100% tevredenheidsgarantie Direct beschikbaar na betaling Zowel online als in PDF Je zit nergens aan vast
logo-home
Samenvatting havo LWEO vervoer €3,99   In winkelwagen

Samenvatting

Samenvatting havo LWEO vervoer

2 beoordelingen
 181 keer bekeken  6 keer verkocht

Een samenvatting met theorie, voorbeelden én examenopgaven? Dan is dit jóuw samenvatting. Theorie snappen is stap 1, maar dit kunnen toepassen op voorbeelden is stap 2. En dit kunnen toepassen op een examenopgave is stap 3. In dit document is dit gedaan voor havo LWEO Vervoer. Dit valt onder de e...

[Meer zien]
Laatste update van het document: 5 jaar geleden

Voorbeeld 10 van de 40  pagina's

  • Ja
  • 23 juli 2019
  • 11 oktober 2019
  • 40
  • 2018/2019
  • Samenvatting
book image

Titel boek:

Auteur(s):

  • Uitgave:
  • ISBN:
  • Druk:
  • Middelbare school
  • HAVO
  • Economie
  • 4
Alle documenten voor dit vak (1243)

2  beoordelingen

review-writer-avatar

Door: danneleenes • 3 jaar geleden

review-writer-avatar

Door: schuurie • 5 jaar geleden

avatar-seller
jes07
Samenvatting
LWEO
Vervoer
Jesse de Klerk

,Inhoudsopgave
1. Geen belangrijke theorie in hoofdstuk 1! ....................................................................................... 3
2. Drie bedrijfsdoelstellingen .............................................................................................................. 4
2.1. Marktaandeel .......................................................................................................................... 4
2.2. Winst, opbrengsten en kosten ................................................................................................ 4
2.2.1. Opbrengsten .................................................................................................................... 4
2.2.2. Kosten .............................................................................................................................. 4
2.3. De drie bedrijfsdoelstellingen ................................................................................................. 6
2.4. Samenvattend ......................................................................................................................... 7
2.5. Opgave 1, 2018-2 .................................................................................................................... 8
3. De verzekeringsmarkt.................................................................................................................... 12
3.1. De vraag naar verzekeringen ................................................................................................. 12
3.2. De ‘problemen’ op de verzekeringsmarkt ............................................................................. 12
3.3. Opgave 3, 2018-2 .................................................................................................................. 13
4. Het mechanisch evenwicht op de productenmarkt ...................................................................... 18
4.1. De vraagfunctie ..................................................................................................................... 18
4.2. De aanbodfunctie .................................................................................................................. 18
4.3. Het evenwicht ....................................................................................................................... 19
4.4. Het surplus............................................................................................................................. 20
4.5. Samenvattend ....................................................................................................................... 22
4.6. Opgave 1, 2012-1 .................................................................................................................. 23
5. Het mechanisch evenwicht op de arbeidsmarkt ........................................................................... 27
5.1. Vraag naar arbeid .................................................................................................................. 27
5.2. Aanbod van arbeid ................................................................................................................ 27
5.3. Het evenwicht ....................................................................................................................... 28
5.4. Het surplus............................................................................................................................. 29
5.5. De arbeidsmarkt .................................................................................................................... 29
5.6. Samenvattend ....................................................................................................................... 29
5.7. Geen examenopgave ............................................................................................................. 30
6. Elasticiteiten en externe effecten ................................................................................................. 31
6.1. Prijselasticiteit van de vraag (Ev) ........................................................................................... 31
6.1.1. Prijselasticiteit van de vraag en omzet .......................................................................... 32
6.2. Kruislingse prijselasticiteit (Ek) .............................................................................................. 33
6.3. Inkomenselasticiteit van de vraag (Ey) .................................................................................. 34
6.4. Externe effecten .................................................................................................................... 36




1

,6.5. Samenvattend ....................................................................................................................... 36
6.6. Opgave 2 2014-1 ................................................................................................................... 37




2

,1. Geen belangrijke theorie in hoofdstuk 1!




3

,2. Drie bedrijfsdoelstellingen
De kern van dit hoofdstuk is dat bedrijven drie bedrijfsdoelstellingen hebben. Met deze
bedrijfsdoelstellingen kunnen er verschillende dingen worden berekend. Zoals de verwachte prijs,
afzet, omzet, winst en nog veel meer. Dit hoofdstuk zal beginnen met theorie over o.a. prijs, afzet,
omzet en winst. Vervolgens worden de drie bedrijfsdoelstellingen behandeld. Het hoofdstuk zal
eindigen met een examenvoorbeeld.

2.1. Marktaandeel
Het marktaandeel kan worden berekend aan de hand van de omzet of afzet, afhankelijk van wat in
de vraag staat. In dat geval krijg je de formule:
𝐴𝑓𝑧𝑒𝑡 𝑜𝑓 o𝑚𝑧𝑒𝑡 𝑜𝑛𝑑𝑒𝑟𝑛𝑒𝑚𝑖𝑛𝑔
Marktaandeel = ∗ 100%
𝑎𝑓𝑧𝑒𝑡 𝑜𝑓 𝑜𝑚𝑧𝑒𝑡 𝑣𝑎𝑛 𝑑𝑒 𝑡𝑜𝑡𝑎𝑙𝑒 𝑚𝑎𝑟𝑘𝑡


Bijvoorbeeld:
Van een totale markt is de afzet 10.000 stuks en de totale omzet is €1.000.000. Bedrijf X heeft een
afzet van 1.000 en een omzet van €300.000.
 Gevraagd: Bereken het marktaandeel van bedrijf X in de afzet en in de omzet
1.000
Marktaandeel in afzet: = ∗ 100% = 10%
10.000
300.000
Marktaandeel in omzet = 1.000.0000 ∗ 100% = 30%

 Gevraagd: Hoe kan het dat bedrijf X een groter marktaandeel in de omzet dan in de afzet heeft?
Een verklaring waarom bedrijf X een groter marktaandeel in de omzet dan in de afzet heeft, is dat
bedrijf X producten verkoopt die duurder zijn dan die van de concurrenten.

2.2. Winst, opbrengsten en kosten
In de meest eenvoudige vorm kan de winst als volgt worden uitgerekend:

Opbrengsten
MINUS kosten
= Winst

De winst kan ook worden berekend door (GO – GTK) * Q.
GO – GTK is de winst per product, en dit vermenigvuldig je met de afzet om de totale winst te krijgen.

2.2.1. Opbrengsten
De opbrengsten kan je berekenen door de prijs te vermenigvuldigen met de afzet (prijs * afzet
oftewel p * q)

In een opgave kan je de prijs en afzet aflezen uit een grafiek of berekenen, echter zijn hier wel een
aantal voorwaarden aan verbonden. Hierover meer in de paragraaf bedrijfsdoelstellingen.

De begrippen prijs (P) en gemiddelde opbrengst (GO) zijn identiek aan elkaar. Er geldt dus: P = GO.
De formule van GO ziet er vaak als volgt uit: GO = -aq + b
Waarbij a en b getallen zijn. Dus bijvoorbeeld: GO = -2,5Q + 50. Maar ook GO = -1Q + 40 kan.

2.2.2. Kosten
De totale kosten bestaan uit twee componenten. Variabele kosten en constante kosten.




4

,De formules
In formule vorm geldt:

TK = TVK + TCK
TK = totale kosten
TVK = totale variabele kosten
TCK = totale constante kosten

Zo’n formule kent de volgende vorm: TK = €15q + €1.000
Dus TVK = 15Q en TCK = €1.000
Dit betekent dat de variabele kosten €15 per stuk zijn en dat de constante kosten €1.000 zijn. Als jij
100 producten maakt. Dan zijn jouw totale kosten: €15 * 100 + €1.000 = €2.500

Als de formule van de totale kosten is TK = TVK + TCK dan is de formule van de gemiddelde totale
kosten (GTK): GTK = GVK + GCK. Maar hoe kom je nou van TK naar GTK, of van TVK naar GVK, of van
TCK naar GCK? Dit kan aan de hand van de volgende formules:
𝑇𝐾 𝑇𝐶𝐾 𝑇𝑉𝐾 6
1. 𝐺𝑇𝐾 = 𝑄
2. 𝐺𝐶𝐾 = 𝑄
3. 𝐺𝑉𝐾 = 𝑄
en denk hierbij aan het ezelsbruggetje: 3 = 2
.

𝑇𝐾
Als je dus bijvoorbeeld de TK en de GTK weet, dan kan je de afzet (Q) berekenen. Namelijk door: 𝐺𝑇𝐾
(denk aan het ezelsbruggetje!) en je kan dus TK berekenen door: GTK * Q.

Dus als je in het voorbeeldje waarbij de totale kosten €2.500 zijn, jouw kosten per product (ook wel
kostprijs of GTK genoemd) wil weten. Dan zou je de totale kosten moeten delen door het aantal
gemaakte producten. Dus €2. = €25 per product.4

Constante kosten
Het kenmerk van constante kosten is dat de TOTALE CONSTANTE KOSTEN altijd hetzelfde blijven,
ongeacht de productie. Echter hoe meer je produceert, hoe lager de GEMIDDELDE CONSTANTE
KOSTEN per product, omdat de totale constante kosten over meer producten kunnen worden
verdeeld. Voorbeelden van constante kosten zijn: huurkosten, werknemers met een vast contract en
afschrijvingskosten .

Variabele kosten
Het kenmerk van variabele kosten is dat deze kosten pas worden gemaakt, als een product wordt
geproduceerd. Voorbeelden van variabele kosten zijn: inkopen van de voorraad en werknemers met
een flexibel contract. Er zijn drie verschillende soorten variabele kosten:

 Progressief variabele kosten
Bij progressief variabele kosten worden de extra variabele kosten per product (marginale kosten)
meer naarmate er meer wordt geproduceerd. Dus als de marginale kosten van product nummer
10, €15 is, dan zijn de marginale kosten van product van product nummer 11 meer dan €15. Vaak
ontstaat dit als een onderneming aan zijn capaciteit zit. Bijvoorbeeld hogere slijtage van de
machines of overwerk. Doordat de marginale kosten per product toenemen, zullen de
gemiddelde variabele kosten (GVK) stijgen.
 Proportioneel variabele kosten!!!!
Bij proportioneel variabele kosten blijven de extra variabele kosten per product (marginale
kosten) hetzelfde naarmate er meer wordt geproduceerd. Dus als de marginale kosten van
product nummer 10, €15 is, dan zijn de marginale kosten van product van product nummer 11
óók €15. In de opgave is er 95% kans dat er sprake is van marginale kosten. Doordat de marginale




5

, kosten per product hetzelfde blijven, zullen de gemiddelde variabele kosten (GVK) hetzelfde
blijven. Hierbij geldt dus MK = GVK
 Degressief variabele kosten
Bij degressief variabele kosten worden de extra variabele kosten product (marginale kosten)
minder naarmate er meer wordt geproduceerd. Dus als het de marginale kosten van product
nummer 10, €15 is, dan zijn de marginale kosten van product van product nummer 11 minder
dan €15. Dit gebeurt vaak als een onderneming met veel overcapaciteit de productie verhoogd.
Arbeiders worden gespecialiseerder, dus goedkoper en er treden kwantumkortingen (korting als
je veel inkoopt) op de inkoop op. Doordat de marginale kosten per product afnemen, zullen de
gemiddelde variabele kosten (GVK) dalen.


In een figuur is de vorm van de verschillende soorten variabele kosten als volgt te herkennen:

 Degressief variabele kosten kent een lijn die afnemend stijgend is
 Proportioneel variabele kosten kent een lijn die lineair stijgend is
 Progressief variabele kosten kent een lijn toe toenemend stijgend is




Als laatste is er het begrip marginale kosten. Marginaal betekent in deze economische context: het
laatste. Marginale kosten betekent dus de kosten van het laatst gemaakte product. De kosten van
het laatst gemaakte product is over het algemeen gelijk aan de variabele kosten van het product


2.3. De drie bedrijfsdoelstellingen
Er bestaan drie bedrijfsdoelstellingen, die in deze volgorde vaak voorkomen
1. Maximale winst (!!!!)
De winst is op twee mogelijkheden maximaal:
- Als MO = MK (komt in 95% van de gevallen voor);
- De volledige productiecapaciteit benutten, ALS MO altijd groter is dan MK
Als MK > GTK gaat GTK omhoog
Als MK < GTK gaat GTK omlaag.




6

, Als MK > MO betekent dit niet per se dat jij verliest lijdt, het betekent dat je vanaf dat moment
verlies maakt op je extra verkochte product.
2. Maximale omzet
De omzet is maximaal bij: MO = 0
Vanaf dat moment wil niemand meer voor jouw producten betalen en kan je omzet ook niet
hoger worden.
3. Break-even afzet
De break-even afzet kan op twee manieren worden bepaald:
- GO = GTK (vaakst voorkomend;
- TO = TK

Wanneer je de vergelijkingen algebraïsch oplost die bij de drie bedrijfsdoelstellingen horen: MO =
MK, MO = 0 en GO = GTK dan komt uit deze vergelijking altijd de afzet (Q).

In paragraaf 2.5. zal een examenopgave worden behandeld, waar dit wordt verduidelijkt.

2.4. Samenvattend




Er bestaan drie bedrijfsdoelstellingen, die in deze volgorde vaak voorkomen
1. Maximale winst (!!!!)
De winst is op twee mogelijkheden maximaal:
- Als MO = MK (komt in 95% van de gevallen voor);
- De volledige productiecapaciteit benutten, ALS MO altijd groter is dan MK
Als MK > GTK gaat GTK omhoog
Als MK < GTK gaat GTK omlaag.

Als MK > MO betekent dit niet per se dat jij verliest lijdt, het betekent dat je vanaf dat moment
verlies maakt op je extra verkochte product.
2. Maximale omzet
De omzet is maximaal bij: MO = 0
Vanaf dat moment wil niemand meer voor jouw producten betalen en kan je omzet ook niet
hoger worden.
3. Break-even afzet




7

, De break-even afzet kan op twee manieren worden bepaald:
- GO = GTK (vaakst voorkomend;
- TO = TK

2.5. Opgave 1, 2018-2
Bij de lastigere uitleg / rekenvragen is het altijd slim om een bepaalde stappenplan te hanteren. Bij
uitlegvragen is dit het volgende:

1. Welke begrippen staan er in de vraag en in de bron en weet ik wat die betekenen?
(ANALYSEREN)
2. Welke begrippen staan er in de bron / tekst boven de vraag en weet ik wat die betekenen?
(ANALYSEREN)
3. Wat is de oorzaak van de vraag (ANALYSEREN)
4. Wat is het gevolg van de vraag (ANALYSEREN)
5. Wat is mijn antwoord (BESCHRIJVEN / BEREKENEN)
6. CONTROLEREN

Bij berekenvragen is het stappenplan als volgt:

1. Welke theorie (formules en begrippen) staat er in de vraag, en wat betekenen ze (ANALYSEREN)
2. Welke theorie (formules en begrippen) staat er in de bron / tekst boven de vraag, en wat
betekenen ze (ANALYSEREN)
3. Wat is mijn antwoord (BESCHRIJVEN / BEREKENEN)
4. CONTROLEREN

Bij verklaringsvragen / voorbeeldvragen moet je vaak je eigen (algemene) economische kennis
gebruiken, hier is niet echt een stappenplan voor. De verklaringsvragen lijken het meeste op de
uitlegvragen, soms kan je dit stappenplan gebruiken. Stap 1,2, 5 en 6 altijd!




Antwoord:

Voorbeelden van vaste (constante) kosten van de Brabantse Avond zijn: de huurkosten van het
weiland, de kosten van Guus Meeuwis. Want deze kosten zijn onafhankelijk van hoeveel bezoekers
het concert bezoeken.




8

, Antwoord:
1. Totale constante kosten: kosten die niet afhankelijk zijn van de productieomvang
2. De secretaris zegt iets over Break-even punt. Dat is bij GO = GTK of TO = TK. Verder zie ik een
formule van de vraag: Qv. En bovendien de TK formule, waarvan ik weet dat die uit TVK en TCK
bestaat. TVK is 10q, er is blijkbaar sprake van proportioneel variabele kosten, want elk extra
gemaakt product kost €10. En TCK is dus €123.750.
3. We moeten dus blijkbaar iets doen met GO = GTK of TO = TK.
Beide opties kunnen.
Stel we gebruiken GO = GTK
We weten dat GO = 25.
We weten GTK = GVK + GCK
We zien dat MK = GVK, want er is sprake van proportioneel variabele kosten.
We weten dus: 25 = 15 + GCK



9

Voordelen van het kopen van samenvattingen bij Stuvia op een rij:

Verzekerd van kwaliteit door reviews

Verzekerd van kwaliteit door reviews

Stuvia-klanten hebben meer dan 700.000 samenvattingen beoordeeld. Zo weet je zeker dat je de beste documenten koopt!

Snel en makkelijk kopen

Snel en makkelijk kopen

Je betaalt supersnel en eenmalig met iDeal, creditcard of Stuvia-tegoed voor de samenvatting. Zonder lidmaatschap.

Focus op de essentie

Focus op de essentie

Samenvattingen worden geschreven voor en door anderen. Daarom zijn de samenvattingen altijd betrouwbaar en actueel. Zo kom je snel tot de kern!

Veelgestelde vragen

Wat krijg ik als ik dit document koop?

Je krijgt een PDF, die direct beschikbaar is na je aankoop. Het gekochte document is altijd, overal en oneindig toegankelijk via je profiel.

Tevredenheidsgarantie: hoe werkt dat?

Onze tevredenheidsgarantie zorgt ervoor dat je altijd een studiedocument vindt dat goed bij je past. Je vult een formulier in en onze klantenservice regelt de rest.

Van wie koop ik deze samenvatting?

Stuvia is een marktplaats, je koop dit document dus niet van ons, maar van verkoper jes07. Stuvia faciliteert de betaling aan de verkoper.

Zit ik meteen vast aan een abonnement?

Nee, je koopt alleen deze samenvatting voor €3,99. Je zit daarna nergens aan vast.

Is Stuvia te vertrouwen?

4,6 sterren op Google & Trustpilot (+1000 reviews)

Afgelopen 30 dagen zijn er 67096 samenvattingen verkocht

Opgericht in 2010, al 14 jaar dé plek om samenvattingen te kopen

Start met verkopen
€3,99  6x  verkocht
  • (2)
  Kopen