KENNISVRAGEN HOOFDSTUK 3
1. Wat zijn constante kosten?
Kosten die binnen de capaciteitsgrenzen niet afhankelijk zijn van de productie of van de omzet.
2. Geef twee voorbeelden van constante kosten.
1. Kosten van duurzame productiemiddelen
2. Verzekeringskosten of wegenbelasting.
3. Wat zijn variabele kosten?
Kosten die onmiddellijk reageren op een verandering van de productie of omzet.
4. Welke van onderstaande kosten zijn variabel?
Inkoopprijs van de omzet en kosten van duurzame productiemiddelen
Grondstofkosten en inkoopprijs van de omzet
Grondstofkosten en verzekeringskosten
Inkoopprijs van de omzet en verzekeringskosten
5. Op welke drie manieren kunnen de variabele kosten verlopen?
1. proportioneel variabel
2. degressief variabel
3. progressief variabel.
TOEPASSINGSOPDRACHTEN HOOFDSTUK 3
De opdrachten 1 t/m 10 horen bij paragraaf 3.2 en 3.3.
Opdracht 1
Van een onderneming zijn voor het komend jaar de volgende gegevens bekend:
Constante kosten € 600.000,–
Normale productie 40.000 stuks
Begrote productie 50.000 stuks
Bereken de constante kosten per stuk.
Constante kosten / Normale productie = C / N = € 600.000,- / 40.000 = € 15,-.
Opdracht 2
Van een onderneming zijn voor het komend jaar de volgende gegevens bekend:
Variabele kosten € 320.000,–
Normale productie 50.000 stuks
Begrote productie 80.000 stuks
20
, 3. Constante en variabele kosten
a. Wat zijn variabele kosten?
Variabele kosten zijn kosten die onmiddellijk reageren op een verandering van de productie of omzet.
b. Bereken de variabele kosten per stuk.
Variabele kosten / Werkelijke productie = V / W = € 320.000,- / 80.000 = € 4,-.
Opdracht 3
In onderstaande grafiek zijn drie lijnen van variabele kosten weergegeven.
a. Welk soort variabele kosten geeft lijn A weer?
Progressief variabele kosten.
b. Welk soort variabele kosten geeft lijn B weer?
Proportioneel variabele kosten.
c. Welk soort variabele kosten geeft lijn C weer?
Degressief variabele kosten.
Opdracht 4
Geef een omschrijving van:
a. Proportioneel variabele kosten
Kosten die evenredig met de productie/omzet stijgen of dalen.
21
, b. Progressief variabele kosten
Kosten die meer dan evenredig toenemen als de productie/omzet stijgt en meer dan evenredig afnemen bij
een dalende productie/omzet.
c. Degressief variabele kosten
Kosten die minder dan evenredig toenemen als de productie/omzet stijgt en minder dan evenredig afnemen
bij een dalende productie/omzet.
Opdracht 5
Een bedrijf verkocht 2000 artikelen in 2018. De variabele kosten waren in dat jaar € 4.000,–. In 2019 steeg de
afzet naar 3000 stuks. De variabele kosten bedroegen in dat jaar € 7.000,–.
a. Bereken de variabele kosten per artikel in 2018.
€ 4.000,- / 2000 = € 2,-.
b. Bereken de variabele kosten per artikel in 2019.
€ 7.000,- / 3000 = € 2,33.
c. Is hier sprake van een proportioneel, degressief of progressief verloop van de variabele kosten? Motiveer
je antwoord.
De berekening van een procentuele verandering:
nieuw – oud × 100%
oud
De kosten stijgen met € 3.000,-. In procenten is dit:
(€ 7.000,- – € 4.000,-)
× 100% = 75%.
€ 4.000,-
De afzet steeg met 1000 stuks. In procenten is dit:
(3.000 – 2.000)
× 100% = 50%.
2.000
De variabele kosten stijgen meer dan evenredig met de afzet; er is dan sprake van progressief variabele kosten.
Opdracht 6
Een bedrijf verkocht 80.000 artikelen in 2018. De variabele kosten waren in dat jaar € 160.000,–. In 2019 daalde
de afzet naar 60.000 stuks. De variabele kosten bedroegen in dat jaar € 120.000,–.
a. Bereken de variabele kosten per artikel in 2018.
€ 160.000,- / 80.000 = € 2,-.
b. Bereken de variabele kosten per artikel in 2019.
€ 120.000,- / 60.000 = € 2,-.
22
, 3. Constante en variabele kosten
c. Is hier sprake van een proportioneel, degressief of progressief verloop van de variabele kosten? Motiveer
je antwoord.
De kosten dalen met € 40.000,-. In procenten is dit:
(€ 120.000,- – € 160.000,-)
× 100% = – 25% (dus een daling).
€ 160.000,-
De afzet daalde met 20.000 stuks. In procenten is dit:
(60.000 – 80.000)
× 100% = – 25% (dus een daling).
80.000
De variabele kosten dalen recht evenredig met de afzet; er is dan sprake van proportioneel variabele kosten.
Opdracht 7
Van een onderneming zijn voor het komend jaar de volgende gegevens bekend:
Constante kosten € 400.000,–
Variabele kosten € 550.000,–
Normale productie 40.000 stuks
Begrote productie 50.000 stuks
a. Bereken de variabele kosten per stuk.
Variabele kosten / Werkelijke productie = V / W = € 550.000,- / 50.000 = € 11,-.
b. Bereken de constante kosten per stuk.
Constante kosten / Normale productie = C / N = € 400.000,- / 40.000 = € 10,-.
Opdracht 8
Van onderneming Hincoe zijn over een jaar de volgende gegevens bekend. De totale kosten bij een
productieomvang van 8000 eenheden bedragen € 700.000,–. Bij een productieomvang van 11.000 eenheden
zijn de totale kosten € 760.000,–. De variabele kosten zijn proportioneel.
a. Bereken de variabele kosten per eenheid product.
Door de uitbreiding van 3000 stuks nemen de constante kosten niet toe.
De stijging van de totale kosten kan dus enkel zijn veroorzaakt door een toename van de variabele kosten.
Stijging: € 760.000,- – € 700.000,- = € 60.000,-.
De variabele kosten per product zijn: € 60.000,- / 3000 = € 20,-.
b. Bereken de totale constante kosten van een jaar.
De totale kosten bij 8000 producten zijn € 700.000,-.
De variabele kosten bij 8000 stuks zijn: 8000 × € 20,- = 160.000,-.
De constante kosten bedragen in 2019: € 700.000,- – € 160.000,- = € 540.000,-.
23