliteit = tussen actor en systeem = actoren maken
hun sociale context én worden er
terzelfdertijd door bepaald. De wisselwerking
tussen sociale constructie en sociale
bepaaldheid is het circulaire proces
actorperspectief = de studie onderzoekt de sociale constructie
van de sociale werkelijkheid
systeemperspectief = de studie onderzoekt de sociale
bepaaldheid door te gaan kijken hoe een
bepaald systeem met eigen kenmerken en
wetmatigheden het sociaal handelen
beïnvloedt
sociologie - = een wetenschap die zich bezighoudt
met het analyseren, beschrijven en
verklaren van :
1. Het gedrag van en tussen mensen voor
zover dat beïnvloed wordt door het feit dat
zij in bepaalde verhoudingen tot elkaar
staan; en van
, 2. De daaruit voortgekomen – min of meer
vaste- gedragspatronen, structuren en
bindende opvattingen in hun ontstaan,
voortbestaan en veranderen
Sociaal handelen ~Weber = het zinvol betrokken zijn op anderen
Sociaal handelen = = handelen is sociaal wanneer de actor, op
basis van de subjectieve betekenis die hij aan
dat handelen toekent, rekening houdt let het
gedrag van anderen en daar door wordt
beïnvloed
Affectief sociaal handelen ~Weber = handelen op basis van emotie
Traditioneel sociaal handelen ~Weber = vorm van sociaal handelen dat is bepaald
door de gewoonte of traditie
Doelrationeel handelen ~Weber = handelen dat oog heeft op het bereiken van
een concreet vooropgesteld doel
Waarderationeel handelen ~Weber = een vorm van sociaal handelen dat vertrekt
vanuit de overtuiging dat dit handelen op zich
een ethische, religieuze, esthetische of
sociale waarde vertegenwoordigt
Thomas – theorema = “If men define situations as real, they are
real in their consequences."
= de manier waarop mensen een situatie
waarnemen en interpreteren, invloed heeft op
hun gedrag, ongeacht of die waarneming
overeenkomt met de objectieve
werkelijkheid. Met andere woorden, de
subjectieve interpretatie van een situatie
bepaalt de gevolgen ervan.
Definitie van de situatie = de interpretaties en niet (alleen) de
objectieve kenmerken van de situatie zijn
bepalend voor het verloop ervan
Selffulfilling prophecy = de zelfbevestigende uitspraak =
voorspellingen komen uit als ze als
voorspelling het gedrag van actoren bepalen
<-> self-denying prophecy
The looking-glass self = de menselijke identiteit komt tot stand
doordat mensen zich voortdurend afvragen
hoe zij er in de ogen van anderen uitzien én
hoe ze zullen worden beoordeeld
Perverse effecten = de effecten van sociaal handelen door
actoren die zowel onbedoeld als ongewild
zijn, maar ontstaan door het samenspel van
interacties tussen actoren
Mattheus-effect = een voorbeeld van perverse effecten = zij
die al hebben, zullen nog krijgen, zij die weinig
hebben, wordt nog ontnomen
Gentrificatie = een sociaal, economisch en cultureel
proces waarbij een verouderde of
achtergestelde buurt wordt opgeknapt en
aantrekkelijker wordt voor mensen met een
, hoger inkomen. Dit leidt vaak tot
veranderingen in de bevolkingssamenstelling
en het karakter van de buurt.
Anomie ~ Durkheim = het te weinig overeenkomen van de eigen
waarden ene normen met die van de
samenleving
Altruïstische zelfdoding = individuen zijn sterk geïntegreerd binnen
een sociaal systeem, het compleet opgaan
van het individu in de groep
Egoïstische zelfdoding = groepen of samenlevingen zijn weinig
sociaal geïntegreerd. Er is geen/onvoldoende
binding met anderen en dus geen zekerheden
Anomische zelfdoding = normloosheid of normverwarring
Fatalistische zelfdoding = te veel aan regels en individuen kunnen zelf
geen keuzes maken
Cultuur = kennis, producten, verwachtingen,
doeleinden, waarden en normen, die het
gedrag van individuen gaan leiden
Anomietheorie ~Merton = een sociologische theorie die probeert te
verklaren waarom mensen zich afwijkend of
crimineel gedrag vertonen. De theorie is
gebaseerd op het concept anomie,
oorspronkelijk geïntroduceerd door Émile
Durkheim, dat verwijst naar een toestand van
normloosheid of verwarring over sociale
normen.
Anomie ~Merton = wanneer de discrepantie tussen de
culturele doelen enerzijds en de cultureel
aanvaarde middelen anderzijds groot is in de
samenleving is er een spanningsveld
Conformisme = Als een individu akkoord gaat met de doelen
en beschikt over de institutioneel aanvaarde
middelen om die te realiseren
Innovatie = individu streeft de doelen na, maar beschikt
niet over de legitieme middelen
Ritualisme = individu houdt zich aan de in de
maatschappij aanvaarde middelen, maar
heeft de voeling verloren met de
doelstellingen
Retraitisme = individu heeft geen voeling met de
doelstellingen, ook de institutioneel
aanvaarde middelen om die te realiseren
verwerpen ze.
Rebellie = gedragsalternatief dat gekenmerkt wordt
door het streven naar het realiseren van
nieuwe doelen die de algemeen gangbare
afgekeurde doelstellingen moeten vervangen
. bovendien zullen zij dat realiseren door
andere middelen te gebruiken
Hoofdstuk 2: Gelaagdheid van de
sociale context