Fiscaliteit 2: Periode 8
Hoofdstuk 9: Subjectieve belastingplicht (wie)
Er sprake van een binnenlandse belastingplichtige als:
1. Het in Nederland is gevestigd
2. Het genoemd staat in art.2 lid 1 wet Vpb.
Volgens art.4 AWR wordt de vestigingsplaats beoordeeld naar omstandigheden. De
belangrijkste omstandigheid is de plaats waar de feitelijke leiding is gevestigd. Een
uitzondering op deze regel is te vinden in art.2 lid 4 AWR.
Een subjectieve vrijstelling betekend dat het lichaam niet belastingplichtig is. Deze
zijn genoemd in art.5 en 6 wet Vpb.
Verengingen en stichtingen zijn alleen belastingplichtig als ze zich in een
concurrentiepositie bevinden. Als ze een bescheiden winst maken, zijn ze volledig
vrijgesteld voor de Vpb. Als een vereniging of stichting een maatschappelijk of
sociaal belang behartigd, mag de winst verminderd worden met minimumloonkosten
van vrijwilligers (art.9 lid 1 wet Vpb). Ze kunnen er ook voor kiezen om
belastingplichtig te zijn, dat is dan voor een periode van 5 jaar.
Art. 6a wet Vpb is ingevoerd om te voorkomen dat grote beleggingsinstellingen zich in
andere landen gaan vestigen. Vrijgestelde beleggingsinstelling (VBI) is iets anders dan een
fiscale beleggingsinstelling (FBI). De winst van een FBI wordt belast tegen het bijzondere
tarief van 0%.
Volgens art.6a wet Vpb is er sprake van een VBI als:
1. Het een nv
fonds voor algemene rekening
of een lichaam op de Bes-eilanden, lidstaat van de Europese Unie of waar Nederland
een verdrag mee gesloten heeft ter voorkoming van dubbele belastingheffing.
2. Het is een belastinginstelling volgens art.1.1 wet Financieel toezicht.
3. Het enige doel is beleggen, met als doel het realiseren van waardestijging en
rendement.
4. De VBI belegd uitsluitend in financiële instrumenten met het oog op overdracht van
kredietrisico dan wel verrekening.
5. Er moet voldaan zijn aan het collectiviteitsvereiste (> 1 deelnemer)
6. Toepassing van beginsel van risicospreiding (verschillende beleggingsbeginselen)
7. Op verzoek van aandeelhouders kunnen aandelen direct of indirect worden ingekocht
of terugbetaald (op vooraf bekende tijdstippen), ten laste van de bezittingen van de
vennootschap.
De VBI regeling gaat in, in het jaar dat het verzoek tot toepassing van de regeling wordt
ingediend.
Als een lichaam nagenoeg uitsluitend (90% of meer) activiteiten verrichten in de
uitvoering van een academisch ziekenhuis of bekostigd onderwijs, volgens art. 6b
wet Vpb.
9.3: Tarief
Als op de winst van belastingplichtigen kansspel of dividendbelasting is ingehouden door
degene die de prijs of belasting heeft uitgekeerd, mogen die belastingen in mindering
gebracht worden op verschuldigde vennootschapsbelasting. Art.25 lid 1 wet Vpb.
Op basis van art. 28 wet Vpb kan het tarief verlaagd worden naar 0%, dat is uitsluitend van
toepassing op FBI’s. De gedachte is dat beleggen in privé en zakelijk niet van elkaar mogen
verschillen. Een FBI is een binnenlandse belastingplichtige waarvan de feitelijke
werkzaamheden bestaan uit het beleggen en voldoet aan de doorstootverplichting. Dat
betekend dat de winst die de vennootschap behaalt binnen 8 maanden na afloop van het dat
jaar, aan de aandeelhouders ter beschikking moet worden gesteld.
1
,De innovatie box heeft een verlaagd tarief van 5% en is te vinden in art. 12b t/m 12bg wet
Vpb. Het is alleen van toepassing op ondernemingen die een substantiële aanwezigheid in
Nederland hebben en waarvan de activiteiten zich in Nederland ontplooien. De voordelen die
uit hoofde van het betreffende activum worden behaald, worden tegen het tarief van 5%
belast. De opbrengsten moeten dan wel hoger zijn dan de voortbrengingskosten. Verliezen
mogen tegen het normale tarief worden afgetrokken. Als een activum al voordelen genereerd
voordat het octrooi is verkregen, mogen de baten achteraf worden meegenomen in de
innovatie box.
9.4: Objectieve belastingplicht (waarover)
Er zijn drie stappen om de grondslag voor vennootschapsbelasting te bepalen:
1. De fiscale winstberekening
2. De fiscale winst bepaling
3. Het belastbare bedrag bepalen
Stap 1: fiscale winstberekening
Het kan via de resultaten rekening: commerciële winst als uitgangspunt en daarop wordt
gecorrigeerd.
Of door vermogensvergelijking: verschil vermogen aan begin en einde van de periode. De
vermogensmutatie is gelijk aan de winst.
Bij het aangifte biljet zijn beide methode verplicht, de uitkomst moet gelijk zijn.
Stortingen en onttrekkingen die niet worden veroorzaakt door winsten, maar die wel
gevolgen hebben voor het eigen vermogen, worden gecorrigeerd door ze bij het eigen
vermogen op te tellen of af te trekken.
Onttrekkingen:
Winst uitdeling: cash of stock dividend of verkapt dividend (15 % dividend belasting,
indient de ontvanger van dividend belastingplichtig is).
de in aanmerking genomen vennootschapsbelasting: kan worden verwerkt via het
kasstelsel of via reserveringsstelsel. Via kasstelsel geen post te betalen of te
vorderen Vpb, wel bij reserveringsstelsel.
Ingehouden bronbelasting (dividend en kansspelbelasting): de door de uitkeerder
ingehouden en afgedragen belasting is niet aftrekbaar voor de ontvanger. De
belasting mag wel in mindering gebracht worden op de verschuldigde
vennootschapsbelasting.
Schematische weergave van stap 1:
Fiscaal vermogen eind
+ Onttrekkingen
+ Kapitaalterugbetalingen
Gecorrigeerd eindvermogen
- Fiscaal vermogen begin (fiscaal vermogen begin + kapitaalstortingen =
Kapitaalstortingen gecorrigeerd beginvermogen)
Fiscale winstberekening door vermogensvergelijking
Stap 2: Fiscale winstbepaling
In de wet staan bepalingen die ervoor zorgen dat de fiscale winstberekening, zoals berekend
bij stap 1, afwijkt van de fiscale winst. Vrijstellingen, aftrekposten en toevoegingen aan een
fiscale reserve zorgen ervoor dat de fiscale winst lager is. De onderdelen die van invloed zijn
op de fiscale winst zijn te vinden in art.8 en 9 wet Vpb. Artikel 8 is een schakelbepaling met
de wet IB. De aftrekbeperking geldt als de onderneming werknemers in dienst heeft in de zin
van de wet LB. Het niet-aftrekbare bedrag van 45 000 wordt vervangen door 0,4%, mits de
2
,uitkomst hoger is dan 4500 en het in de wet LB vermelde percentage wordt vervangen door
73,5%, zie art.8 lid 5 wet Vpb.
Bijtellen of aftrekken van de fiscale winstberekening:
Objectieve vrijstellingen
Niet/beperkt aftrekbare kosten
Giften
Investeringsaftrek
Mutaties fiscale reserves
Correctie i.v.m. deelnemingsvrijstelling
Stap 3: Belastbare bedrag bepalen Zie art. 7 wet Vpb.
Einde stap 2: fiscale winst
- Aftrekbare deel giften
Belastbare winst
- Te verrekenen verliezen
Belastbare bedrag
Kapitaalstortingen behoort niet tot de winst en heeft drie vormen:
1. Nominaal gestort kapitaal
2. Agio
3. Informeel kapitaal: onzichtbare kapitaalstorting bijv. grote korting
Als een lening lijkt om eigen vermogen (deelnemerschaplening) is er sprake van informeel
kapitaal. Dat is het geval als de lening voldoet aan de volgende cumulatieve vereisten:
1. Achtergesteld bij alle schuldeisers
2. Geen vaste looptijd
3. Rente is winstafhankelijk
4. Slechts opeisbaar bij faillissement, surseance van betaling of liquidatie
Een vergoeding op kapitaal is niet aftrekbaar, maar een vergoeding op een lening (rente)
wel. Zie voor de regelingen omtrent onttrekkingen art.10 wet Vpb.
Er zijn kosten met een zakelijke grondslag die toch aftrekbaar kunnen zijn. Die zijn genoemd
in art.9 wet Vpb.
Onttrekkingen worden niet tot de winst gerekend in de resultatenrekening, daarom worden
ze bij vermogensvergelijkingen gecorrigeerd. Niet-aftrekbare kosten worden na de fiscale
winstberekening gecorrigeerd.
In art. 10 wet Vpb worden niet-aftrekbare kosten genoemd. Een commissarisbeloning
voor een natuurlijk persoon die een aanmerkelijk belang heeft in de vennootschap, is in
aftrek beperkt volgens art. 11 wet Vpb. De vergoeding wordt gezien als dividend, omdat de
wetgever veronderstelt dat de aanmerkelijkbelanghouder dusdanige zeggenschap heeft, dat
hij zijn eigen beloning kan bepalen.
Giften zijn niet aftrekbaar en worden altijd opgeteld bij de winst, omdat het geen kosten zijn.
Als er sprake is van een sponsering, vormen deze giften wel aftrekbare bedrijfskosten. In
art.16 wet Vpb staat dat giften aan een algemeen nut beogende instelling in aftrek mogen
worden gebracht bij de berekening van de belastbare winst. Giften zijn aftrekbaar tot 50% en
een maximaal bedrag van €100 000. Als de fiscale winst negatief is, kunnen giften niet
afgetrokken worden.
Een negatieve fiscale winst (verlies) mag op grond van art.20 wet Vpb worden verrekend met
de belastbare winsten van het voorgaande jaar (carry back) en de negen volgende jaren
(carry forward). Het oudste verlies wordt het eerst verrekend.
3
, Het te verrekenen verlies kan dus 9 jaar naar voren worden geschoven. De te verrekenen
verliezen zijn niet verrekenbaar als:
1. Ten minste 30% van de aandelen in de BV van eigenaar wisselt.
2. De materiële onderneming voor 70% of meer wordt gestaakt of binnen 3 jaar wordt
gestaakt of als er geen onderneming meer wordt gedreven.
Er zijn een aantal uitzonderingen:
1. De verliezen blijven verrekenbaar als de wijziging van eigenaar voortvloeit uit een
overleiden of beëindiging van huwelijk.
2. De verliezen blijven verrekenbaar als de beursgenoteerde NV niet op de hoogte is
dat in een jaar 30% van eigenaar wisselt.
3. Als de verkrijger van aandelen als een derde gedeelte van de aandelen had, telt de
verkrijging van de nieuwe aandelen niet mee voor de 30% eis.
9.6: deelnemingsvrijstelling
Als een vennootschap zijn vestigingsplaats verplaatst naar het buitenland, kan de
Nederlandse fiscus niet meer h effen over de winst van die vennootschap. Daarom wordt
onmiddellijk voorafgaand aan de verplaatsing al haar vermogensbestanddelen te hebben
vervreemd, tegen de waarde van het economische verkeer. Er vindt dan een
eindafrekening plaats. Dit is vastgelegd in art. 3.61 wet IB en art.15c en 15d wet Vpb.
Om risico’s te spreiden kunnen er verschillende vennootschappen opgericht worden, het
volgende overzicht ontstaat dan:
Tophoudster BV
Houdster BV
Werkmaatschappij 1 Werkmaatschappij 3
Werkmaatschappij 2
De VPB deelnemingsvrijstelling is van toepassing, als aan de voorwaarde is voldaan, om te
voorkomen dat de winst dubbel belast wordt. Alle voordelen (ook verliezen) uit hoofde van de
deelneming, worden niet tot de winst gerekend, omdat de deelneming een verlengstuk is van
de houdster. In art. 13 lid 2 wet Vpb staat de definitie van een deelneming. Er moet voor
minimaal 5% worden deelgenomen in het gestorte nominale kapitaal, de aandelen moeten
zijn volgestort.
Er is sprake van een gelijkstelling als de belastingplichtige minimaal 5% van de
stemrechten bezit van een onderneming die in een lidstaat van de EU gevestigd is of waar
Nederland een verdrag mee heeft. Art. 13 lid 3 wet Vpb.
Een fiscale beleggingsinstelling of een belang in een beleggingsdeelneming zijn geen
deelnemingen. Er komt een deelnemingsverrekening voor in de plaats (art. 13 lid 8 en 9 wet
Vpb). Er is sprake van een beleggingsdeelneming indien er voor meer dan 50% (on)middelijk
bezittingen bestaan uit beleggingen of financieringen van de houders of daarmee verbonden
lichamen. Als de beleggingen aangehouden worden in verband met bedrijfsuitoefeningen,
geldt de deelnemingsvrijstelling wel (zoals verzekeringen).
Als de belastingplichtige de deelneming minimaal 1 jaar heeft gehouden, blijft de vrijstelling
gedurende drie daarop volgende jaren actief. Als daarna nog niet aan de 5% regeling
voldaan wordt, vervalt de vrijstelling.
Meetrekregeling: art. 13 lid 4 wet Vpb.
Meesleepregeling: art.10a lid 4 wet Vpb.
4