Academiejaar 2020 – 2021 lawstudentatvub@outlook.com Bachelor 2
Legende
Fluogroen = titels gebaseerd op de PowerPoint
Fluogeel = belangrijke zaken (arresten, hedendaagse voorbeelden, verwijzingen naar wetboek…)
Subcategorie = tussentitels gebaseerd op de PowerPoint
Vetgedrukt = belangrijke begrippen, sleutelwoorden en verwijswoorden
“Personenrecht”: hoofdstukken 2 t.e.m. 8
A. Situering
Het personenrecht handelt over de juridische status van een persoon:
• Voorwaarden van het bestaan van een persoon
• Identificatie
• Bekwaamheid van een persoon
• Persoonlijkheidsrechten
B. Bronnen
Het zijn in hoofdzaak federale materies. D.w.z. dat de relevante regels terug te vinden zijn in het
Burgerlijk wetboek, Gerechtelijk wetboek en in Bijzondere federale wetten (vb. Wet DAVO).
Uiteraard zullen er ook naar deelstatelijke materies moeten gekeken worden want de
persoonsgebonden aangelegenheden zijn de bevoegdheden van de gemeenschappen.
Voorbeelden hiervan zijn; jeugdbescherming, gezinsbeleid, jeugdhulp en jeugdbijstand, bepaalde
aspecten van adoptieregeling, …
Daarnaast zijn er ook in toenemende mate het internationaal en Europees niveau relevant. Het
Europees Verdrag voor de Rechten van de Mens (EVRM) zal een belangrijke koepel vormen voor
dit vak. Ook tal van andere verdragen zijn pertinent voor het personen – en familierecht
waaronder het Haags adoptieverdrag en het Kinderrechtenverdrag…
Rechtspraak (GwH, Cass., …) speelt een cruciale rol in het personen – en familierecht. Vaak is het
wettelijke kader niet geheel aangepast aan de ontwikkelingen in de maatschappij. Daarom is het
aan de rechter om daar gelijke pas te houden. Alhoewel er heel veel vonnissen en arresten zijn
uitgesproken door lagere rechtbanken respectievelijk hogere rechtscolleges, heeft dit telkens
betrekking gehad op dit vak als dusdanig, in het bijzonder het afstammingsrecht dat in meerdere
mate werd mee geïnspireerd door de rechtspraak van het Grondwettelijk Hof. Daarnaast doet de
wetgever ook zijn best om de ontwikkelingen in de maatschappij bij te houden en heeft met name
de Minister van Justitie Koen Geens een aantal fundamentele hervormingen doorgevoerd om het
personen – en familierecht bij de tijd te houden. Hier gaat het onder meer om het
echtscheidingsrecht, burgerlijke stand, Potpourri – wetgeving (procedure) en kinderalimentatie,
…
1
, Academiejaar 2020 – 2021 lawstudentatvub@outlook.com Bachelor 2
C. Inhoud
Het personenrecht valt uiteen in “algemeen personenrecht” (van toepassing op alle personen
zonder onderscheid te maken) en “bijzonder personenrecht” (van toepassing op bijzondere
categorieën van personen zoals minderjarigen, meerderjarige beschermde personen…).
D. Hoofdstuk 2 – Personen
Het begrip “persoon”
Algemeen
Wanneer we spreken van “een persoon” in het recht, dan bedoelen we m.a.w. elke
entiteit die bestemmeling kan zijn van rechtsnormen die men rechten en plichten gaan
toekennen. Er wordt weleens “een rechtspersoon1” of “een rechtssubject2” gezegd.
Dus “de rechtspersoon” sensu lato valt uiteen in natuurlijke/fysieke persoon (wij ademen;
het leven) aan de ene kant, in rechtspersoon sensu stricto (= Zuiver juridische entiteiten;
fictie/creatie van het recht, ze ademen niet) aan de andere kant. Als we het zullen hebben
over personen, dan zullen we het voornamelijk hebben over natuurlijke zuivere fysieke
personen.
Wat betreft “de rechtssubjecten”, staan ze juist omwille van hun actieve rol in het recht
in contract met “de rechtsobjecten3”. Volgens de traditionele benadering van ons recht
staan zijn enkel mensen als onderdeel van levende wezens de voorname subjecten van
het recht. Alle andere levende wezens zijn de objecten van het recht. Dit is uiteraard een
controversieel voorbeeld. Een dier als louter rechtsobject komen niet in overeenstemming
1
Gebruikt in sensu lato of in brede betekenissen. Een rechtspersoon in de brede zin is een bestemmeling van
rechten en plichten in het rechtsverkeer.
Vaak wordt “de rechtspersoon” ook gebruikt in zijn sensu stricto of in strikte betekenissen; als contrast tegenover
de natuurlijke of fysieke persoon.
2
Personen als dragers/titularissen van rechten en plichten actieve rol in het recht spelen. D.w.z. dat ze die rechten
en plichten ook effectief gaan beginnen uitoefenen. Met andere woorden zijn rechtssubjecten onderwerpen van
2 het recht.
3
Voorwerpen van rechten en plichten hebben een ondergaande rol in het recht.
, Academiejaar 2020 – 2021 lawstudentatvub@outlook.com Bachelor 2
te staan met de actuele positie van de dieren, de manieren waarop we vandaag de dag
omgaan met dieren… (zie verder)
Dieren
Zoals hierboven aangehaald zijn dieren de objecten van het recht. Dit impliceert dat een
dier volgens het recht een voorwerp/goed is van het recht. De categorieën die het
zakenrecht onderscheidt zijn eveneens van toepassing op de dieren als rechtsobjecten
(zgn. roerende en onroerende goederen). In het bijzonder houdt dit ook in dat dieren
voorwerpen zijn van het eigendomsrecht. Men kan bijvoorbeeld een eigenaar zijn van een
goederen en dieren; men heeft anders gezegd het volle genot over het gebruik van
goederen en dieren.
Voorzichtig zien we wel een evolutie waarin men zit na te denken over het mogelijke
nieuwe statuut van het dier. Vandaar spreekt men over “de voorzichtige de-objectivering
van het dier”. Een heel grote katalysator van die discussie is de dierenwelzijnswetgeving4
(gewestelijke materie°).
Wet van 4 februari 2020 heeft het zogenaamde boek III “Goederen” van het Burgerlijk
Wetboek aangenomen. Hiermee is het nieuwe Goederenrecht ingevoerd, maar nog niet
inwerking getreden5. Men wil in praktijk een ruime overgangsperiode geven om alvast de
nodige regelingen te treffen met het oog zich vertrouwd te maken met de nieuwe
bepalingen. In dit nieuwe Goederenrecht zullen de dieren op een minder traditionele
manier behandeld worden.
In artikel 3.38 Voorwerpen staat dat dieren, voorwerpen en personen drie aparte
categorieën zijn, maar in artikel 3.39 §2 Dieren staat dat de bepalingen met betrekking
tot de lichamelijke voorwerpen wél van toepassing zijn op dieren, met uitzondering voor
dierenwelzijnswetgeving.
4
De Vlaamse Overheid is bevoegd voor deze aangelegenheid. In deze dierenwelzijnswetgeving worden dieren wél
op een andere manier behandeld. Er zijn bovendien een aantal beperkingen over wat men moet doen met de
dieren. In zekere zin beginnen dieren ook rechten en plichten te hebben. Men mag bijvoorbeeld het
eigendomsrecht niet in de meest volle zin van het woord gaan uitoefenen. Er zijn beperkingen in de manier waarop
de dieren moeten behandeld worden.
3 5
Vanaf 1 september 2021.
, Academiejaar 2020 – 2021 lawstudentatvub@outlook.com Bachelor 2
Hoe moeten we dit dan interpreteren?
Een eerste strekking vindt dat dieren een andere categorie dan goederen zijn, maar het
goederenrecht is wél van toepassing. Wat is het nut van die bepalingen? In het Parlement
hebben de Minister en de personen die voor de Minister een nieuw wetboek hebben
opgesteld geantwoord dat het hier louter gaat over symbolische voorschriften. Men heeft
zich daar geïnspireerd met een aantal voorbeelden uit het buitenland (vb. het recht in
Quebec). In het buitenland zien we ook dat er een aantal tendensen rond dieren zijn die
doorgaans erkend worden. In het bijzonder zegt artikel 3.39 dat dieren een
gevoelsvermogen en biologische noden hebben. Dit wordt aangenomen als een puur
symbolische definitie; dieren zijn anders dan voorwerpen, maar juridisch gezien zijn we
nog niet toegekomen tot waar we moeten toekomen. Het goederenrecht blijft aldus
integraal van toepassing op de dieren, maar de dierenwelzijnswetgeving moet men dan
deelstatelijk gaan regelen. Dieren worden dus beschouwd als een bijzondere subcategorie
van het goederenrecht.
Een tweede strekking vindt dat het goederenrecht van toepassing is op dieren, maar op
die manier kan men toch artikel 3.38 niet gaan negeren? Dieren zijn wél te onderscheiden
van goederen en van personen. Minstens zou men kunnen zeggen dat een dier vanaf nu
“een quasi – goed6” is?
Het arrest van het Hof van Beroep van Antwerpen (2019), op het moment dat dit arrest
werd verwezenlijkt was er geen sprake van het nieuwe Goederenrecht. Heel dit arrest
vindt plaats of vraagt een toepassing van het geldende recht, nl. het oude geldende
Goederenrecht tot de inwerkingtreding van het nieuwe Goederenrecht.
→ Analyse van het arrest:
1. Wat zijn de feiten?
= Het gaat hier over twee chiwawa’s. Die twee chiwawa’s maakten deel uit van een
gezin. De baasjes hadden een feitelijke samenwoning. Plots gebeurde er een
relatiebreuk waardoor er een discussie ontstond over de honden. Wie wordt er de
eigenaar? Ze waren van oordeel dat een van de partners geen contact meer zou
hebben met de chiwawa’s. Hoe moet men dit dan oplossen?
De feitelijk samenwonend koppel had een verklaring opgesteld na de relatiebreuk
met betrekking tot het eigendomsrecht. Belangrijk was ook dat de partner aan wie
de honden niet zijn toegewezen een recht op contact heeft (omgangsrecht°). Er
gebeurde helaas een conflict. De partner bij wie de honden wonend waren wilde
geen omgangsrecht meer. Blijkbaar was die ex – partner dermate gehecht aan die
twee hondjes dat die dan naar de rechtbank is gestapt om dat omgangsrecht opnieuw
te laten afdwingen.
Het Hof van Beroep verleende effectief het contactrecht met omgangsregeling waar
de rechtbank in eerste aanleg dit had geweigerd. Het Hof van Beroep liet de volledige
behandeling ineens niet vallen onder het goederenrecht, maar de link gaat maken
met een breder kader van het familierecht. De rechtbank in eerste aanleg had te
maken met familierecht, dus er zetelde een familierechter. Familierechtbank is niet
bevoegd voor conflicten met betrekking tot feitelijke samenwoning. Wanneer is die
wél bevoegd, als er een conflict is tussen gehuwde partners, wettelijke
6
Dit is een soort van een voorzichtige aanzet tot een derde categorie, weliswaar met een gehele toepassing van
het goederenrecht, maar met de deur open naar een nieuw statuut van het dier.
4