©Tygo Stoetman Jaar: 2024
Leerdoelen thema 6: Ecologie 6 VWO Door: Tygo Stoetman
Leerdoel 1: Verschillen tussen fotosynthese en chemosynthese uitleggen en verklaren onder welke
omstandigheden beide processen plaats kunnen plaatsvinden.
1. Chemosynthese: Met behulp van energie uit oxidatieprocessen van een anorganische stof
wordt glucose gevormd, bijvoorbeeld nitriet en nitraat bacteriën.
2. Veel bacteriën diep in de grond of diep in de zee doen aan chemosynthese, mede door het
gebrek aan zonlicht. Zwavelbacteriën, nitrietbacteriën en nitraatbacteriën
3. Chemosynthese vindt plaats op plaatsen met weinig zonlicht, diep ondergronds en in de
diepe oceaan. En dan op plekken met aanwezigheid van zuurstof, en verschillend per
bacterie genoemd bij succescriterea 2, zwavelwaterstof (H2S) Sulfaat (S), nitriet (NH4+),
nitraat (NO2-)
4. Fotosynthese maakt energie door middel van zonlicht met koolstofdioxide en water, waar bij
chemosynthese een oxidatie plaatsvindt met mogelijk meerdere stoffen als h2s, s, NH4+ en
NO2-.
Leerdoel 2: Beschrijven dat organisme door fotosynthese autotroof zijn.
1. Autotroof: Maken organische moleculen uit anorganische moleculen en zijn producenten in
de voedselketen/web. De energiebron voor het maken van deze organische moleculen komt
uit fotoautroof met licht wat planten en algen hebben of uit chemoautroof met oxidatie van
anorganische moleculen wat sommige bacteriën kunnen. C-bron is Co2
Heterotroof: zijn consumenten en reducenten maken uit organische moleculen organische
moleculen gemaakt door andere organisme. C-bron is organische moleculen.
2. Autotrofe organismen, zoals planten, kunnen fotosynthese uitvoeren om zelf voedsel te
produceren met behulp van lichtenergie. Dit onderscheidt hen van heterotrofe organismen,
die afhankelijk zijn van externe voedselbronnen. Fotosynthese is de essentiële link tussen
autotroof zijn en het vermogen om energie rechtstreeks uit zonlicht te benutten.
Leerdoel 3: Het belang van fotosynthese als basis voor de voortgezette assimilatie en dissimilatie
van het organisme beschrijven.
1. Uit fotosynthese ontstaan zuurstof en glucose
2. De plant/organisme die fotosynthese heeft voltooid eindigt dus met zuurstof en het
belangrijkste, glucose. De glucose wordt dan verbrand en daarmee gebruikt voor energie
3. Zonder fotosynthese is er geen glucose, zonder glucose is er geen assimilatie en voortgezette
assimilatie. Dat komt omdat fotosynthese hiervan de eerste stap is. En voor voortgezette
assimilatie geld, dat wanneer er geen fotosynthese is wat dus de organische moleculen
levert, deze niet omgezet kunnen worden tot grotere organische moleculen en daarmee dit
niet kan
4. Zonder fotosynthese kan er geen dissimilatie plaatsvinden, omdat voor de dissimilatie
organische moleculen nodig zijn zoals glucose, wat ontstaat uit fotosynthese, waardoor dit
dus niet kan
1|Pagina
, ©Tygo Stoetman Jaar: 2024
Leerdoel 4: energiestromen in een ecosysteem beschrijven, toelichten welke factoren daarop van
invloed zijn en uitleggen wat oorzaken en gevolgen zijn van verstoring.
1. Ecosysteem: verzameling van populaties en abiotische factoren in een natuurlijk begrensd
gebied, bijvoorbeeld: sloot, bos, eiland; alle ecosystemen samen vormen het systeem aarde.
2. Een organisme kan drie rollen vervullen in een ecosysteem: heterotroof, autotroof en
reducent.
Heterotroof: gebruiken organische voedingsstoffen voor energie die daarin zit opgeslagen
als chemische energie
Autotroof: gebruiken anorganische voedingstoffen uit abiotisch milieu.
Reducent: bacteriën en schimmels; breken organische stoffen af tot anorganische stoffen
3. Heterotroof, autotroof en reducenten vormen gezamenlijk een voedselrelatie. Autotroof
organisme maakt namelijk uit anorganisch voedingstoffen organische voedingstoffen die
chemisch opgeslagen is zoals glucose. Heterotroof organisme die eet deze autotrofe
organisme op en gebruikt hiermee de organische voedingstoffen om er een organische stof
van te maken en de energie te gebruiken. En dan vervolgens maken de reducenten weer van
deze organische stoffen, anorganische stoffen.
4. De energie die in de fotosynthese nodig is/wat erna uitkomt, namelijk glucose vloeit door
verschillende voedselrelaties, want de organisme/plant die fotosynthese doet is de
producent van glucose, en wordt vervolgens door een consument gegeten die de glucose
gebruikt en of opslaat. Deze consument (1 e orde) wordt vervolgens weer opgegeten etc. dus
de glucose van die producent vloeit door hele voedsel relaties en webben.
5. Een organisme kan glucose omzetten in andere vormen van energie. Dit gebeurt door de
dissimilatie van glucose. Wat aeroob en anaeroob kan met de volgende reacties.
C6H12O6 + 6O2 6CO2 + 6H2O + 36 ATP
C6H12O6 Melkzuur + 2 ATP
6. De zon als energiebron raakt nooit uitgeput, maar het uitsterven van soorten in een
voedselweb kunnen wel tot uitputting zorgen van de energiestroom. Abiotische factoren
zoals te weinig regen of te hoge temperaturen kunnen leiden tot sterfte van organisme.
7. Ecosystemen storten in als verstoord worden door bijvoorbeeld een nieuw dier waardoor er
meer predatie is etc.
8. Uiteindelijk leidt het tot voedsel tekort in een voedselweb
Leerdoel 5: Modellen van energiestromen beschrijven en uitleggen welke processen en
organismen daarin een rol spelen.
1. Zie succescriterea 4 leerdoel 4
2. Er treedt energie verlies op in de piramide van biomassa telkens bij een hoger niveau, omdat
er sprake is van dissimilatie omdat er dan de meeste energie als warmte vrijkomt, of door
verlies van biomassa door afgevallen bladeren, haren, ontlasting etc. of door niet alle
organisme van het voorgaande niveau worden gegeten.
2|Pagina