Bedankt voor je reactie! Wij zijn blij dat je tevreden bent met de samenvatting van MKO. Hopelijk heeft het je geholpen bij het leren, ons in ieder geval wel! Groetjes, Barbara en Myrthe
Samenvatting MKO
Hoofdstuk 17: Qualitative Research
Bij kwalitatief onderzoek ligt de nadruk op woorden in plaats van op getallen. Daarnaast zijn er drie
kenmerken die van toepassing zijn op kwalitatief onderzoek.
1. Een inductieve kijk op de relatie tussen theorie en onderzoek waarbij de eerste ontstaat uit
de laatste (dus op basis van de laatste bevindingen ontstaat er een nieuwe theorie/nieuw
onderzoek.
2. Epistemologische positie die beschreven wordt als interpretivisme. De nadruk ligt op het
begrijpen van de sociale wereld door de interpretatie van de participanten te toetsen
3. Ontologische positie die beschreven wordt als constructionisme wat inhoudt dat sociale
eigenschappen de uitkomsten zijn van interacties tussen individuen in plaats van fenomenen
die gescheiden zijn van de samenstelling (de constructie).
Er is sinds 1970 een groter stijging in het aantal kwalitatieve onderzoeken. Dit komt doordat de term
kwalitatief onderzoek soms gebruikt om aan te geven dat er geen kwantitatieve data is gebruikt (dus
er is geen sprake van getallen). Daarnaast wordt kwalitatief onderzoek vaak beschreven in termen
waarom het geen kwantitatief onderzoek is (de negatieve definitie) in plaats van te zeggen wat het
wel is.
De acht momenten van kwalitatief onderzoek (blz 375 t/m 376)
Bij kwalitatief onderzoek zijn er vijf hoofdmethoden die veelvuldig gebruikt worden:
1. Enografische/participant observatie= de onderzoeker bevindt zich voor een bepaalde tijd in
een sociale setting om zo de cultuur van een sociale groep te observeren en te beluisteren.
2. Kwalitatieve interviews= dit is een brede term die vele interviewstijlen beschrijft. Vaak wordt
etnografische/participant observatie gebruikt in combinatie met kwalitatieve interviews.
3. Focusgroepen
4. Benaderingen op basis van taal voor het verzamelen van kwalitatieve data zoals discourse
(besprekings-) analyse en conversation (gespreks-) analyse.
5. De collectie en kwalitatieve analyse van teksten en documenten.
Let op: vaak wordt er gebruik gemaakt van multi-methoden. Oftewel, een combinatie van
bovenstaande methoden.
De connectie tussen theorie en onderzoek is in kwalitatief onderzoek redelijk dubbelzinnig. Dit
omdat theoretische problemen de aanleiding zijn voor het formuleren van de onderzoekersvraag en
de onderzoeksvraag leidt tot het verzamelen en analyseren van de data. Vervolgens worden de
bevindingen in één relevante theorie gegoten. Dit is raar omdat hetgeen wat dan een relevante
theorie genoemd wordt niet perse meer is dan wat onderzoeksliteratuur al beschrijft betreft een
bepaald gebied of probleem. Bij kwalitatief onderzoek is de theorie dus meer een uitkomst dan dat
het eraan voorafgaat (denk aan het feit dat wij literatuuronderzoek doen VOORDAT wij gaan
onderzoeken).
De stappen die gezet worden in kwalitatief onderzoek (figuur 17.1.)
1. Algemene onderzoeksvragen
2. De selectie van relevante plaatsen en subjecten
3. De verzameling van relevante data
4. Het interpreteren van de data
5. Conceptueel en theoretisch werk
Let op: stap 4 en stap 5 samen vormen de onderzoeksbevindingen
1
,5a. De onderzoeksvragen worden gespecifieerd. Vervolgens volgt stap 5b. waarin op basis van de
specificatie er nieuwe data verzameld wordt.
Wanneer er een relatie is tussen de interpretatie en het conceptueel en theoretisch werk aan de ene
kant en het verzamelen van data aan de andere kant wordt het proces iteratief genoemd. Na de
bevindingen heb je nieuwe ideeën gekregen en start je dus weer opnieuw met het verzamelen van
data.
6. Het opschrijven van de bevindingen en de conclusies. Er is geen verschil tussen het
opschrijven van de bevindingen en de conclusies bij kwalitatief en kwantitatief onderzoek.
Wel moet je ervoor zorgen dat de lezer overtuigd moet worden van de credibility en
significantie van de interpretaties.
Theorie en onderzoek
Mensen die de grounded theory aanhangen leggen de nadruk op het toestaan van de theoretische
ideeën vanuit de data. Dit terwijl anderen (waaronder Silverman) zeggen dat de kwalitatieve data
ook een rol moet spelen in de relatie tot het testen van de theorieën. Er is geen reden om de
kwalitatieve data niet te gebruiken om de theorie te testen in kwalitatief onderzoek. Dit verklaart
dan ook de gestippelde pijlen in figuur 17.1 De stappen zijn niet per definitie een kenmerk van
kwalitatief onderzoek, maar afhankelijk van welk idee jij hebt (dus ga jij de theorie testen of wil je op
basis van de ideeën opnieuw data gaan verzamelen).
Concepten in kwalitatief onderzoek
Concepten in kwalitatief onderzoek worden anders gebruikt dan in kwantitatief onderzoek. Waar
kwantitatief onderzoek met name definitieve (operationele/meetbare) concepten gebruikt, gebruikt
kwalitatief onderzoek sensitizing (richtinggevende) concepten. Sensitizing concepten bevatten
verschillende aspecten die iets zeggen over hoe er gedacht wordt over dat concept. Definitieve
concepten laten veel minder speling toe dan sesitizing concepten. Sensitizing concepten geven dus
meer een richtlijn, waarbij onderzoekers weten waar ze zo ongeveer naar moeten kijken en geven
ook de mogelijkheid om dingen te ontdekken die eventueel het sensitizing concept kunnen aanvullen
(omdat het dus kan variëren). Let wel op: als het sensitizing concept te algemeen/te breed is, dan kan
het moeilijk zijn om te weten waar je moet starten als onderzoeker.
Betrouwbaarheid en validiteit en in kwalitatief onderzoek
Omdat men niet zeker is over het feit dat betrouwbaarheid en validiteit passende termen zijn voor
kwalitatief onderzoek was men van mening dat deze aangepast moesten worden. De huidige criteria
zijn:
- Externe betrouwbaarheid= in hoeverre je een onderzoek kan generaliseren naar een ander
onderzoek. Dit criteria is erg moeilijk om te behalen in kwalitatief onderzoek omdat je een
sociale setting en bijbehorende omstandigheden in een onderzoek niet kan bevriezen met
het idee dat dit precies zich hetzelfde voor zou doen in een andere onderzoek. Een mogelijke
strategie die gegeven wordt is om als onderzoeker in etnografisch onderzoek, een gelijkende
sociale rol (als de anderen in de sociale setting) aan te nemen.
- Interne betrouwbaarheid= wanneer meer dan één observator of lid van het onderzoeksteam
het eens is over wat zij zien en horen, ook wel gedefinieerd is als inter-rater consistentie.
- Interne validiteit= wanneer er een overeenstemming is tussen wat de onderzoekers
geobserveerd hebben en het theoretische idee wat zij ontwikkelen. Interne validiteit kan de
kracht zijn van kwalitatief onderzoek, met name bij etnografisch onderzoek omdat de lange
participatie in een sociale groep de onderzoeker toestaat om de samenhang te zien tussen
zijn observaties en de concepten.
- Externe validiteit= in hoeverre de bevindingen kunnen worden gegeneraliseerd naar andere
sociale settingen. Externe validiteit is een probleem voor kwalitatief onderzoekers omdat
kwalitatief onderzoek vele case studies en smalle steekproeven hebben.
2
,De aangepaste criteria zijn:
Trustworthiness= bestaat uit vier criteria waarbij alle criteria gelijk zijn aan elkaar.
1.Credibility (vergelijkbaar met interne validiteit)
2.Transferability(vergelijkbaar met externe validiteit)
3.Dependability (vergelijkbaar met betrouwbaarheid)
4.Confirmability (vergelijkbaar met objectiviteit)
Nadere uitleg van de criteria
Credibility=dit bereik je door zowel het onderzoek volgens de principes van goed onderzoek uit te
voeren en door je bevindingen op te sturen naar de mensen die bestudeerd zijn om zo bevestiging te
krijgen dat jij als onderzoeker de sociale wereld goed begrepen hebt. Men noemt dit ook wel
respondent validatie of member validiteit. Daarnaast is triangulatie belangrijk wat inhoudt dat je iets
vanuit meerdere kanten bekijkt (bijvoorbeeld je doet literatuuronderzoek maar ook interviews).
Transferability= in kwalitatief onderzoek kan het zijn dat bepaalde bevindingen in een andere context
of zelfs in dezelfde context niet altijd hetzelfde naar voren komen. Daarom wordt een dikke
beschrijving aangemoedigd waarin zoveel mogelijk details van een bepaalde cultuur worden
beschreven. Dit zorgt ervoor dat anderen de dikke beschrijving kunnen gebruiken om te kijken of de
bevindingen naar de andere context verplaatst kunnen worden.
Dependability=onderzoekers moeten een controlerende benadering toepassen. Dit kan door een
controle rial waarbij groepen mensen zich gedragen als controleurs tijdens het onderzoek en
vervolgens aan het eind van het onderzoek vertellen in hoeverre de procedures juist zijn uitgevoerd.
Dit is geen populaire benadering in kwalitatief onderzoek wegens het feit dat kwalitatief onderzoek
vaak grotere datasets heeft waardoor het voor de controleurs erg veeleisend kan zijn.
Confirmability=de onderzoeker mag niet openlijk persoonlijke waarden of theoretische neigingen
hebben toegestaan om zo het gedrag en de bevindingen te beïnvloeden.
Authenticity (politieke impact van onderzoek)
- Fairness
Presenteert de onderzoeker verschillende perspectieven van leden van de sociale setting
- Ontological authenticity
Helpt de onderzoeker de leden van het onderzoek hun sociale milieu beter te begrijpen?
- Educative authenticity
Helpt de onderzoekers de leden van het onderzoek elkaars perspectieven op de sociale setting beter
te waarderen/beseffen?
- Catalytic authenticity
Heeft het onderzoek de leden van het onderzoek drijfkracht gegevens om hun omstandigheden te
veranderen?
- Tacical authenticity
Heeft het onderzoek leden van het onderzoek in hun kracht gezet om actie te ondernemen?
Bovenstaande criteria hebben een relatie met actie onderzoek.
Discussie over de criteria voor kwalitatief onderzoek
Er is geen overeenstemming tussen de criteria die gebruikt moeten worden voor kwalitatief
onderzoek. Bovenstaande criteria zijn afkomstig van Lincoln en Guba. Terwijl Yardley pleit voor
sensitiviteit tot de context waarbij het niet alleen draait om sensitiviteit naar de context zelf maar
ook naar de theoretische posities en ethische issues die de context met zich mee brengt. Het tweede
criterium is toewijding en strengheid waarbij het gaat om het hebben van de benodigde
vaardigheden voor zowel de data verzameling als analyse en toewijding aan het onderwerp. Het
derde criteria is transparantie en samenhang waarbij de methoden van het onderzoek gespecifieerd
3
, moeten, de argumenten duidelijk en er sprake moet zijn van reflexiviteit. Het laatste criteria is
impact en belangrijkheid (heeft een link met de criteria van authenticity). Waarbij het gaat om het
hebben van impact en het bezitten van belangrijke dingen voor de theorie, de uitvoerders en de
samenleving waarop het onderzoek is gebaseerd.
De hoofdvooroordelen van kwalitatieve onderzoekers
De volgende vooroordelen reflecteren verschillende epistemologische gefundeerde overtuigingen
van wanneer iets als acceptabele kennis wordt beschouwd. Waar kwantitatieve onderzoekers meer
beïnvloed worden door de natuur wetenschappen worden kwalitatief onderzoekers meer beïnvloed
door interpretivisme. Er zijn drie houdingen die hiermee samenvloeien, namelijk: verstehen
(begrijpen), symbolische interactionisme en fenomenologie. De volgende vijf vooroordelen gelden
voor kwalitatief onderzoekers:
1.Door de ogen kijken van de mensen die onderzocht worden
De onderwerpen van de sociale wetenschap en de natuurwetenschap verschillen. Het grote verschil
is dat de dingen die geanalyseerd worden bij de natuurwetenschap, geen betekenis kunnen geven
aan bepaalde gebeurtenissen of hun omgeving (vaak worden moleculen, atomen, chemische stoffen
etc. bestudeerd). Bij de sociale wetenschap waar de objecten vaak mensen en hun sociale omgeving
zijn, kan dit wel! Zij zijn in de overtuiging dat de sociale wereld geïnterpreteerd moet worden vanuit
de ogen van de mensen die bestudeerd worden. De epistemologie van kwalitatief onderzoek is dan
ook op twee dingen gebaseerd. 1. Face-to-face contact is de belangrijkste conditie om te participeren
in iemand anders zijn hoofd. 2. Je moet participeren in het hoofd van de andere persoon (dus de rol
overnemen van de ander) om de sociale kennis te verkrijgen. Door iemand zijn ogen te kijken hopen
onderzoekers ook vaak te weten te komen wat er onder het oppervlak ligt (Dus wat is er nog meer).
Wanneer je echt de rol overneemt van de ander, kom je er pas echt achter of de mensen het anders
zien in plaats van wanneer jij een buitenstaander bent met minimaal contact. Wel brengt dit
vooroordeel problemen met zich mee. Bijvoorbeeld omdat je je zo vermengd in de gekozen sociale
wereld, verlies je zicht op wat je eigenlijk aan het onderzoeken bent, hoe ver je als onderzoeker mag
gaan en in hoeverre is het daadwerkelijk mogelijk om door de ogen te zien?
Hierbij horend: Abductive reasoning. Omdat in kwalitatief onderzoek de perspectieven van de
participanten het empirische uitgangspunt zijn, zou de redenering niet inductief maar abductief
moeten worden genoemd. Met abduction bouwt de onderzoeker zijn theoretische begrip op de
context en de mensen die hij onderzoekt en hun bijbehorende taal, betekenissen en begrippen die
hun kijk op de wereld vormen. De cruciale stap bij abduction is dat de onderzoeker na het
beschrijven en begrijpen van de wereld van de participant, deze moet vertalen naar een sociaal
wetenschappelijk oordeel over die sociale wereld waarbij de onderzoeker niet de perspectieven van
de participanten mag vergeten. Ondanks dat er een deel inductie in zit, onderscheidt abductie zich
doordat dat het theoretische begrip gebaseerd is op het beeld wat de participanten van de wereld
hebben.
2. Het beschrijven en de nadruk op de context.
Kwalitatief onderzoekers zijn vaak meer geneigd om heel gedetailleerd hun bevindingen te
beschrijven. Deze gedetailleerde beschrijven zijn namelijk belangrijk voor onderzoeker omdat de
details belangrijk zijn voor de participanten die onderzocht zijn en omdat deze details een beeld
geven van de context waarin het gedrag van de participanten plaatsvindt. Dit is dan ook waar de
dikke beschrijving betreft sociale settingen, gebeurtenissen en individuen van Geertz op gebaseerd is.
Het gevaar hiervan kan zijn dat de onderzoeker ook irrelevante details gaat meenemen of dat hij te
gedetailleerd wordt. Een descriptive excess kan er namelijk voor zorgen dat analyse van de data
lastig wordt. Al met al leggen kwaltitatief onderzoekers dus erg de nadruk op de details over de
context om de context erg belangrijk is om sociaal gedrag te begrijpen. Je kan gedrag van bepaalde
mensen uit een sociale groep niet begrijpen indien dit niet een de specifieke omgeving plaatsvind. De
neiging tot beschrijven kan gezien worden als een manifestatie van het naturalisme dat doordringt in
4
Voordelen van het kopen van samenvattingen bij Stuvia op een rij:
Verzekerd van kwaliteit door reviews
Stuvia-klanten hebben meer dan 700.000 samenvattingen beoordeeld. Zo weet je zeker dat je de beste documenten koopt!
Snel en makkelijk kopen
Je betaalt supersnel en eenmalig met iDeal, creditcard of Stuvia-tegoed voor de samenvatting. Zonder lidmaatschap.
Focus op de essentie
Samenvattingen worden geschreven voor en door anderen. Daarom zijn de samenvattingen altijd betrouwbaar en actueel. Zo kom je snel tot de kern!
Veelgestelde vragen
Wat krijg ik als ik dit document koop?
Je krijgt een PDF, die direct beschikbaar is na je aankoop. Het gekochte document is altijd, overal en oneindig toegankelijk via je profiel.
Tevredenheidsgarantie: hoe werkt dat?
Onze tevredenheidsgarantie zorgt ervoor dat je altijd een studiedocument vindt dat goed bij je past. Je vult een formulier in en onze klantenservice regelt de rest.
Van wie koop ik deze samenvatting?
Stuvia is een marktplaats, je koop dit document dus niet van ons, maar van verkoper barbaraenmyrthe. Stuvia faciliteert de betaling aan de verkoper.
Zit ik meteen vast aan een abonnement?
Nee, je koopt alleen deze samenvatting voor €7,49. Je zit daarna nergens aan vast.