Natuur samenvatting
Hoofdstuk 1: Planten
- Bladgroen: spelt een belangrijke rol bij fotosynthese. Proces van platen dat
met behulp van zonlicht hun eigen voedsel maken.
Wieren (algen)
- Geen echte wortels, stengels en bladeren
- Fotosynthese
- Eencellige wieren: ook wel algen, alleen met microscoop te zien
- Meercellige wieren: vormen lange draden of zelfs bladachtige vormen
- Leven voornamelijk in het water
- Draadvormige wieren: kom je tegen in overbemeste sloten
- Boomalgen: op boomstammen, vochtige stoeptegels
- Korstmossen: grijsgroene plakkaten aan een boomstam.
o Korstvormige, bladvormige, struikvormige
o Samenlevingsvorm tussen een alg en een schimmel
o Symbiose: alg levert voedingsstoffen, schimmel houdt vocht en
mineralen vast en beschermt de alg tegen uitdroging
Mossen
- Landplanten
- Soort haartjes waarmee ze zich aan de bodem vasthechten
- Nemen water op via hun dunne, eenvoudige blaadjes
- Voorplanting: sporendragers of sporenkapsels: een soort doosje op een
steeltje, waarin sporen worden gevormd
Paardenstaarten
- Beter aangepast aan een droger landleven
- Echte wortels, bladeren en stengels hebben een wasachtige laag die
uitdroging tegengaat
- Stengels en bladeren bevatten vaatbundels: wordt water en
voedingsstoffen door de plant getransporteerd, en houtachtige materiaal
zorgt voor stevigheid.
Varens
- Groeien uit een wortelstok, veernervige bladeren
- Aan de onderkant van de bladeren ontstaan sporendragers
Zaadplanten
- Best aangepast aan een droog landleven
- Uitgebreid wortelstelsel en vaatbundels, wasachtige laag op de bladeren
- Kunnen het grootst worden door de boomstam (loof- en naaldbomen)
- Voorplanting: zaden, bevat een embryonaal plantje; met voedsel voor de
kiemperiode
- Coniferen (naaktzadigen)
o Geen bloemen en vruchten, zaden ontwikkelen zich op de houtige
schubben van kegels
o Naaktzadigen: zaden liggen open en bloot op de schubben van
kegels
- Bloemplanten (bedektzadigen)
, o Loofbomen, struiken, kruidachtige planten
o Bloemen als centrale rol bij voortplanting
o Bevruchting in het vruchtbeginsel; groeit uit tot een vrucht met een
rijpe zaad (bedektzadigen)
Groei van een plant
- Toppen van stengels en wortels zorgen voor groei in de lengte
- Knoppen kunnen uitgroeien tot nieuwe zijtakken, bladeren en/of bloemen
- Stengels zorgt voor de plantenstengel groei in de dikte
- Belangrijke groeivoorwaarden: licht, koolstofdioxide, zuurstof, water,
voedingszouten en warmte
- Fotosynthese: vindt plaats in de bladgroenkorrels. (zonlicht + water + CO2
> glucose + O2)
- Suikers (glucose) gebruikt als bouwstof en verbranding (omgekeerde
fotosyntheseproces)
- Het blad heeft openingen in de opperhuid, de huidmondjes, zo kan
koolstofdioxide er doorheen. Via de huidmondjes wordt ook zuurstof
afgegeven en opgenomen.
- Hoofd- en zijnerven in het blad zorgen voor een constante wateraanvoer
- Wasachtig laagje aan de boven- en onderkant van het blad voorkomt
onnodige verdamping en uitdroging.
De bouw en functie van wortels
- Wortelstelsel: wortels verankeren de plant stevig in de grond. Water en
voedingszouten uit de bodem opnemen. (Extra dosis plantenvoeding,
kunstmest)
- De plant heeft water nodig voor fotosynthese en stevigheid. Wanneer de
plant zijn stevigheid verliest kan het slap gaan hangen en kan gaan
verwelken.
- De hoofdwortel met zijwortels zorgen voor voedingszouten opname.
- Wortelharen zorgen voor de wateropname.
- Mogelijke derde functie: opslagplaats van reservevoedsel: suikers in de
vorm van zetmeel opgeslagen in de wortels.
De bouw en functie van stengels
- De bladeren dragen, stevigheid aan de plant, bij een groene stengel vindt
er fotosynthese plaats, transport van water en voedingstoffen
- Uitgebreid stelsel vaatbundels, deze hebben een transportfunctie.
Bestaande uit twee soorten vaten: de bastvaten (liggen dichts bij de
buitenkant van de stengel en vervoeren suikers vanuit de bladeren naar de
rest van de plant) en de houtvaten (liggen meer naar het midden en
vervoeren water en zouten vanuit de wortels omhoog).
- Celwanden van de houtvaten zijn verstevigd met houtstof.
- Tussen de bast- en de houtvaten zit een dun laagje cellen, het cambium.
Bomen
- Basisbouwplan: wortels, stengels en bladeren. Beschikken over een extra
stevige en houtachtige stengel (de stam).
, - Hun cambium vormt naar buiten toe de bastvaten (de bast van de stam)
en naar binnen toe de houtvaten (het hout van de stam).
- De ringen in het hout worden gevormd door de lagen houtvaten die elk
jaar aangemaakt worden.
- De schors is de beschermlaag van een boomstam. Beschermt tegen
uitdroging, aanvallen van dieren en schimmelgroei.
- Loofbomen: platte brede bladeren, enkelvoudig of samengesteld
- Naaldbomen: smalle, harde bladeren in de vorm van naalden.
De voortplanting van bloemplanten
- Ongeslachtelijke voortplanting: deel van de plant groeit uit tot een nieuwe
plant. De nakomelingen beschikken over hetzelfde erfelijk materiaal.
o Land- en tuinbouw: eenvoudige manier om gewassen met bepaalde
eigenschappen te telen en te vermeerderen.
- Geslachtelijke voortplanting: er vindt een versmelting plaats van een
mannelijke geslachtscel (in het stuifmeel) met een vrouwelijke
geslachtscel. Er ontstaat variatie binnen één soort. Grotere
overlevingskans > natuurlijke selectie.
o Land- en tuinbouw: gericht bepaalde eigenschappen van planten te
combineren om zo betere rassen te kweken.
Bollen
- Bolrokken: gespecialiseerde bladeren onder de grond waarin
reservevoedsel wordt opgeslagen.
- De eindknop groeit uit tot een plant en verbruikt daarbij het
reservevoedsel, waardoor de rokken verschrompelen.
- Eind van het voorjaar wordt een deel voedsel in nieuwe bolrokken
opgeslagen. De oude, verschrompelde bolrokken vormen de
beschermende bolvliezen aan de buitenkant van de bol.
- De zijknoppen krijgen ondertussen ook voedsel waardoor zij zicht tot
nieuwe bollen (klisters) kunnen ontwikkelen.
Knollen
- Stengelknollen vormen waarin reservevoedsel wordt opgeslagen. In het
voorjaar groeien deze knollen uit tot een nieuwe plant.
- Knoppen kunnen uitgroeien tot nieuwe stengels en wortels. Er komen op
een gegeven moment vanzelf uitlopers.
- Wortelknollen kunnen ook reservevoedsel in worden opgeslagen. Deze
spelen geen rol bij ongeslachtelijke voortplanting. Ze vormen geen
knoppen die uit kunnen lopen.
Uitlopers
- De knoppen van kruidachtige planten lopen uit en vormen zo nieuwe
scheuten, uitlopers.
- Wortelstokken, uitlopers die onder de grond groeien.
De bouw en functie van bloemen
- De stamper is het vrouwelijke geslachtsorgaan van een bloem en vormt de
vrouwelijke geslachtscellen (eicellen) in de zaadbeginsels.