NTERNE NOTITIE
Inzake
Verdachte: F. Bos
Geboortedatum: 2 september 1986
Contra:
Het Openbaar Ministerie
Hoofdstuk 1
1.1. Inleiding
Tot ons heeft zich gewend de heer F. Bos (verder te noemen ‘’cliënt’’), geboren op 2
september 1986 te Weesp, domicilie kiezende ten kantore van Steijn Phagu & Plug
, Advocaten, Concertgebouwplein 19 te Amsterdam. Cliënt wordt verdacht van het
volgende:
I. Primair poging doodslag, subsidiair poging zware mishandeling;
II. Primair de zware mishandeling van een ambtenaar in functie, subsidiair mishandeling
van een ambtenaar in functie met zwaar letsel tot gevolg.
In deze interne notitie zullen wij allereerst ingaan op de persoonlijke omstandigheden
van cliënt gevolgd door de tenlastelegging en de bewijsmiddelen. Vervolgens komt
feit 1 aan bod in hoofdstuk 3 met het daarop betrekking hebbende verweer. In
hoofdstuk 4 komt feit 2 ter sprake inclusief het verweer. In de twee laatst genoemde
hoofdstukken zal steeds per tenlastelegging een feitenweergave worden geschetst.
Tot slot zullen wij in de conclusie onze ondervonden standpunten uiteenzetten en
weergeven tot welke conclusie wij zijn gekomen.
Hoofdstuk 2
2.1 Persoonlijke omstandigheden
Cliënt heeft sinds december jl. een vaste baan in de bouw. Daarnaast heeft hij niet
alleen een stabiele relatie met zijn vriendin Els, maar hebben zij ook samen een kind
van acht maanden oud.
Cliënt heeft zich daarnaast al meer dan 5 jaar onthouden van strafbare feiten. In het
verleden is cliënt weliswaar met justitie in aanraking geweest, maar nooit voor een
soortgelijk delict als nu het geval is. Gezegd kan dus worden dat dat hij weer een
stabiel leven leidt, waarin hij niet alleen (op een legale, hardwerkende) manier voor
zichzelf zorgt, maar zijn gehele gezin onderhoudt. Voornoemde omstandigheden,
met name in onderling samenhang bezien, getuigen derhalve van zijn goede wil en
intenties om op het goede pad te blijven.
2.2. De tenlastelegging
De tenlastelegging betreft 2 feiten. Voor ‘feit 1’ wordt cliënt primair poging tot
doodslag, subsidiair poging tot zware mishandeling tenlastegelegd. Voor ‘feit 2’
wordt cliënt primair zware mishandeling van een ambtenaar in functie, subsidiair
mishandeling van een ambtenaar in functie met zwaar lichamelijk letsel tot gevolg
ten laste gelegd. De feiten worden in Hoofdstuk 4 respectievelijk Hoofdstuk 5 nader
uitgewerkt.
2.3. Bewijsmiddelen
De tenlastelegging steunt op de volgende bewijsmiddelen:
I. Cliënt is ten tijde van het gebeuren op het terrein geweest. Hij zegt in zijn
verklaring bij de politie dat hij ervan uitging dat Teun wel opzij zou springen.
II. De verklaring van Teun bij de politie. Teun is met zijn helm nog op in de
opening van het hek gaan staan om cliënt tegen te houden.
III. De vermoedelijke snelheid waarmee cliënt reed heeft het NFI vastgesteld op
20 km per uur, n.a.v. het onderzoek gedaan door de
Verkeersongevallendienst.
IV. De verklaring van verbalisant Smulders over de kopstoot.
, V. De verklaring van de arts-assistent op de afdeling Spoedeisende Hulp van het
VU-ziekenhuis te Amsterdam.
Hoofdstuk 3
3.1 Feit 1
“Feit 1” betreft het met slechts 20 km/u wegrijden richting het hek waar Teun plots
stond. Cliënt reed op donderdag 6 juni 2019 in zijn auto en moest al enige tijd hij
nodig plassen. Toen cliënt een vrijwel leeg terrein, te weten het autosloopbedrijf van
Teun, met vrije toegang zag, besloot hij te stoppen om zijn blaas te legen. Dit deed hij
tegen een oude auto, die gesloopt zou worden door het autosloopbedrijf. Terwijl
cliënt dit aan het doen was, kwam Teun met zijn racefiets en helm nog op, het terrein
oprijden. Teun is woest en schreeuwt, terwijl hij richting cliënt rijdt op zijn racefiets,
dat cliënt moet ophouden. Cliënt schrikt hier zo van, dat hij besluit weg te rijden.
Terwijl cliënt richting de uitgang rijdt, probeert Teun hem tegen te houden, door zijn
uitweg te blokkeren. Cliënt ziet dit, maar gaat er vanuit dat Teun, die tevens zijn helm
nog op heeft, wel opzij gaat als hij doorrijdt. Dit gebeurt vervolgens ook.
3.2 Tenlastelegging
Cliënt wordt primair poging tot doodslag en subsidiair poging tot zware mishandeling
ten laste gelegd. De hiervoor aangedragen bewijsmiddelen zijn:
I. De verklaring van cliënt zelf, waarin hij verklaart dat hij Teun wel zag,
maar er vanuit ging dat hij wel opzij zou springen.
II. De verklaring van Teun, die zelf zegt dat hij met zijn helm op nog in de
opening/uitweg is gaan staan, maar zich genoodzaakt voelde opzij te
springen;
III. Een onderzoek van de Verkeersongevallendienst van de politie en een
deskundige van het NFI, waarin is geconcludeerd dat cliënt 20 km per
uur reed.
3.3 Poging tot doodslag
3.3.1 Poging
Cliënt wordt primair poging tot doodslag ten laste gelegd. Dit misdrijf is vastgelegd in
artikel 287 jo. 45 Sr en kent een maximale gevangenisstraf van 10 jaar.
Een poging tot een misdrijf is volgens artikel 45 Sr strafbaar, wanneer het voornemen
van de dader zich door een begin van uitvoering heeft geopenbaard. De Hoge Raad
oordeelde in het Uitzendbureau Cito-arrest dat gedragingen als een begin van
uitvoering van het voorgenomen misdrijf zijn aan te merken, als zij naar haar
uiterlijke verschijningsvorm moeten worden beschouwd als te zijn gericht op de
voltooiing van het misdrijf.
Het vereiste dat in deze zaak een belangrijke rol speelt, is dat er een voornemen
moet zijn tot het plegen van een misdrijf. Dit voornemen houdt in dat er opzet moet
zijn op alle bestanddelen die in de delictsomschrijving van het gronddelict staan. Wat
deze opzet precies inhoudt, wordt nader uitgewerkt onder “doodslag”.
3.3.2 Doodslag