Toets onderwerpen; minor complexe zorg
Inhoud
Complexiteit van zorg; week 35 ...................................................................................................................... 2
Zorgtechnologie; week 35 ............................................................................................................................... 4
Klinisch redeneren; week 36 ........................................................................................................................... 6
Respiratie; week 37 ....................................................................................................................................... 17
Zuur-base evenwicht / inleiding beademing; week 37 ................................................................................. 32
Circulatie; week 37 ........................................................................................................................................ 39
Shock; week 38 .............................................................................................................................................. 46
Interventieradiologie; week 38 ..................................................................................................................... 50
Advanced Life Support; week 42 ................................................................................................................... 52
Neurologie; week 39 ..................................................................................................................................... 54
Exposure & Environment; week 40 ............................................................................................................... 67
Vochtbalans; week 40 ................................................................................................................................... 71
Pijn; week 40 ................................................................................................................................................. 78
Antibiotica en antibiotica stewardship programma; week 40 ...................................................................... 80
Procedurele sedatie en analgesie; week 40 .................................................................................................. 84
Oncologie; week 41 ....................................................................................................................................... 86
De immuun gecompromitteerde patiënt; week 42 .................................................................................... 118
Bloed en stolling; week 42 .......................................................................................................................... 120
1
,Complexiteit van zorg; week 35
Leerdoel:
- Benoemt de mate van complexiteit aan de hand van de niveau-opbouw complexiteit van praktijksituaties.
Complexiteit van praktijksituaties:
Variabelen die de
complexiteit van de
situatie en handelen Lage complexiteit Midden complexiteit Hoge complexiteit
duiden
ZORGVRAGER/BETROKKENE
Stabiliteit en Gezondheidstoestand en Gezondheidstoestand en De situatie is sterk
voorspelbaarheid van gedrag zijn stabiel. gedrag zijn redelijk wisselend en
de voorspelbaar onvoorspelbaar
gezondheidstoestand Wisselen nauwelijks en zijn
en gedrag voorspelbaar Maximaal twee keer per dag Voortdurend is herziening
is herziening van de planning van de planning van zorg
van zorg nodig nodig
Kans op risicovolle De kans op risicovolle De kans op risicovolle Risicovolle situaties zullen
situaties situaties is gering situaties is aanwezig, maar zich naar aal
niet zo groot waarschijnlijkheid
voordoen
Gevolgen van de De situatie wordt als niet De situatie is conform de De situatie wordt door de
behandeling belastend ervaren door de ingestelde behandeling. zorgvrager als belastend
zorgvrager Gevolgen zijn te overzien en/of ingrijpend,
mutilerend ervaren
De aanwezigheid van Er zijn 1 á 2 aandoeningen Er is sprake van maximaal Er is sprake van 3 of meer
meerdere stoornissen, (somatisch, psychisch en/of twee aandoeningen aandoeningen
beperkingen of sociaal), die elkaar niet (somatisch, psychisch en/of (somatisch, psychisch
handicaps beïnvloeden sociaal), die elkaar en/of sociaal), die elkaar
beïnvloeden beïnvloeden
Communicatie Zorgvrager communiceert Mogelijkheden worden Zorgvrager behoeft
mogelijkheden adequaat via spreken, bemoeilijkt door fysieke of voortdurend aandacht en
schrijven, gebaren, luisteren emotionele problemen (als inspanning ten aanzien
en zien gevolg van de opname van de van de communicatie.
zorgvrager) Maakt mogelijk gebruik
van alternatieven
Het inzicht dat een De zorgvrager heeft De zorgvrager kan De zorgvrager kan
zorgvrager heeft in de voldoende ziekte-inzicht; kan veranderingen zelf veranderingen zelf in het
eigen veranderingen signaleren en signaleren, maar is geheel niet signaleren;
gezondheidstoestand hierop anticiperen / adequaat onvoldoende in staat om voortdurend verscherpt
(kritisch bewustzijn van reageren hierop te anticiperen of toezicht is vereist
de adequaat te reageren
gezondheidssituatie)
De motivatie van de De zorgvrager is steeds De motivatie wordt door De zorgvrager is
zorgvrager gemotiveerd om de ambivalentie bv. angst en/of voortdurend niet of
behandeling te volgen. onzekerheid beïnvloed. nauwelijks te motiveren
tot het volgen van een
behandeling.
De mate van De zorgvrager heeft de De zorgvrager kan redelijk De situatie verloop voor
emotionele beleving situatie geaccepteerd, is zelf met de situatie omgaan de zorgvrager heel
van eigen situatie in staat keuzes te maken moeizaam, sterke
emotionele beleving en
moeilijke acceptatie. Niet
2
, in staat keuzes te maken
De mate van inzet van Weinig tot geen technische Zorgvrager benodigd Zorgvrager benodigd niet
technische handelingen handelingen, die op zich niet eenvoudige, bekende en vaak voorkomende
binnen de of weinig complex zijn veelvoorkomende technische technische handelingen in
praktijksituatie en de handelingen in stabiele specifieke situaties
complexiteit van de situaties
handeling op zich
ZORGVERLENING
Het aantal disciplines Er wordt met niet meer dan 1 Er wordt met max. 3 Er wordt met 4 of meer
dat bij de zorgverlening á 2 disciplines samengewerkt disciplines samengewerkt disciplines samengewerkt
betrokken is
Acute intensieve zorg / Behoeft geen acute Behoeft max. twee maal per Behoeft meermaals per
begeleiding intensieve zorg / begeleiding. dag acute intensieve zorg dag acute intensieve zorg
/begeleiding / begeleiding
Begeleiding mantel- en De mantel- en familiezorg Mantel- en familiezorg Mantel- en familiezorg
familiezorg behoeft nauwelijks behoeft aandacht en behoeft voortdurend
begeleiding. De zorgvrager inspanning tijdens de aandacht en inspanning
informeert deze over welzijn daarvoor georganiseerde
en behandeling momenten
CONTEXT RONDOM DE ZORGVRAGER/BETROKKENE
De beschikbaarheid Mantel- en familiezorg is Mantel- en familiezorg is op Er is geen mantel- en
van mantel- en volledig beschikbaar. gezette tijden aanwezig familiezorg.
familiezorg
De mate waarin de Er is sprake van een Er is sprake van een tijdelijke Er is sprake van een
verblijfsomgeving voor omgeving (verblijfsituatie) of blijvende omgeving (toekomstige)
een zorgvrager waarin de zorgvrager zich (verblijfsituatie) waarin de gedwongen opname;
betrouwbaar, veilig of veilig en vertrouwd voelt zorgvrager zich redelijk veilig (opname; acute
acceptabel is en vertrouwd voelt intensieve zorg afdeling)
Zorg en behandeling bij een chronische lichamelijke aandoening, zoals de ziekte van Parkinson, een chronische
longziekte (COPD) of een beroerte (CVA), heet ook wel somatische zorg.
Psychische aandoeningen zijn bijv. ADHD, bipolaire stoornis, autisme, depressie en dwangstoornissen.
Hieronder vallen de antisociale, borderline, theatrale en narcistische persoonlijkheidsstoornissen. Mensen die
in het dagelijks leven zeer angstig en onzeker zijn. Hieronder vallen de ontwijkende, afhankelijke en
dwangmatige persoonlijkheidsstoornissen.
Sociale aandoeningen zijn angst, bindingsproblemen, hechtingsproblemen etc.
Disciplines bij zorgverlening:
Huisarts / praktijkondersteuner / praktijkverpleegkundige / apotheker / HAP. casemanager dementie /
dementieverpleegkundige. maatschappelijk werker / wijkcoach / ambulant begeleider / sociaal werker.
(geriatrisch) fysiotherapeut / ergotherapeut / logopedist / diëtist
3
, Zorgtechnologie; week 35
Leerdoelen:
- Kan benoemen wat zorgtechnologie inhoudt
Zorgtechnologie zijn extra technieken die het zorgproces van patiënten ondersteunen, door taken als inzicht, opvolging op
noodmeldingen, inzicht in gedragspatronen en toegang tot bepaalde ruimtes. Het zijn de extra oren en ogen van het
persoon op de afdeling.
- Kan voorbeelden benoemen van zorgtechnologie in de huidige gezondheidszorg
Binnen de zorgtechnologie heb je verschillende belangrijke begrippen:
- Domotica – het toepassen van elektronica en huisnetwerken ten behoeve van de automatisering van
zorgprocessen. Dit kunnen bijvoorbeeld bewegingssensoren en camera’s.
- Robotica – robotica in de zorg wordt ingezet om ouderen bijvoorbeeld in beweging te laten brengen. Je hebt ook
zorgrobots die worden ingezet op sociaal gebied, communicatie en herinneringen voor vergeetachtige ouderen.
- Wearables - Wearables zijn alle gadgets die op het lichaam gedragen kunnen worden. Vaak wordt hierbij gedacht
aan horloges, maar ook bijvoorbeeld brillen en sokken vallen hieronder. In de gezondheidszorg zijn dit activity
trackers en smartwatches. Deze geven data over de gezondheid en activiteit van de patiënt.
- eHealth - eHealth gaat over digitale toepassingen in de zorg: het gebruik van informatie- en
communicatietechnologie ter ondersteuning of verbetering van de gezondheid en de gezondheidszorg. Patiënten
en artsen kunnen zo via de computer diagnoses stellen, uitslagen communiceren en informatie uitwisselen.
Huidige situatie van domotica in de gezondheidszorg:
- Cure (ziekenhuis, het beter maken van de patiënten)
o Monitoring → vitale functie bijhouden, zoals bloeddruk, hartritme, deze worden automatisch gemeten.
Het geeft niet alleen maar weer (vitale functies), maar signaleert ook aan verpleegkundige in de buurt.
- Care (verpleegtehuizen, gehandicaptenzorg, psychiatrie etc.)
o Monitoring → toezichthoudend door middel van camera’s en signaleert wanneer er iemand uit bed
gaat en valt. Technologie en mensen weten wat zij hierin moeten doen. Het gaat om het inperken van
de veiligheid fysiek gericht van de patiënt. Slaapritme wordt niet bekeken in de zorg, terwijl weinig slaap
problemen overdag kan geven, hierdoor is het belangrijk om alle oorzaken uit te sluiten bij een
probleem. Dit kan vallen onder vrijwillige zorg en onvrijwillige zorg.
- Zelf → smartwatch etc. Slaapritme, loopafstand. Het houdt bij hoe je slaapt en hoe je je voelt.
AR & VR (augmented en virtual reality) → Terwijl je met virtual reality volledig wordt ondergedompeld in een virtuele 3D
wereld, geeft augmented reality meer een toevoeging aan de echte fysieke wereld om je heen. Beide worden ingezet in de
zorg. VR voor autisme spectrum stoornis, leren om waarop te focussen in de klas (op de leraar in plaats van op het kind
naast je). AR is bedoeld om mensen die zelfstandig wonen in een groep te leren omgaan met ruzies en situaties te creëren
en hoe diegene erop reageert.
The internet of medical things, big data en AI
- Apparaten aan het internet en aan elkaar verbinden, data verzamelen en (voorspellend) inzetten is interessant,
zeker ook voor de medische wereld. Internet of medical things (IoMT) noemen we het dan.
- Definitie big data: data die heel groot of heel erg ongestructureerd is. Dikwijls gaat het om grote hoeveelheden
ongestructureerde data. Die big data is het meest complex om te analyseren.
- Kunstmatige intelligentie (KI) of artificiële intelligentie (AI) is
de wetenschap die zich bezighoudt met het creëren van een
artefact dat een vorm van intelligentie vertoont.
- Machine learning is een vorm van kunstmatige intelligentie
(AI) die is gericht op het bouwen van systemen die van de
verwerkte data kunnen leren of data gebruiken om beter te
presteren. Kunstmatige intelligentie is een overkoepelende
term voor systemen of machines die de menselijke
intelligentie nabootsen.
4