Samenvatting bloed en bloedvormende organen
Lotte van der Linden 22-23
Bevat: HC 1 - 15 , WC 1 - 9 (m.u.v WC 2 + 3), E-modules het rode bloedbeeld, het witte bloedbeeld, anemie,
hemorragische diathese, het lymfatische systeem
Hemoglobine
De voornaamste functie van erytrocyten is het rondbrengen van zuurstof door het gehele
lichaam. Zuurstof binden ze met het molecuul hemoglobine. Ongeveer 30-35% van de
erytrocyt bestaat uit hemoglobine. De hemoglobine wordt in het beenmerg gemaakt. Ook heem,
het onderdeel van hemoglobine dat ijzer bindt, wordt daar gemaakt. Heem bestaat uit 8
moleculen glycine en 8 moleculen succinyl-CoA. Porfyrie is een ziekte waarbij de
heemsynthese en dus het zuurstoftransport in een dier verstoord is. Hemoglobine heeft 4
subunits om zuurstof te binden. Zodra er zuurstof aan 1 van de 4 is gebonden stimuleert deze
subunit ook de opname van zuurstof door de andere door een conformatieverandering.
Methemoglobine is een derivaat van hemoglobine dat ontstaat door zuurstofscahde (Fe3+ ipv
Fe2+ in hemoglobine). Hierdoor is het niet meer in staat zuurstof te binden en zorgt het dat
nabije hemoglobine geen zuurstof meer af kan geven. DGP-2,3 is gebonden aan hemoglobine
belangrijk (ook bij foetale circulatie). Hoe meer DGP-2,3 gebonden is aan hemoglobine, hoe
lager de affiniteit en hoe makkelijker de zuurstof wordt afgegeven.
Afbraak hemoglobine
Erytrocyten leven niet erg lang. De meeste worden extravasaal afgebroken door middel van
fagocytose. De rest lyseert door mechanische stress intravasale waarna het hemoglobine ook
door fagocyten wordt opgenomen. Als het vrijgekomen hemoglobine de capaciteit van
fagocytaire cellen overschrijdt (bijv door radicaalvorming of andere aandoening) zal er vrij
hemoglobine in het plasma te vinden zijn (roze kleur). De afbraak van hemoglobine in de lever,
milt en het beenmerg gaat in verschillende stappen:
1. Heem wordt opengebroken door heemoxigenase en omgezet naar biliverdine. Het
ijzer dat hierbij vrij komt wordt gebonden aan transferrine en dan opnieuw gebruikt voor
de synthese van nieuw heem.
2. Biliverdine (groen) wordt mbv NADPH gereduceerd tot bilirubine (oranje)
3. Bilirubine wordt gebonden aan albumine naar de lever getransporteerd. Bilirubine
is erg belangrijk in het lichaam, want het kan zuurstofradicalen wegvangen.
4. In de lever wordt Bilirubine geconjugeerd tot Bilirubine-diglucuronide met UDP-
gluconzuur. Dit is beter oplosbaar en wordt via gal in de darm afgegeven.
5. De de darm wordt het weer gesplitste Bilirubine omgezet tot
stercobiligeen/urobilinogeen door anaerobe bacteriën.
6. Door zuurstof ontstaat er stercobiline/urobiline wat de belangrijkste kleurstof van
de feces is.
Ijzerhuishouding
Ijzer is belangrijk voor het binden en transporteren van zuurstof en het katalyseren van
redoxreacties. In het lichaam ligt ongeveer 25% van de totale hoeveelheid ijzer opgeslagen als
voorraad in ferritine of hemosiderine als Fe3+. Ijzer wordt in de bloedbaan vervolgens
1
,getransporteerd gebonden aan het molecuul transferrine. Maar ongeveer 10% van het ijzer uit
voedsel kan worden opgenomen, dus dieren gaan over het algemeen erg zuinig om met hun
ijzer.
Anemie
Anemie, ofwel bloedarmoede, is een tekort aan rode bloedcellen en hierdoor zuurstof in de
weefsels. Enige verschijnselen zijn snelle vermoeidheid, bleke slijmvliezen, steile pols,
tachycardie en tachypneu. De extremiteiten zijn wel warm, turgor en CRT normaal. Als er
sprake is van shock zijn deze ook afwijkend. De ernst van de verschijnselen van anemie is
afhankelijk van de snelheid waarmee het is ontstaan. Als de anemie langzaam ontstaat kan het
lichaam zich redelijk aanpassen mbv compensatiemechanismen. Belangrijk om te onthouden
is dat anemie geen ziekte is maar een symptoom. Er zijn 3 hoofdreden en die anemie kunnen
veroorzaken:
1. Anemie door onvoldoende aanmaak -> in het beenmerg worden niet genoeg rode
bloedcellen aangemaakt, wat leidt tot een niet-regeneratieve anemie.
2. Anemie door bloedverlies -> kan zich laten zijn door zichtbare bloedingen, melena
(zwarte ontlasting), hematurie en/of hematochezia. Bij AO kun je ook bloed aan te
thermometer, bloedingen in de huis/slijmvliezen en hemoabdomen/hemothorax
tegenkomen. Shock kan een gevolg zijn van anemie door bloedverlies.
3. Anemie door hemolyse -> Kapotte bloedcellen leiden tot hemoglobine in de
bloedbaan. Dit kan je zien door rode urine, gele ontlasting (door bilurubine) en
gele slijmvliezen/sclera (icterus).
Hematocriet bepalen
Je wilt graag met aanvullend onderzoek kunnen bepalen of er daadwerkelijk sprake is van
anemie. Dit kan door het bepalen van hematocriet, het volumepercentage
erytrocyten in het bloed. Een capillair met bloed centrifugeer je in een
microhematocrietcentrifuge voor scheiding van de verschillende componenten
van het bloed. Je zult bij anemie een beeld zien waar er minder ery’s aanwezig zijn
dan normaal, maar bij bijvoorbeeld dehydratie is er minder plasma dan bij de
controlegroep. Bij bloedverlies zal je tijdens het hematocriet bepalen geen verschil
zien. In een open wond verlies je immers alle componenten van je bloed, dus
zullen de verhoudingen gelijk blijven.
Jonge ery’s
De aanmaak van jonge erytrocyten gaat onder invloed van het hormoon
erytropoëtine uit de nieren. Jonge voorlopers van ery’s zijn meestal erg actieve
cellen, maar naarmate de cellen ouder worden worden ze ook kleiner. De kern
wordt condenser en uiteindelijk in zijn geheel uitgestoten. Een jonge erytrocyt die
geen kern meer heeft maar wel groter en ronder is dan een normale is een
reticulocyt. Reticulocyten bevatten nog een kleine hoeveelheid mRNA en kunnen
2
,hierdoor goed aangekleurd worden met een briljant cresyl blauw kleuring. Aan de hand van
de hoeveelheid reticulocyten in het bloed van een dier kun je iets zeggen over de aanmaak.
Osmotische fragiliteit
De osmotische fragiliteit van erytrocyten kan getest worden door ze te
mengen in een oplossing met een steeds lagere zoutconcentratie.
Normale erytrocyten gaan kapot bij een concentratie van ongeveer
<0,55% NaCl. De oplossing wordt dan rood, aangezien er hemoglobine
vrij komt. Als er hemolyse in het bloed van een patient plaatsvindt gaan
de ery’s meestal eerder kapot, zo rond de 0,8-0,7%.
Immuungemedieerde hemolyse
Hemolyse (en hierdoor anemie) kan immuungemedieerd ontstaan. In dit geval binden
antilichamen zich aan de eiwitten van rode bloedcellen. Hierdoor worden macrofagen en/of het
complementsysteem geactiveerd (pagina … meer detail). Het resultaat van de partiële
fagocytose van het erytrocytaire membraan door macrofagen zijn sferocyten, kleine en
bolvormige cellen.
Hemostase
Een erg belangrijk proces in het lichaam is de hemostase ofwel stolling van het bloed. De
belangrijkste componenten hierbij zijn de trombocyten ofwel bloedplaatjes, trombine en
fibrine. Endotheelcellen en andere stollingsfactoren spelen ook een belangrijke rol. De
bloedstolling zelf, ofwel coagulatie, is het vormen van het fibrine netwerk. Onder hemostase
valt ook nog vaatcontractie, plaatsjesaggregatie, voorkomen bloedverlies, etc. Het hele proces.
Het is belangrijk dat de hemostase goed gereguleerd wordt. Te veel stolling kan leiden tot
bijvoorbeeld trombose, terwijl te weinig stolling kan leiden tot spontane bloedingen.
Vaatwand
Op de gezonde vaatwand zitten prostacycline en NO die de aanhechting van bloedplaatjes
voorkomen. Deze stofjes worden gemaakt door het endotheel van de vaatwand. Verder ligt
het collageen en de weefselfactor in principe vast onder het endotheel, waardoor dit ook niet
beschikbaar is. Bij beschadiging van de vaatwand komt het collageen vrij. Hier kunnen
bloedplaatjes uit de circulatie zich aan hechten. Tegelijkertijd vindt er direct
vasoconstrictie plaats. De geactiveerde plaatjes gaan samentrekken om de wond
dicht te trekken. Dit vormt de primaire plaatjesplug. Hierover wordt vervolgens een
netwerk van fibrine gevormd om de secundaire plaatjesplug te vormen. Als de plug
stevig zit trekt deze nog verder dicht en begint de fibrinolyse, afbraak door plasmine.
Voor de uiteindelijke genezing groeien er nieuwe endotheelcellen en collageenvezels.
Trombocyten
Bloedplaatjes zijn celfragmenten van megakaryocyten uit het beenmerg. Ze hebben
de volledige inhoud van een normale cel (denk aan organellen als mito’s, Golgi etc.)
3
, met uitzondering van een celkern. Ze zijn een stuk kleiner dan erytrocyten en in het
bloed vind je er ongeveer 300.000 per microliter.
Vorming bloedstolsel
Bij beschadiging van de vaatwand worden de bloedplaatjes aangetrokken door de von
willebrand factor die vrijkomt uit het plasma van de beschadigde endotheelcellen. Ze
blijven vast plakken aan het collageen. Door deze aanhechting raken de plaatjes
geactiveerd. De geactiveerde plaatjes hebben ADP, thromboxaan en fosfolipiden op het
membraan wat zorgt voor een negatieve lading en een sneeuwbaleffect met het aantrekken en
activeren van andere plaatjes. De primaire plaatjesplug die hier gevormd wordt moet onder
invloed van fibrine samentrekken om goed te blijven zitten. Voor dit proces is de
stollingscascade van groot belang. Trombine speelt ook een rol bij de activering van
bloedplaatjes.
Stollingscascade
De hele stollingscascade is een proteolytische casdcasde. Kort
samengevat moet in de stollingscascade fibrogeen geknipt worden tot fibrine
door trombine. (Tijdens deze knip komen kleine overbodige peptides vrij die
wel erg handig kunnen zijn voor diagnostiek). Tussen de fibrinedraden
moeten ook crosslinks worden gevormd. Er zijn verschillende factoren in de
cascade met allemaal verschillende effecten tijdens de verschillende stappen:
1. Trauma activeert factor XI tot actief factor XI en weefselfactor (Tf,
tissuefactor)
2. Actief XI activeert factor IX wat het effect gaat versterken
3. Actief factor IX activeert factor X
4. Actief factor X kan protrombine omzetten in normaal trombine.
Door al deze stapjes is het makkelijk om de cascade te versterken en te
reguleren. De stollingscascade kan op 2 manieren geactiveerd worden.
Extrinsieke activatie: minder trombine, maar gaat een stuk sneller. Activatie van
trombine door weefselfactor.
Intrinsieke activatie: geeft meer trombine maar gaat een stuk langzamer.
Activatie van trombine via contact-activatie cascade met calcium en fosfolipiden.
Veel dieren hebben een ‘shunt’ van extrinsiek naar intrinsiek om meer trombine te
kunnen produceren. Beide cascades kunnen in het lab getest worden door
specifieke factoren aan het bloed toe te voegen. Extrinsiek wordt dan de protrombinetijd (PT)
gemeten, en intrinsiek de activated partial tromboplastine tijd (APPT). In principe is de APTT
altijd langzamer dan de PT. De stollingscascade vindt meestal plaats op het plasmamembraan,
calcium is dan de verbinding tussen de Tf en het membraan.
Vitamine K
Een tekort aan vitamine K kan een probleem met de bloedstolling opleveren en dus zorgen voor
een verhoogde bloedingsneiging. Dit is bijvoorbeeld een van de mechanismes achter rattengif.
In de lever moeten stollingsfactoren gecarboxyleerd worden. Hierdoor krijgen ze 2 negatief
geladen groepen die ze nodig hebben om Ca2+ aan te trekken (en dus op membraan te kunnen
4