Samenvatting Ritme & geleiding
De elektrofysiologie van het hart
De elektrische geleiding gaat: sinusknoop → AV-knoop → Bundel van His → bundeltakken
→ vezels van Purkinje
Gepolariseerde toestand: dit is wanneer het hartritme in rust is. Er is een spanningsverschil
tussen het inwendige van de cel (intracellulair) en het uitwendige (extracellulair). Het
inwendige van de cel is negatief geladen t.o.v. de buitenkant. Deze negativiteit wordt
veroorzaakt door aminozuren, eiwitten, fosfaten, enz. In rust bevindt zich intracellulair een
hoge concentratie kalium t.o.v. extracellulair. De concentratie natrium is intracellulair laag
t.o.v. extracellulair. Vanwege dit concentratieverschil van kalium tussen de binnen- en
buitenkant van de cel vindt er lekkage plaats van kalium naar buiten. Door de natrium-
kaliumpomp wordt weer evenveel kalium teruggepompt, waardoor het concentratieverschil
gelijk blijft.
Tussenmembraanpotentiaal (TMP): dit is het potentiaalverschil wat veroorzaakt wordt door
het grote concentratieverschil. Dit heeft dus te maken met de elektrische activiteit van de
spier. De natriumionen spelen bijna geen rol bij de TMP; dit komt doordat de cel in rust
permeabel is voor kalium, maar niet voor natrium.
Depolarisatie: ontlading van de cel
Repolarisatie: herstelfase van de celwand, terugkeren van de rustpotentiaal
Hoe komt er verandering aan de permeabiliteit van de cel en verandering in de
ontlading?/Aan de rusttoestand of TMP kan door de volgende stimuli een eind komen:
- Elektrische activiteit: afkomstig uit de sinusknoop, atrioventriculaire knoop (AV-
knoop) of een externe elektrische bedrading met b.v. 220 volt (pacemaker)
- Mechanische oorzaken: b.v. hartmassage, precordiale stomp of een thoraxtrauma
- Chemische substanties: b.v. acetylcholine of adrenaline
- Thermische invloeden: warmte of koude
Ten gevolge van deze stimuli ontstaat er dus direct een verandering in de permeabiliteit van
de celmembraan. De cel wordt permeabel voor natrium. Door de snelle instroom van
natrium (via de snelle natrium-kanalen) verandert de TMP abrupt → de cel wordt positief.
Deze snelle instroom van natrium wordt fase 0 van de actiepotentiaal genoemd. De
actiepotentiaal heeft 4 fases:
- Fase 0: depolarisatiefase
- Fase 1 t/m 3: repolarisatiefase
- Fase 4: TMP
,Drie fases van repolarisatie:
- Fase 1: Kalium-diffusie van intra- naar extracellulair zorgt voor daling van de positieve
potentiaal. Deze wordt dus minder positief
- Fase 2: verlies van kalium in de cel. Echter, via de langzame calciumkanalen komt
calcium in de cel, waardoor het potentiaalverschil ongeveer gelijk blijft (plateaufase).
Het calcium is verantwoordelijk voor de excitatie-contractiekoppeling (= koppeling
tussen elektrische activiteit en mechanische contractie). Dus calcium zorgt ervoor dat
de contractie kan plaats vinden.
- Fase 3: het lekken van kalium gaat door waardoor de cel weer negatief wordt. Er
volgt dan een snelle daling van het potentiaalverschil. Nu is de TMP (fase 4) bereikt.
Normale hartslag (sinusritme)
Depolarisatiefase: QRS-complex
Repolarisatiefase: T-top
Een electrode ziet een positief
signaal als iets dat naar het
toekomt. Dus komt het signaal
van de elektrode naar je toe,
wordt er een positief signaal
gegeven. En gaat het signaal van
de elektrode af, wordt er een
negatief signaal gegeven
,Driehoek van Einthoven
= zegt iets over de stroomrichting van de
prikkelgeleiding. Hoe verlopen de verschillende
stroomrichtingen van de Sinusknoop?
- AV-knoop loopt AVR negatief en AVF
positief
- Ventrikel AVR negatief en AVF positief
Verschil ritmestrook en ECG
- Bij cardioversie is altijd sedatie, bij defibrilleren geen sedatie (want patiënt is vaak al
buiten bewustzijn)
- ECV bij VT
- Defibrilleren bij VF
- Defibrilleren heeft 200 joule
- ECV heeft 50-100-150 joule
- Gesynchroniseerde cardioversie betekent dat de toediening van de elektrische shock
samenvalt met het QRS-complex, dus op de R-top valt het. Dit is bij defibrillatie niet
zo.
- Sterkte van de shock bij gesynchroniseerde cardioversie is lager dan bij defibrillatie.
ECG vormen:
- 3 leads: heeft 3 tot 4 elektroden. Hierop zijn ST-elevaties moeilijk te zien. De
elektroden zijn links, rechts en beneden (linkervoet) geplaatst. Hierbij kan wel een
ritmebeoordeling gemaakt wordt, maar een hartinfarct kan moeilijker gezien
worden.
- 5 leads: heeft 5 elektroden, waarvan 1 precordiaal zit. Deze geeft iets meer
informatie, maar is minder betrouwbaar. Je kan hierop wel een hartinfarct zien, maar
er moet evengoed een ECG met 12 leads gemaakt worden.
- 12 leads: heeft 10 elektroden en geeft veel informatie waarover een conclusie
gemaakt kan worden. Het geeft ook informatie over vernauwing(en) van coronairen.
, Hartfrequentie berekenen op ritmestrook
- Papiersnelheid 25mm per seconden
➢ Een klein hokje = 0,04 seconden
➢ 5 kleine hokjes/1 groot hokje = 0,20 seconden
- Frequentie berekenen:
➢ P-toppen/QRS-complexen in 15 grote hokjes tellen. 15 grote hokjes = 3 seconden.
Aantal waargenomen P-toppen/QRS-complexen x 20 = hartfrequentie per minuut
➢ Tellen van grote hokjes tussen de P-toppen/QRS-complexen. Wanneer er 1 hokje
tussen zit is de frequentie 300, 2 hokjes = 150, 3 hokjes = 100, 4 hokjes = 75 en bij
5 hokjes tussen de P-toppen/QRS-complexen is de frequentie 60
P-top analyse
- P-top = boezemactivatie (atrium)
- Normale breedte is tot 0,11 sec., hoogte maximaal 2,5mm
- P-top bekijken in afleiding II, AVF en V1
- De P-top is positief
Ritme- en geleidingsstoornissen uit de sinusknoop
Sinusritme
= hartritme dat zijn oorsprong vindt in de sinusknoop en als het basisritme wordt gezien.
Iedere P-top wordt gevolgd door een QRS-complex met een constante PQ-tijd tussen 0,12 en
0,20 seconde. De P-toppen kunnen positief, negatief, bifasisch en bifide zijn. De QRS-breedte
is 0,06-0,10 seconde en het ritme is regulair. De hartfrequentie is 60-100/minuut
Conclusie sinusritme
- Frequentie 60-100/min
- Ritme is regelmatig (afwijking tot 10% is toegestaan)
- Alle P-toppen worden gevolgd door een QRS-complex
- Alle P-toppen en PQ-tijden zijn gelijk
- PQ-tijd is 0,12-0,20 seconde
- QRS-complex heeft continu dezelfde vorm
- QRS-breedte is 0,06-0,10 seconde
- Prikkeloorsprong is sinusknoop