Onderzoeksmethodologie 2 – deel B
Tentamen: je krijgt output/ data of delen van een wetenschappelijk rtikel en je beantwoordt daar
vragen over (rapporteren, assumpties, wat betekent bepaalde output)
- Juiste onderzoeksmethode voor onderzoeksvraag kunnen benoemen
- Benoemen: methode, stimulus materiaal, populatie/ steekproef, design, onafhankelijke en
afhankelijke variabelen
- Soorten steekproeven + hoe gaat die steekproef in zijn werk
- Rapporteren volgens Vadamecum rapporteren (VR) (Chi-kwadraat, Pearson r, t-testen,
oneway ANOVA, 2 way ANOVA, Cronbach’s Alpha, Cohen’s Kappa)
- Tabellen uit kunnen leggen (is er een hoofdeffect, is er een interactie effect en dan in eigen
woorden uitleggen) rapporteren volgens VR
- Betrouwbaarheid, validiteit (en soorten validiteit)
- Uit gerapporteerde resultaten halen waar het onderzoek over gaat en wat er gevonden is
(hypothese, variabelen, hoofd- en interactie effecten en wat die betekenen)
- Proefpersonen uit methodesectie weten hoe je die moet schrijven volgens VR
- Assumpties: Levene’s Test
- Iets uitleggen in eigen woorden (concluderen)
- Hoe zou je bepaalde analyses doen in SPSS
Juiste onderzoeksmethode voor onderzoeksvraag kunnen benoemen
Causale relatie, verklarende vraag, effect, condities experiment
Verband, beschrijvende vraag (data is al beschikbaar) corpus/ content analyse
Verband (veel personen over groot aantal kenmerken) survey
Triangulatie combinatie van soorten
Benoemen: methode, stimulus materiaal, populatie/ steekproef, design, onafhankelijke en
afhankelijke variabelen
Methode
Corpus, experiment of survey
Stimulusmateriaal
- Bij experiment: materiaal beschrijven en de manier waarop de onafhankelijke variabele(n)
zijn geoperationaliseerd en manipulaties laten zien.
Bijvoorbeeld reclames (met audio) voor diensten met Twents, Limburgs accent en Standaard
Nederlands
- Bij corpusanalyse: beschrijving geven van het soort corpus, de eenheden die geanalyseerd
worden.
Populatie/ steekproef
Bijvoorbeeld Nederlandse consumenten op Twitter of Nederlandse bedrijven
Design
2 soorten:
1. Tussenproefpersoon design (between): verschillende groepen, 1 groep ziet 1 versie
2. Binnenproefpersoon design (within): dezelfde groep, 1 groep ziet alle versies
Hoeveel onafhankelijke variabele moet je ook zeggen op het tentamen, dus als het er maar 1 is, zeg
je bijvoorbeeld eenweg tussenproefpersoon design met 3 niveaus. Als je maar 1 variabele met 3
niveaus hebt, dan zeg je nooit 3 x 1 je zegt dan altijd eenweg (bij meerdere variabelen gebruik je
pas x)
1
, Het design gaat over onafhankelijke variabelen (het niveau wat een onafhankelijke variabele heeft,
dat staat daar) dus bijv. 3 onafhankelijke variabelen met 2 niveaus: 2 x 2 x 2
Bij corpus en survey is er geen design sectie (of je zegt bijv. within group design, maar geen getallen)
Variabelen
Onafhankelijk: verklaard de afhankelijke variabele; een oorzaak
Afhankelijk: de uitkomst
Bij corpus en survey maak je geen onderscheid in afhankelijk en onafhankelijk. Let op: als er bijv.
wordt gekeken naar verschillende landen, benoem je dit ook in de variabelen sectie.
Categorische variabelen:
- Binair: heeft slechts 2 mogelijke uitkomsten/waarden (bijv. man/ vrouw).
- Nominaal: waarde die een variabele kan aannemen alleen de betekenis van een naam, heeft
geen sprake van volgorde (bijv. man/ vrouw/ neutraal)
- Ordinaal: geeft alleen een volgorde aan, maar de verschillen ertussen zijn niet gelijk (bijv.
opleiding).
Continue variabelen:
- Interval: verschillen hebben wel een betekenis (bijv. temperatuur).
- Ratio: je hebt altijd een nulpunt (bijv. gewicht/lengte).
Een variabele gemeten met schaalvragen is eigenlijk een categorische variabele, maar wordt als
een continue variabele geanalyseerd.
Soorten steekproeven + hoe gaat die steekproef in zijn werk
Sampling; steekproef: het proces van selectie van een deelverzameling van eenheden voor
onderzoek van de grotere populatie.
- Select niet willekeurig (non-probability)
Units in de populatie hebben geen gelijke kans om geselecteerd te worden.
Generaliseren naar populatie is niet toegestaan.
- A-select willekeurig (probability)
Iedere unit in populatie heeft een gelijke kans om geselecteerd te worden.
Generaliseren naar populatie is toegestaan.
Iedere unit in de populatie heeft een gelijke kans om geselecteerd te worden, geen invloed van
onderzoeker, dit zorgt voor een beperkte bias.
Vergroot representativiteit, komt overeen met populatie (voldoende grote steekproef nodig).
Steekproefkader nodig (lijst van units in de populatie)
Soorten selecte steekproeven:
- Convenience: gemak: wat je beschikbaar hebt.
- Purposive/judgemental: doelgericht: onderzoeker beslist.
- Quota: kenmerken van populatie worden weerspiegeld in steekproef, stel kernwaarde vast
die je belangrijk vindt uit de populatie
- Netwerk/sneeuwbal: begin bij 1 persoon, vervolgens volgen anderen via hun netwerk
- Vrijwillig: vrijwillige deelnemers.
2 hoofdsoorten aselecte steekproeven:
1. Enkelvoudige aselecte steekproeftrekkinga bijvoorbeeld: loterij/willekeurige getallen van
een lijst.
2. Systematische (aselecte) steekproeftrekking aselect begin, daarna elke n-de unit.
Handig als: geen steekproefkader.
Onhandig als: periodiciteit die de representativiteit in gevaar brengt.
2