Medische Kennis (week 38 t/m 43)
Bronnen: Anatomie en Fysiologie, Farmacologie en Klinische pathologie
Inhoud:
Anatomie en fysiologie:
o H1
o H2.1
o H4
o H5 inleiding + 5.1
o H14 figuren: 14.1, 14.18, 14.21, 14.31, 14.36, 14.39 (1,2,3), 14.40, 14.41
(1,5,6,7,8,12,13,18,20)
o H7 figuur: 7.2
o H6.1 t/m 6.4, 6.6, 6.7
o H6.5
o Blz. 145 ontsteking
Klinische pathologie
o Blz 125-126 capillairen
o Figuren: 8.4, 8.5, 8.6
o H8.3 t/m 8.6
o H1
o H3
o H4.1 tot T-lymfocyten + H4.2
Farmacologie
o H4.1 en 4.2, 4.3.1, 4.3.2
o H5.1, 5.2, 5.3
o H1
o H2
o H3
,Anatomie en fysiologie
Deel 1 Fundament
H1 Terreinverkenning
Doelstelling en plaatsbepaling
Je hebt zodanig kennis van en inzicht in gezonde bouw en functie van menselijk
lichaam, dat je voor eigen vakgebied rekening kunt houden met mogelijkheden en
beperkingen van menselijke lichamelijkheid.
Steunvak: anatomie en fysiologie bieden belangrijk fundament voor specifiek
beroepsgerichte competenties.
Betekenis anatomie en fysiologie
Anatomie = ontleedkunde (ana = uiteen en temnein (snijden).
Fysiologie = de wetenschap van het functioneren van levend organisme (phusis = natuur en
logos = leer).
Functionele anatomie: behandelt bouw van menselijk lichaam in directe relatie met
lichaamsfuncties.
Onderzoeksmethoden
Inspectie: observeren van buitenkant.
Palpatie: tasten met handen en vingers aan lichaamsoppervlak.
Percussie: klop aan buitenkant op deel van lichaam om uit hoogte van toon indruk te
krijgen van toestand van onderliggend weefsel.
Auscultatie: luisteren met stethoscoop naar geluiden die door lichaam worden
geproduceerd.
Laboratoriumonderzoek: weefsels en vloeistoffen worden onderzocht.
Röntgenstraling: opname maken van botten in lichaam om botbreuken op te sporen.
Soort skeletportret.
Computertomografie (CT): ook röntgenstraling toegepast. Zachtere weefsels worden
zichtbaar gemaakt. Computer versterkt verschillen in mate waarin weefsels straling
absorberen en kan dan afbeelding maken. Doorsnede van totale lichaamsdeel.
Angiografie: kan afwijkingen in hartholten en bloedvaten opsporen.
Magnetic resonance imaging: persoon wordt in tunnel geschoven die zeer sterke
magnet bevat, waarmee waterstofatoomkernen in lichaam gemagnetiseerd worden.
Je kunt hiermee tumoren vaststellen.
Echografie of echoscopie: beeldvormend onderzoek m.b.v. Ultrageluidstrillingen.
Hoogfrequente geluidsgolven.
Elektrocardiogram of ECG
Elektromyogram of EMG
Doppleronderzoek: hoogfrequente geluidsgolven gebruikt. Stroomrichting en
stroomsnelheid van bloed in bloedbaan met name registreren.
Endoscopie: alle onderzoeken waarbij gebruik wordt gemaakt van optische sonde.
Diagnose
Hoe komt het? oorzaken of risicofactoren (etiologie)
Wat zie ik? klinisch beeld en diagnostiek
, Wat kan er gebeuren? mogelijke gevolgen (prognose)
Wat kan er gedaan worden? behandeldoelen
Niveau van diagnose
Symptoom diagnose (eenmalig, geen alarmsignalen)
Syndroom diagnose (meerdere malen) bijv. hartfalen, depressie, syndroom van
Down
Verklarende diagnose (infectie, genetisch, leefstijl enz.)
o Verklaringsmodellen: biopsychociaal model, Kwetsbaarheidsmodel in
psychiatrie
o Mulifactorieel model
Endogeen + endogeen + onbekend + toeval
Genetisch + gedrag/leefstijl + omgeving + onbekend + toeval
Prognose
Hoe ziet toekomst eruit
Wat zijn de gevolgen
Behandeling
Doelen van behandeling
- Curatief (genezend)
- Symptomatisch
- Preventief (primair, secundair, tertiair)
- Palliatief (gericht op welzijn)
Mogelijkheden
- Gesprekken en begeleiding
- Fysiotherapie, ergotherapie, diëtiste, psycholoog, coach, maatschappelijk werk
- Medicatie, chirurgie, radiotherapie
- Verpleegkundige zorg
Afkortingen
a. = arteria (slagader)
v. = vena (ader)
n. = nervus (zenuw
m. = musculus (spier)
Analyse = onderzoeken of bepaalde dingen juist zijn. Controleren. Ontleding in
bestanddelen.
Psychosomatische eenheid
Sociaal
Holistische benadering
Synthese
, H2 Cellen
§2.1 Metabolisme
Metabolisme (stofwisseling)
= geheel van biochemische reacties in de levende cellen
2 vormen metabolisme + beschrijving:
Anabole reacties: kleine moleculen samengevoegd tot grotere moleculen, wat energie
kost. De gevormde moleculen worden (tijdelijk) ingebouwd in cellen en gebruikt voor
groei, onderhoud en reparatie van weefsels opbouwstofwisseling (assimilatie)
Katabole reacties: grotere moleculen afgebroken tot kleinere moleculen, waarbij
energie vrijkomt afbraakstofwisseling (dissimilatie)
De energie wordt gebruikt voor opbouwstofwisseling of andere energie vragende
processen zoals bewegen en warmteproductie.
Formule van de aerobe verbranding van glucose:
Glucose + zuurstof energie + water + koolstofdioxide
Formule van de aerobe verbranding van vetten:
Vetten + zuurstof energie + water + koolstofdioxide + afvalstoffen
Verschil tussen de aerobe en anaerobe afbraak
Aeroob: er is zuurstof nodig
Anaeroob: er is geen zuurstof nodig
Wat zijn de synoniemen van anabole en katabole stofwisseling?
Anabole stofwisseling = assimilatie
Katabole stofwisseling = dissimilatie
Enzymen
= eiwitten, die de biochemische reacties in de cel versnellen. Zonder enzymen is er geen
leven mogelijk bij de mens, alles gaat te langzaam.
5 kenmerken van enzymen
worden door het lichaam zelf gemaakt
zijn temperatuur specifiek
zijn reactie specifiek
worden zelf niet verbruikt of chemisch veranderd bij de reacties die ze beïnvloeden
zuurgraad specifiek
Anatomische houding
= lichaamshouding/ gedefinieerde houding van lichaam
Waarom maken we gebruik van de anatomische houding?
Zodat er geen misvattingen over kunnen ontstaan en altijd op de juiste manier naar de
houding van mensen wordt gekeken.