Mechanismen van Gezondheid en Ziekte | Joris van Doremalen
Gedrag en Gezondheid (MGG)
In Q1 is vooral aandacht besteed aan het symptoomperceptiemodel. Symptoomperceptie is dan ook
één van de vijf basismechanismen die een rol spelen bij gedrag en gezondheid. De andere
mechanismen zijn cognitie, stress, ontwikkeling en leerprincipes. Naast deze vijf basisprincipes is de
verandering van gedrag ook erg belangrijk, dit is namelijk een ingewikkeld proces dat wordt
beïnvloed door de basisprincipes.
Cognitie, stress en coping
Bij een stressvolle gebeurtenis volgt een lichamelijke en
emotionele reactie, waar iemand vervolgens op een
bepaalde manier mee omgaat. Of iets een stressvolle
gebeurtenis voor iemand is, wordt bepaald door cognitie.
Cognitie vormt namelijk de verwachtingen, ideeën en
gedachten over hoe de wereld in elkaar zit, waardoor een
kader gevormd wordt.
Cognities
Bij cognities over een bepaalde ziekte of gezondheid worden verschillende categorieën
onderscheiden, zoals bijvoorbeeld ideeën over de diagnose, over het tijdpad en de verwachte duur
van de aandoening of klacht, over de oorzaak en de gevolgen van de mogelijke lichamelijke en
psychosociale beperkingen in het dagelijks leven. Afhankelijk van deze ideeën en opvattingen
probeert men zo goed mogelijk met de klacht of aandoening om te gaan (coping).
Cognities bieden een verklaring voor individuele verschillen tussen patiënten, die niet aan de ernst
van de ziekte toe te schrijven zijn. Zo rapporteert de één veel klachten (ook zonder aanwijsbare
biomedische factoren), terwijl de ander zonder veel problemen met een zeer beperkende
aandoening om kan gaan. In eerste instantie komen cognities tot stand door eerder opgedane
ervaringen en informatie van de omgeving. De grootste rol hierbij spelen individuele
patiëntkenmerken, zoals relatief stabiele persoonlijkheidskenmerken.
Stress
Een situatie of gebeurtenis brengt een reactie teweeg. De mate waarin deze situaties als belastend
worden ervaren door personen is mede afhankelijk van de hulpbronnen waarover zij beschikken. De
emotionele, fysiologische en gedragsmatige reacties op de situaties zijn erop gericht om de
stressvolle situatie te veranderen of zich hieraan aan te passen.
Stressoren kunnen worden ingedeeld in drie categorieën: ingrijpende levensgebeurtenissen,
chronische stressoren en steeds terugkerende dagelijkse moeilijkheden (op zich niet stressvol, maar
door terugkerende karakter wel).
Er is onderscheid te maken tussen primaire en secundaire stressoren. Primaire stressoren zijn de
initiële stressvolle situaties of gebeurtenissen. Secundaire stressoren zijn de bijkomende gevolgen
van een gebeurtenis die zelf ook weer als stressvol kunnen worden ervaren. Zo kan er ook een
opeenstapeling van stressvolle situaties voorkomen, dit heet cumulatie van stress.
De aspecten die een situatie stressvol maken zijn: de verandering die een situatie met zich
meebrengt (negatief, neutraal of positief), de beheersbaarheid van een situatie (objectief of
subjectief), de voorspelbaarheid van een situatie en de ambiguïteit van een situatie (dubbel
karakter).
93
, Mechanismen van Gezondheid en Ziekte | Joris van Doremalen
De stressreactie kan psychologisch of fysiologisch zijn (onderling verweven). Psychologische reacties
omvatten cognitieve, gedragsmatige en emotionele reacties. Deze kunnen zich op korte of lange
termijn na confrontatie met de stressor voordoen. Fysiologische reacties worden veroorzaakt door
de autonome respons van het lichaam op acute stressoren. Hierbij is eerst de vecht-of-vluchtreactie,
gevolgd door de afgifte van stresshormonen.
Coping
De pogingen die mensen in het werk stellen om stress te hanteren. Hierbij kunnen mensen
gebruikmaken van denken (cognitieve coping) en gedrag (gedragsmatige coping). Er zijn twee
strategieën te onderscheiden: probleemgerichte coping (probleem zelf aanpakken of hanteerbaar
maken) en emotiegerichte coping (reguleren van stressreactie en emotionele balans proberen te
bereiken). Het is niet eenvoudig om deze strategieën te herkennen, dit hangt samen met het
beoogde doel en is een adaptatieproces, waarbij beide een rol kunnen spelen. Proactieve coping is
het anticiperen op een moeilijke situatie om zo de mogelijke negatieve gevolgen ervan te berperken
of te voorkomen. Het kan hierbij gaan om het voorkomen van ziekte of gezondheidsrisico’s of het
voorkomen van een gecompliceerd beloop bij een ziekte, terwijl een gecompliceerd beloop te
vermijden is.
De wijze waarop iemand naar de stressvolle situatie kijkt (appraisal) bepaalt hoe hij of zij reageert.
De individuele taxatie van de situatie vindt plaats in twee stappen. Ten eerste (primair) schat de
persoon in hoe ernstig of bedreigend de (medische) situatie is: hoe groter de ervaren dreiging, hoe
sterker de stressreactie en de noodzaak een manier te vinden om het evenwicht weer te herstellen.
Ten tweede (secundair) schat de persoon de mate waarin hij of zij de betreffende situatie het hoofd
kan bieden in: als een patiënt een medisch probleem inschat als oplosbaar, zal hij in de regel een
actieve, probleemgerichte houding aannemen; als een patiënt geen mogelijkheid ziet om de dreiging
af te wenden of te beheersen, zal de coping primair gericht zijn op het reguleren van de emoties.
Verschillen in coping tussen twee mensen hangt samen met persoonlijkheid, ervaring en omgeving.
Ontwikkeling
Levensloop tijdens de jeugdjaren
In kindertijd staan mentale en emotionele groei en motorische ontwikkeling centraal. Wanneer hier
belemmeringen optreden als gevolg van een aandoeningen of ziekte kan het bereiken van mijlpalen
sterk onder druk komen te staan, wat verstrekkende gevolgen kan hebben voor de
zelfstandigheidsontwikkeling. Kinderen met een chronische ziekte ondervinden door hun ziekte extra
moeilijkheden en beperkingen. Deze beperkingen maken de kinderen verhoogd kwetsbaar voor
negatieve gevolgen op korte en lange termijn, op cognitief, gedragsmatig en sociaal-emotioneel
gebied. Ze staan voor de opgave hun normale leeftijd gerelateerde ontwikkelingstaken te
volbrengen, maar moeten ook leren leven met hun chronische ziekte of handicap. Het vervullen van
ontwikkelingstaken is van groot belang voor het welbevinden en voorkomen van
aanpassingsproblemen later in het leven.
Een chronische aandoening in de jeugd kan het bereiken van mijlpalen bemoeilijken, omdat de ziekte
kan leiden tot een vergrote afhankelijkheid van ouders en een verminderde participatie in
activiteiten met leeftijdsgenoten. Bij het opgroeiende kind dat veel school mist als gevolg van ziekte
of behandeling kan de cognitieve ontwikkeling bedreig worden, maar ook de sociale ontwikkeling.
Pubers en adolescenten die uiterlijke kenmerken van een ziekte of aandoening hebben, lopen het
risico om problemen te ondervinden in de seksuele ontwikkeling.
94