Samenvatting ‘Anders kijken, theorie en praktijk van systeembenadering’, Joop
Willemse. Tweede druk, 2012.
Hoofdstuk 1. Het karakter en de plaats van de systeemtheorie
1.1 Theorieën over menselijk gedrag
Er volgt straks een uiteenzetting van de drie belangrijke psychologische stromingen, de
systeemtheorie wordt in dit kader als vierde stroming opgevat.
1.1.1 De psychoanalyse
Sigmund Freud wordt wel gezien als de vader van de psychologie. Freud heeft de
grondslag gelegd voor de psychoanalyse. Een definitie van de psychoanalyse dient de
volgende twee componenten te bevatten:
- De psychoanalytische theorie; behandelt de dynamiek van de psychische
processen van de mens, die voor een belangrijk deel onbewust zijn en worden
bepaald door verdringing en afweermechanismen.
- De psychoanalytische therapie; vorm van therapeutisch handelen waarbij
uitsluitend psychische beïnvloedingsmiddelen worden aangewend om stoornissen
op het spoor te komen en op te heffen.
Volgens Freud hangen de lichamelijke, seksuele en psychische ontwikkeling van mensen
nauw met elkaar samen. Freud onderscheidt drie ontwikkelingsfasen: de orale fase, de
anale fase en de fallische fase (genitale fase). Het is van belang elke fase goed te
doorlopen, anders kan men hier later last van krijgen, bijv. angststoornissen.
Een belangrijk gegeven uit de psychoanalysa is het persoonlijkheidsmodel van Freud.
Hierin worden drie elementen onderscheiden:
- Het Ich; heeft sturende en coördinerende functie.
- Het Es; hierin verblijven de driften, de impulsen en de seksualiteit, die
voortdurend de aandacht van de persoon vragen.
- Het Uber-Ich; hierin liggen waarden, normen geboden en verboden.
De essentie van Freuds theorie is als volgt weer te geven: de mens moet tijdens zijn
leven in het reine zien te komen met twee principes: het lustprincipe, dat stelt dat je in
het leven zo veel mogelijk moet zien te genieten, en het realiteitsprincipe, dat ons
duidelijk maakt dat het leven niet altijd feest kan zijn.
1.1.2 Het behaviorisme
In Amerika ontwikkelt zich rond 1920 een heel andere psychologische benadering. Het
behaviorisme is een theorie over de wijze waarop mensen leren. Alle menselijk gedrag is
aangeleerd. Begrippen als conditionering, stimulus, respons en bekrachtiging verwijzen
naar de onbewuste en bewuste leerprocessen die aan het menselijk gedrag ten grondslag
liggen. Klassieke conditionering Pavlov en zijn honden. Burrhus Frederic Skinner wordt
als de belangrijkste vertegenwoordiger van het behaviorisme gezien.
De therapievorm die gebaseerd is op het behaviorisme wordt gedragstherapie genoemd.
Dat is een therapievorm die beoogt gewenst gedrag aan te leren en ongewenst gedrag af
te leren. Wensen, behoeften en gevoelens zijn geen hanteerbare grootheden voor deze
psychologische benaderingswijze, omdat ze niet waarneembaar zijn. Dit uitgangspunt
deelt het behaviorisme met de systeemtheorie.
, 1.1.3 De humanistische psychologie
Binnen deze richting ligt de nadruk op de menselijke mogelijkheden, de mogelijkheid van
de mens om te kiezen en zich te ontplooien. Volgens de humanistische psychologie
hebben mensen een aangeboren behoefte aan groei en zelfontplooiing of
zelfverwezenlijking. Abraham Harold Maslow, de theoreticus van deze stroming, heeft
zich vooral beziggehouden met de vraag wat mensen kunnen en wat de grenzen van
deze menselijke mogelijkheden zijn. Hieruit komt een onderverdeling van de menselijke
behoeften, ze vormen een oplopende reeks:
- Fysieke behoeften, zoals eten en drinken
- Behoefte aan veiligheid
- Behoefte aan liefde, affectie en de behoefte om bij andere mensen te horen
- Behoefte aan achting en waardering
- Daarna dient de behoefte zelfverwezenlijking zich aan
De echte zin van het leven ligt volgens hem in de transcendentie, de mystiek, het
immateriële. Zaken als spiritualiteit, religie, zingeving en levensbeschouwing.
Bij humanistische psychotherapie gaat het er vooral om dat de cliënt zo veel mogelijk
door eigen inzicht en op eigen kracht weer greep krijgt op zijn situatie. De therapeut
geeft de cliënt veel tijd om zijn verhaal te doen en zo zelf inzicht in zijn situatie kan
verwerven.
1.2 Een verkenning van de systeemtheorie
1.2.1 Geschiedenis van de theorie en praktijk van systeembenadering
De wetenschap wil doorgaans haar objecten analyseren en in onderdelen uiteenleggen.
In de jaren veertig van de twintigste eeuw ontstaat er binnen de biologie een
wetenschapsbenadering die ervoor pleit vanuit het grotere geheel, dus op synthetische of
holistische wijze naar de dingen of de elementen te kijken (Ludwig von Bertalanffy).
In de sociale wetenschap wordt het dysfunctioneren van de mens niet in de mens
gezocht, maar in zijn omgeving, zijn systeem. Fundament van het systeemtheoretisch
denken.
De systeemtheorische stroming wordt ook wel d Palo Alto School genoemd, aangezien de
grondleggers hier op de universiteit zaten. In de tweede helft van de jaren zeventig van
de vorige eeuw deed met het systeemdenken de gezinsbenadering zijn intrede in
Nederland. De kinderen die in die tijd niet ‘deugden’ werd nu bekeken vanuit de
systeemtheorie; er werd dus ook naar hun omgeving gekeken en niet alleen naar het
kind zelf.
1.2.2 Het ‘kader’ en de ‘context’ als kernbegrippen
Wanneer een bepaalde wetenschap objecten met behulp van de systeemtheorie
bestudeert, betekent dit het volgende:
- Men wil die objecten bestuderen door ze in een breder kader, namelijk in hun
context te plaatsen.
- Men wil naar de dingen kijken via het meer omvattend geheel.
- Men kan een beter begrip van de sociale werkelijkheid krijgen indien men de
brede blik hanteert, indien men in staat is de dingen breed te zien.
- Men ziet eenvouding meer wanneer men vanuit het geheel naar de delen kijkt en
de dingen probeert synthetisch of vanuit het geheel te benaderen.
- In de systeemtheorie probeert men de objecten te zien als onderdelen van en
beïnvloed door het systeem waarvan zij deel uitmaken.