BG
Thematoets 7
Rekenen
Boek meten en meetkunde
Hoofdstuk 2.1 Meten blz. 27 t/m 40
- meetgetallen zeggen iets over grootheiden zoals gewicht, inhoud, temperatuur en snelheid
- Bij elke grootheid bestaan verschillende maten of maateenheden
- Meetreferenties: bijvoorbeeld 50 km/u is max snelheid in bebouwde kom
- Bij bepaalde maten iets concreets voorstellen
- veel meetgetallen zijn kommagetallen, of een meetgetal een kommagetal is, hangt af van de
gehanteerde maat en precisie (1,86 meter is 186 cm)
- Afstand waarin 2 getallen ligt heet meetinterval (38,2 ligt tussen 38,15 en 38,25)
- Meetfouten verkleinen door aantal keer iets op te meten en het gemiddelde te nemen
- Elementaire vorm van meten is vergelijken, hier werd geen meetgetal aan toegekend
- Natuurlijke maten zijn bijvoorbeeld lichaamsmaten (bv. Hand, voet, duim)
- Heeft meetonnauwkeurigheid tot gevolg
- Na Franse revolutie werd een stelsel van maten en gewichten vastgesteld in het metriek stelsel
- Meter is de standaard maat
- imperiale systeem wordt gebruikt in Amerika (inch, foot)
- Kwadratische relatie = oppervlaktematen zijn steeds een factor van 100 groter (1dm2 =
100cm2)
- Kubische relatie = oppervlaktematen zijn steeds een factor van 1000 groter (1dm3 = 1000cm3)
- Samengestelde grootheid bv. Snelheid = km/u of m/sec
Hoofdstuk 3 Meten op de basisschool
- bij meten op basisschool staat het verwerven van vaardigheid en inzicht centraal
- Bij meetonderwijs draait het om het zelf leren meten en kunnen rekenen/redeneren met
meetgegevens
- Ontwikkeling van maatbesef: kinderen krijgen zicht op de verschillende maten, kunnen zich
hierbij een voorstelling maken en begrijpen de samenhang tussen de maten
3.1 schets van de leerlijn meten
- Onderbouw
- Verkennen van grootheden
- Vergelijken en ordenen
- Afpassen met maateenheid en a ezen meetinstrument
- vanaf groep 4 standaard maten gebruiken en meetreferenties
- In hogere groepen verwerven kinderen inzicht in de opbouw van het metriek stelsel, leren
meetgegevens interpreteren, staan stil bij nauwkeurigheid + rekenen en redeneren in
toepassingssituaties
3.2 Ontluikend maatbesef
- vanaf groep 1 staat ontluikend maatbesef centraal: kinderen leren verschijnselen en situaties uit
het alledaagse leven kwantitatief, oftewel getalsmatig, te benaderen
- Bestaat uit: vergelijken en ordenen + afpassen
- Door als leerkracht expliciet aandacht te schenken aan het taalgebruik bij de verkenning van
grootheden, ontwikkelen kinderen een passende meetaal en leren ze begrippen zoals: lang/
kort, klein/groot, licht/zwaar
- Conservatieprincipe: inzicht dat verandering van de vorm niet van invloed is op de hoeveelheid
Groeiend inzicht in grootheden
Lengte, oppervlakte, inhoud en gewicht
- deze begrippen krijgen in kleutergroepen veel aandacht
BG 1
fl
, BG
Thematoets 7
- Cognitief con ict —> bv. Als groot voorwerp lichter blijkt te zijn dat kleiner voorwerp —> het
druist tegen wat kinderen aanvankelijk verwachten
- Cognitief con ict helpt kinderen na te denken over kenmerkende eigenschappen van
grootheden
Tijd
- activiteiten gericht op:
- Tijdbeleving: inzicht in tijdsduur
- Ontwikkeling van tijdsbesef: het verloop van tijd
- cyclische karakter van tijd: bepaalde gebeurtenissen die steeds terugkeren (ochtend, middag,
avond)
- Lineaire karakter van tijd: de tijd gaat door, gebeurtenissen zijn steeds verder terug, tijd kan niet
teruggedraaid worden
Vergelijken
- meest elementaire vorm van meten is door 2 of meer voorwerpen te vergelijken
- Bij vergelijken wordt nog geen getal toegekend aan de meting
Vergelijken met een intermediair
- soms kunnen voorwerpen niet rechtstreek met elkaar vergeleken worden —> kind wordt
uitgedaagd intermediair te vinden waarmee vergelijking toch gemaakt kan worden
- Vergelijken met intermediair is belangrijke opstap richting het hanteren van meetinstrumenten
Ordenen en seriëren
- door het vergelijken herhaald uit te voeren, kunnen meer dan 2 voorwerpen met elkaar
vergeleken worden en wordt een ordening mogelijk
- Ordenen op grond van een eigenschap wordt seriëren genoemd
Afpassen met een maat
- kinderen hebben neiging om te kwanti ceren —> getalsmatige informatie toekennen aan
voorwerpen of personen
- Natuurlijke maat: stap, voet, hand, stokje
Inzicht in de meethandeling
- activiteiten ook gericht op het ontwikkelen van een goed begrip van de meethandeling
- Centraal staat: hoe en waarmee meet je, wat kun je op voorhand zeggen over het
meetresultaat (schatten vooraf), hoe ga je het correct uitvoeren en afpassen in zn werk
- door veel meetsituaties toe te passen in uitleenlopende situaties leren kinderen meetstrategieën
te ontwikkelingen en verwerven ze inzicht en vaardigheid in het organiseren van de
meethandeling
- Belangrijk om met leerlingen stil te staan bij de betekenis en correcte formulering van het
meetresultaat
- Essentie meten als ‘afpassen met een maat’ begrepen als ze inzicht hebben verworven dat in
alle situaties in feite 1 maat nodig is die herhaald kan worden gebruikt en geteld
Afgesproken maten
- leerlingen zullen op een moment ervaren dat een zelfgekozen natuurlijke maat niet toereikend is
—> verschillen in antwoorden —> deze situaties stimuleren de behoefte aan het gebruiken van
een afgesproken maat (bv. Velletjes papier) —> werken met afgesproken maat is opstap naar
introductie van standaardmaten
3.3 Inzicht in meten en maten
Introductie van standaard maten
- door veel zelf te meten raken kinderen (vanaf groep 4) vertrouwd met de standaardmaten
- Door dingen uit leefwereld te verbinden aan standaardmaten, gaan deze maten voor kinderen
als referentie fungeren en ontwikkelen kinderen een gevoel voor die maten
BG 2
fl fi