Atletiek semester 2 3LOi
Polsstokhoogspringen
Materiaal
- Gebruik maken van ‘trimmstabe’, polsstokhoog stokken. (voordeel= geen insteek gat nodig,
later wel een droogloopmat)
- Hoger springen door: vertrouwen op de stok en gebruik maken van buigzame werking.
Hantering
- Omdat het spannend is, beginnen met
steunspringen. (wennen aan hantering)
1. De springer moet stok dicht langszij passeren
voor een goed steunpunt.
2. Daarbij moet de springer van voldoende afstand
inspringen. Doe je dit niet? onderloop,
springer valt achterover. Blijf met de afzetvoet
onder de bovenste stokhand.
3. Combinate van te hoge greephoogte en te trage
afzet onderloop.
- Begin met een niet te hoge grip (iets boven sterkhoogte, handen schouder breed uit elkaar),
zodat het aanloop tempo nog laag blijf liggen.
- Driemaal R-principe: rechtshandige springer; met rechterhand boven de stok vast te pakken,
de stok rechts te passeren, daarbij zijn rechter been opschoppen/links afzeten.
Didactische opbouw steuwnspringen
1. Steunspringen
- In drietallen, de stok steeds overgeven aan de overkant. Wel op signaal van de leraar.
2. Vereenvoudigd steunspringen
- Gebruiken van een verhoogd afzetvlak. (zwaartepunt wordt al boven steunpunt gebracht)
- Soms is een vrije keuze van de stok plaatsen lastg, dan van matje naar matje. =structuur.
3. Vervolg steunspringen
- Het kantelpunt bewust langzamer passeren, met de benen dicht langs de stok en het gewicht
er goed boven.
- Wat meer boven de stok uitduwen tjdens de steunfase. (steunen op de stok)
- Stok hoger vastpakken voor betere springers. Afzet verder weg en feller.
- Bij he steunspringen, NIET draaien met gezicht naar aanlooprichtng.
Landing in langzit op verhoogd vlak
1. Arrangement
- Landingsmat op 3 banken
- Als insteekpunt een kast kop met een droogmat
- 2 palen met toversnoer
2. Leervoorstel
- Steunsprong aan de stok blijf nagenoeg gelijk, alleen de landing veranderd.
- Geen landing op de voeten, maar in langzit op de mat van het verhoogde vlak.
- Stok moet tot en met de landing worden vastgehouden.
3. Vanghulp
- Nu introduceren, omdat het later van belang is.
, - 1 is de stokvanger; vroeg ophalen van de stok en begeleid de springer naar veilige landing.
Invloed op de vluchtbaan.
- 1 vanger aan de zijde waar benen de stok passeren. Via een duw de springer boven het vlak
brengen.
4. Veel voorkomende fouten:
- Springer valt bovenin stl te laag tempo van aanlopen met een te hoge greep/ afzet te
dicht bij het insteekpunt.
- Steeds bij de landing aan dezelfde kant de voeten gaan niet dicht genoeg langs de stok OF
springer valt stl in de lucht.
- Bovenste hand wordt naar beneden geschoven corrigeren van onderloop.
Cruwciaal voor een goede sprong
- Een goede afzetplek is een belangrijke succesfactor.
- Onder de bovenste hand bij een gestrekte posite van de springer.
- Tot hulp teken op de grond, korte aanloop (niet teveel tempo)
- De springers moeten hun voeten hoog opschoppen. Nu ook hoger vastpakken, het
zweefmoment wordt zo heel lang.
- Wanneer vlucht veilig is en de landing in het midden van de mat= springen halve draai.
Springen met een halve draai tot stand
- Springer maakt een strekkende beweging met zijn heupen gevolgd door een halve draai en
landt op zijn voeten met gezicht naar aanlooprichtng.
- Nu ook het lijntje introduceren. (noodzaak om op te steken) aanloop 8m (later hooguit
12m)
- Er moet worden ingevouwen aan de stok, heupen buigen en iets achterover hangen.
Vervolgens wegsteken enigszins omhoog.
- Strekking van de heupen eerder dan het draaien:
1. Opsteken zorgt voor stjgingsmogelijkheden die zijn aanloopsnelheid hem biedt.
2. Na het steken is de momentarm beperkt waardoor er snel en efcicnt gedraaid kan worden.
- Een duwtje onder de heupen kan helpen bij veel leerlingen, ‘aantrekbeweging van een
broek.’
Vervolg springen met halve draai
1. Gunstger richtng van wegsteken
- Voorwaarde= toegeven achterover hangen aan de stok. (gevolg is strekking van de heupen)
- De lijn omhoog is een richtngsbepalende factor.
2. Afduwen van de stok in de landing
- Voorwaarde= stabiel op het midden van de mat landen.
- Stok wordt zo niet meer door de lijn heen getrokken. Belangrijk= ga je scheef, blijf de stok
dan vasthouden!
3. Verfijnen van de techniek
- De stok hoger vastpakken is niet altjd noodzakelijk, techniek is ook van belang.
- Tijd, tempo en richtngsgegevens in onderling verband optmaliseren.
Gebruwik maken van een grotere stok
- Mogelijkheid stok hoger vast te pakken nu ook harder aanlopen en eerder afzeten.
(afhankelijk van de hulp van de vangers) =onlosmakelijke gelijkzijdige driehoek.
- Wanneer de greephoogte wijzigt moet de stok eerder worden opgehaald.
, - Geleidelijk aan moet de springer meer op eigen kracht springen.
- Moment van inrollen cruciaal te vroege inrol zorgt voor te grote afstand van het
zwaartepunt t.o.v. het draaipunt, hierdoor remt de stjging af.
- De afzet (insprong) vanwege de forse afstand tot het insteekpunt en het noodzakelijke
verhoogde tempo van aanlopen zijn variabelen waar veel leerlingen prachtg mee kunnen
stoeien.
- Sprong kan ook buiten worden gegeven met landing in de verspringbak. Dan ook vangers bij
de landing.
Belangrijke puwnten boekje van Leeuw enhoek (polsstokhoogspringen)
- Fasen bij het polsstokhoogspringen:
1. Aanloop met de polsstok
2. De afzet (overgang aanloop en hangen aan de stok)
3. Passeren van de lat
4. De zweefase
5. De landing
De aanloop
- Snelheid maken, zodat die kan worden omgezet in hoogte.
- Bij links afzeten, wordt de stok aan de rechterzijde gedragen.
- Voorste hand in bovengreep en achterste hand in ondergreep.
- Hoe groter de greephoogte, hoe verder de handen uit elkaar.
- De polsstok moet losjes worden vastgehouden en zo min mogelijk bewegen.
- Het insteken vind plaats in de laatste 3 passen vóór de afzet. (3-pas-ritme)
- Doorschuiven, insteken, afzeten, hangen optmale snelheid.
- Voordeel glasfiberstok boven metalen stok: grotere greephoogte bij dezelfde
aanloopsnelheid en de katapultwerking van de polsstok.
- Greephoogte afhankelijk van: aanloopsnelheid, lichaamslengte, elastciteit van de stok,
sprongkracht en de insteekhoek van de stok.
De afzet
- Romp rechtop en afzet onder de bovenste hand, heupen worden sterk naar voren gedrukt.
Be egingsverloop aan de stok
- Nodig om hoogte te maken: grote greephoogte, efcicnt benuten energie, vertcale
eindposite stok, hanstandhouding op de stok, doelmatge latpassage.
- Deelfasen:
1. Hang- en zwaaifase: zwaartepunt van stok+ lichaam dichtbij het insteekpunt houden.
(achterste been gestrekt)
2. Inrolfase: kniecn in richtng van de borst
3. Opschroefase: kniecn strekken en de benen omhoogsteken.
4. Afstootase
De z eefase
- De ideale situate is dat bij het loslaten van de stok het lichaamszwaartepunt nog een lichte
stjgende beweging heef.
- Passeren in boogvorm geringe achterwaartse rotate achterwaarts omhoog brengen
van de armen.