Samenvatting – Reader optica 1 Geometrische optica 1
Optica 1
Hoofdstuk 1
Lichtbronnen
Een lichtbron is een voorwerp dat lichtgolven uitzendt Primaire lichtbronnen; zelfstandige of
directe lichtbronnen, die zelf licht uitzenden. Vb. zon, lamp of brandende kaars. Secundaire
lichtbronnen; of indirecte; die licht weerkaatsen en daardoor zichtbaar worden. Alles wat zelf
geen licht geeft maar toch te zien is. Vb. de maan, (wit)papier (zwarte letter absorberen licht
waardoor ze te zien zijn op weerkaatsende witpapier).
Maken van een lichtbron
Onder te verdelen in puntvormige lichtbronnen of lichtbronnen gevormd door meerdere
puntvormige lichtbronnen. Een kleien lichtbron zonder enige uitgestrektheid, alleen
theoretisch mogelijk. Puntvormige lichtbronnen symbool = L(‘) met enige gestrektheid is een
verzameling van een aantal puntvormige lichtbronnen voorwerp dat gestrekt is symbool =
y(‘). Het voorwerp y bestaat uit meerdere punten L.
Lichtstralen
Licht is vergelijkbaar met het golfverschijnsel. Bij licht is het centrum van een golfverschijnsel
punt L. Een golfstraal is bij licht een lichtstraal. Langs zo’n lichtstaal bewegen zich de
elektromagnetische golven vanuit het trillingspunt naar buiten.
Een lichtstraal is een denkbeeldige lijn waarlangs zich lichtgolven voortbewegen.
Lichtbundels
De pupil zorgt ervoor dat er maar een gedeelte van de verzameling lichtstalen, de lichtbundel
het oog binnenkomt. De pupil bepaald de bundelopening, verandert bij een andere
lichtsterkte.
Een lichtbundel is een verzameling lichtstralen die elkaar in hetzelfde punt (L) kruisen.
Afbeeldende bundel
Alle lichtstralen die door een pupil gaan zullen een afbeelding op het netvlies in het oog
veroorzaken, de afbeeldende bundel. De pupildiameter bepaalt de opening van de
afbeeldende bundel.
Convergente lichtbundel
Een lichtbundel die steeds smaller wordt. De stralen in een bundel komen samen in het
convergentiepunt (vb. vergrootglas). De amplitude van de golven neemt toe golffronten zijn
gekromd rond het punt en de kromming is groter naarmate het dichtbij het convergentie punt
komt.
Divergente bundel
Lichtbundel wordt naar verloop steeds breder opening neemt toe. Ontstaan in het
divergentiepunt (vb. lamp). De amplitude neemt langzaam af, kromming wordt ook minder
sterk.
,Samenvatting – Reader optica 1 Geometrische optica 1
Evenwijdige lichtbundel
Is de afstand vanaf het divergentiepunt oneindig groot geworden dan lopen de lichtstralen
evenwijdig aan elkaar in de lichtbundel. De amplitude neemt niet af, sprake ven een
ongedempt golfverschijnsel, golffronten zijn recht (vb. zon) symbool oneindig = .
Diffuus licht
Valt licht op een onregelmatig vlak dan weerkaatst het in alle richtingen terug.
Vergentie (sterkte)
De grootte van de kromming van het golffront bij licht. De vergentie of sterkte van de
lichtbundel is afhankelijk van de afstand rot het di- of convergentiepunt L. symbool voor
afstand tot punt L = l. Vergentie drukken we uit in dioptrie (dpt). De dioptrie waarde is de
1
inverse van de afstand l in meter. dpt =
m
Voor de dioptriewaarde moet altijd een teken staan licht gaat van links naar rechts. Is de
bundel divergent of komt het licht van punt L af, dan is de waarde negatief. Is de bundel
convergent. Gaat het licht naar punt L toe, is de waarde positief. Dioptriewaarde in twee
decimalen achter de komma.
Tekenen en tekenafspraken
Er zijn 3 methodes om tekeningen te maken:
1. Schetsen: uit de losse hand niet opschaal. Snelle opzet te maken van een
constructie.
2. Tekenen: werkelijke situatie uitbeeldt. Op schaal met behulp van een liniaal, passer
en geodriehoek.
3. Constructie: lijnen tekent door/met behulp van in de tekening aangegeven punten. Op
schaal.
Teken van links naar echts. Lichtinval op een glasblok of lens ook van links naar echt.
Voorzijde object naar licht achterzijde rechts. Lijnen die de eigenlijke tekening vormen 0,5
mm dik zijn, hulplijn 0,25 mm dik zoals optische as. Maathulpen en stramienlijnen zo dun
mogelijk 0,13 mm. Maatlijnen en hulplijnen voor constructie kunnen in potlood, lijnen die
vormgeven moet je wel met pen of fineliner tekenen. Lijnen die werkelijk aanwezig zijn teken
je ongebroken. Niet in werkelijkheid aanwezig zijn stippellijnen. Basislijnen in optische
constructies streep-stip-lijn. Tekening in zwart of donkerblauw uit. Luchtstralen en/of
lichtbundels in kleur. Punten geef je aan met hoofdletters boven het betreffende punt.
Afstanden geef je aan met behulp van maatlijnen, teken buiten de eigenlijke tekening,
begrenzing met hulplijnen. Hulplijntjes trek je door verder dan de maatlijn. Maatlijnen zoor zie
je van twee kleine pijltjes, tegen de hulplijn aan.
Benaming afstand in kleine letters, samen met de afstand en maateenheid, in het midden
van de maatlijn. Maataanduiding van onder de tekening of van rechts leesbaar is.
Lengtematen vermeld je onder de tekening, hoogte aan de zijkant.
Maten in de optiek: r = kromme straal/radius, d = dikte, l = voorwerpsafstand, l’ =
beeldafstand, = diameter/opening van lenzen.
Glasblok
In doorzichtig materiaal teken de omtrek van het object. Materiaal hogere luchtdichtheid dan
lucht is de brekingsindex (n), de luchtdichtheid van lucht is 1,0 van kroonglas 1,48. Streepje
van de arcering stat onder een hoek van 45 ten opzichte van de basislijn. De brekingsindex
geeft aan hoe sterk de lichtbreking van het materiaal is of het licht remmend vermogen van
glas.
, Samenvatting – Reader optica 1 Geometrische optica 1
Optische as
Op de basislijn, de optische as teken je meerder onderdelen achter elkaar. Optische as loopt
door de optisch centra, teken altijd streep-stip-lijn. De aanhaallijn heeft een punt in het blok
waar je wat over wilt vermelden. Je nummert met lichtweg mee links naar rechts.
Voorwerpen
Voor de constructie van de afbeelding door lenzen of in het oog heb je een voorwerp nodig.
Voorwerpen worden altijd schematisch getekend. In een optische constructie teken je
voorwerpen door een pijl te tekenen. De voet staat daarbij op de optische as, top geef je aan
met een pijlpunt.
Golffront
Een golffront heeft altijd een bepaalde kromming. De kromming dichtbij het centrum is
sterker dan verder van het trillinspunt gelegen. De mate van de kromming is omgekeerd
evenredig aan de afstand van het golffront tot de trillingsbron is meters. Dit noem je inverse
1
van de afstand in meters.
m
Het oog
Voor een afbeeldende bundel volstaat een schets van het oog. Wil je achter de plaats of de
grootte van de afbeelding in het oog construeren dan maak je gebruik van het schematische
getekende oog, een cirkel met een lijn. Het middelpunt van de cirkel ligt op de optische as.
De lijn geeft de plaats aan waar de sterkte van het oog zich bevindt, 1,5mm achter het
hoornvlies. Let op als het oog op een grotere schaal tekent, boven de lijn vermeld je de
sterkte van het gemiddeld is de sterkte +60,00 dpt.
De werkelijke ooglengte is aangegeven met wil, de optische ooglengte met ool. Een
emmetroop oog wil zeggen dat dit oog geen correctie nodig heeft.
Schematisch teken je een lens met een optische as en een rechte dikke streep. Het optisch
centrum van de lens licht precies in het midden van de lens en staat op de optische as.
Pluslens heeft een pijn aan de uiteindes, een min lens een omgedraaide pijl. De diameter
wordt bepaald door de lengte van de gehele lens.
Hoofdstuk 2
Golftheorie
de theorie: draagt een in trilling gebracht deeltjes zijn energie over naburig deeltje dat
daardoor ook zal gaan trillen. Het elektromagnetische spectrum loopt van radiogolven tot
aan gammastralen, zichtbaar licht is een klein deel hiervan.
Met licht, een in trilling gebracht atoom zal een klein energiepakketje afgeven; het kleinste
energiepakketje noemen we een foton of lichtkwant. Zo’n foton zal een volgend atoom in
trilling brengen. Atomen blijven op hun plaats alleen de elektromagnetische energie wordt
doorgegeven. Elektromagnetische golfverschijnselen bewegen zich in de lucht met een
snelheid van 300.000 km/s voort. Een golf bestaat uit één berg en één dal; de lengte van een
hele golf noemen we de golflengte (lambda, ). De amplitude is de grootste afwijking ten
opzichte van de evenwichtstand, de totale golfhoogte is 2x de amplitude.
Voortplantingssnelheid
De snelheid waarmee de golven zich uitbreiden is altijd gelijk. Geluid verplaats zich in lucht
met een snelheid van 330 m/s; onafhankelijk van de luidheid of toonhoogte. Licht verplaatst
zich met een snelheid van 300.000 km/s, onafhankelijk van kleur of intensiteit.