Casusbespreking ziekte van Parkinson
Specificatie van de leerdoelen
1. Prevalentie, symptomen en definitie van M. Parkinson
Definitie Parkinson
Een progressieve neurodegeneratieve aandoening, zich uitend in een hypokinetisch syndroom.
De aandoening wordt voor een groot deel veroorzaakt door verlies van dopamineproducerende
neuronen in de substantia nigra. Dit leidt tot een tekort van dopamine in het corpus striatum
(substantia nigra projecteert hierop.
Patiënten met de Ziekte van Parkinson hebben een kortere levensverwachting dan
leeftijdsgenoten zonder deze aandoening en bij aanwezigheid van dementie neemt de
levensverwachting nog verder af. De ziekte wordt onderscheiden in verschillende fasen:
Vroege of ongecompliceerde fase: uni- of bilateraal beeld zonder evenwichtsstoornissen.
Gecompliceerde fase: bilateraal beeld met evenwichtsstoornissen en functiebeperkingen
maar nog wel in staat om zelfstandig te lopen.
Eindfase: rolstoelafhankelijk of lopen is alleen met hulp mogelijk.
Parkinsonisme: hypokinetisch-rigide syndroom ten gevolge van andere oorzaken dan de
ziekte van Parkinson (bijvoorbeeld geneesmiddelen).
Prevalentie en risicofactoren
De incidentie van de ziekte van Parkinson is 0,2 tot 0,3 per 1000 patiënten per jaar. Gemiddeld
ziet de huisarts met een normpraktijk 1 nieuwe patiënt per 1 à 2 jaar. De prevalentie in de
praktijk is 1,8 per 1000 mannen en 1,6 per 1000 vrouwen. Ongeveer 80% van de patiënten met
de ziekte van Parkinson is ouder dan 65 jaar. Door vergrijzing zal de prevalentie toenemen.
De risicofactoren voor het ontwikkelen van Parkinson omvatten: erfelijkheid, stoornis in
eiwitstofwisseling, achteruitgang van de werking van de hersenen bij het ouder worden en
omgevingsfactoren zoals het in contact komen met giftige stoffen.
Symptomen
Motorische symptomen, aandoeningsgerelateerd
Een tekort aan dopamine in de substantia nigra uit zich in het hypokinetisch syndroom. Dit gaat
gepaard met: hypokinesie (= bewegingsarmoede, verminderde beweging, omvat o.a. rigiditeit,
bradykinesie en dyskinesie) en stijfheid. Daarnaast worden ook vaak trillen en balansstoornissen
waargenomen.
o Bradykinesie: traagheid in bewegen en afnemende amplitude van bewegingen
o Rigiditeit: stijfheid wordt veroorzaakt door de verandering in niet alleen dopamine,
maar ook in andere neurotransmitters: Ach, Na, GABA).
o Tremor (trillingen) in rustsituaties; start normaal gesproken bij de handen, en neemt
af tijdens vrijwillige activiteiten. Wordt veroorzaakt door een verandering in niet
alleen dopamine maar ook in andere neurotransmitters (ACh, NA, 5HT en GABA).
o Rusttremor: tremor die optreedt wanneer het desbetreffende lichaamsdeel volledig
ondersteund en ontspannen is (bijvoorbeeld het ‘geld tellen’ of ‘pillendraaien’ bij
de ziekte van Parkinson).
o Balansstoornissen: moeite met bewaren van het evenwicht.
, Motorische symptomen, medicatiegerelateerd
o Orthostatische hypotensie duizeligheid
o Dyskinesie: ongewilde bewegingen
o Responsfluctuaties: wearing off, peak-dose, onvoorspelbare off-perioden
o Schommelingen in de reactie op dopaminerge medicatie
o Wearing-off: de werking van de medicatie stopt, waardoor de symptomen
terugkeren. Aan het begin van de behandeling is dit voorspelbaar, later kunnen
deze onvoorspelbaar optreden (onvoorspelbare off-perioden).
o Peak-dose hyperkinesie: overtollige bewegingen die kunnen ontstaan bij een
piekconcentratie van het betreffende geneesmiddel.
Niet-motorische symptomen (psychische en cognitieve symptomen)
Vaak veroorzaakt door degeneratie van andere neuronen. De ziekte van Parkinson uit zich in de
neuronen van het dopaminesysteem, maar vermoedelijk is er meer degeneratie.
o Aandoeningsgerelateerd
o Depressie: 33% van de patiënten ontwikkelt depressieve symptomen, vaak in
combinatie met cognitieve stoornissen. Tekort aan dopamine en serotonine.
o Dementie: 48-80%, soms al bij het stellen van de diagnose aanwezig.
o Psychotische symptomen: kunnen op elk moment in het beloop van de ziekte
ontstaan. In de eerste 5 jaar bij 30%.
Hierbij dient als eerste aan een delier te worden gedacht op basis van
intercurrente ziekten zoals infecties en metabole stoornissen. Daarnaast wordt het
veroorzaakt door een combinatie van de ziekten en de toegepaste medicatie (vooral
anticholinergica, selegiline, amantadine en, in mindere mate, dopamine-agonisten)
o Medicatiegerelateerd
o Verwardheid, hallucinaties, agitatie, depressie
o Impulscontrolestoornis: Dit komt voor bij ongeveer 10% van de patiënten met de
ziekte van Parkinson. Vooral jongere patiënten (< 45 jaar) hebben een verhoogd
risico op het ontwikkelen hiervan. Deze stoornis uit zich in een verslaving op het
gebied van gokken, winkelen, eten, seksualiteit of het compulsieve gebruik van
dopaminerge medicatie (=dopaminedysregulatiesysndroom). Een
impulscontrolestoornis kan ook pas na jarenlang gebruik van dopamine-agonisten
ontstaan. Dit gaat vaak gepaard met gevoelens van schuld en schaamte en wordt
weinig spontaan gemeld. Door het verlagen van de dosering of het volledig staken
van de behandeling met dopamine-agonisten kan de stoornis verminderen of
verdwijnen.
o Dopaminedysregulatiesysndroom: Dit is een syndroom als gevolg van
bijwerkingen of overmatig gebruik van dopaminerge medicatie (meer dan nodig is
om de motorische problemen te controleren). Er is hierbij sprake van een
verslechtering van functioneren in werk en sociale relaties (bijvoorbeeld agressie
of verlies van baan), stemmingsstoornissen (angst, depressieve klachten) en
ontwenningsverschijnselen bij het stoppen van de medicatie.
o Slaapstoornissen (zowel door ziekte als door bijwerkingen
Autonome stoornissen
o Obstipatie, mictiestoornissen, overmatig zweten, erectionele dysfunctie.