ATYPISCHE ONTWIKKELING SEM 2 2 DE JAAR
OLOD
Leerinhoud
• Ergotherapeutisch handelen bij personen met een atypische ontwikkeling.
o Zintuiglijk leren
o Algemene taken en eisen
o Communicatie
o Mobiliteit
o Zelfverzorging
o Huishouden
o Tussenmenselijke interacties en relaties
o Belangrijke levensgebieden
o Maatschappelijk, sociaal en burgerlijk leven
1
,DEEL KATHLEEN
HC 1: 8/02 : VERSTANDELIJKE BEPERKINGEN: QOL, ERVARINGSORDENING
KENNEN, BEGRIJPEN, UITLEGGEN, TOEPASSEN...
• Context
o Kwaliteit van leven bij verstandelijke beperking
o Ondersteuningsgebieden
o Volwaardig leven // ernst van verstandelijke beperking
• Diagnosticus
o DSM 5: NIET LETTERLIJK, maar vb voor 18jaar en wat zijn adaptieve beperking
o Kenmerken bij mate van ernst, aging
o AAIDD model
o SIS; POS; IPA, CAPE, WHO ID QOL, IPA, CAPE PAC, PEM CY, HOME
• Begeleiden / innovator
o Kwaliteit van leven domeinen, factoren, concrete invulling // ergotherapie
o Zelfbeschikking, autonomie, zelfredzaamheid, zelfzorg, zelfstandigheid en integratie, inclusie
// ergo
o Volwaardig burgerschap // ergo
• Je geeft de aspecten uit de DSM V : verstandelijke beperking weer en omschrijft ze. Niet letterlijk
• Je kan per aspect voorbeelden geven van het functioneren bij de verschillende mate van ernst.
• Je kan met behulp van de fiche en je verworven kennis, een invulling geven aan het schema van mate
van ernst: IQ's, onderwijs, werk/dagbesteding, wonen, verschillende ontwikkelingsgebieden.
• Je geeft het schema en de aspecten uit de definitie van de AAIDD weer en omschrijft ze, kan er
invulling aan geven.
• Je geeft met eigen woorden en voorbeelden weer waarom er een dubbele pijl staat tussen
ondersteuning en functioneren.
• Je geeft de aandachtspunten bij de definitie weer.
• Je kunt de aandachtspunten concretiseren.
• Je legt uit wat men bedoelt met volgende zin: een ”handicap” is niet het gevolg van een deficiënt
persoonskenmerk.
• Je kan Kwaliteit van leven volgens Shalock schematisch weergeven en er ook invulling aan geven voor
jezelf en voor personen met een verstandelijke beperking.
• Je kan de verschillende assessments m.b.t. kwaliteit van leven en participatie opsommen en in enkele
zinnen beschrijven.
• Je koppelt kwaliteit van leven aan ondersteuningsgebieden.
• Je toont inzicht in de mogelijke taak en specifieke wijze van benadering van de ergotherapeut bij
verschillende ondersteuningsdomeinen.
• Je hebt de film: The abonded children of Bulgaria bekeken ex!!!. Je reflecteert over wat het gebrek
aan ondersteuning doet met een persoon.
• Je geeft concrete ideeën weer over wat jij als ergotherapeut, samen met een multidisciplinair team
zou willen verbeteren aan de situatie van de kinderen en jongvolwassenen. Je legt de link met de
gebieden van kwaliteit van leven.
2
,DSM 5: VERSTANDELIJKE BEPERKING
• Begint gedurende in de ontwikkelingsperiode:
• Deficiënties (tekort/verstoring) in de intellectuele functies
o redeneren, problemen oplossen, plannen, abstract denken, oordelen, schools leren en leren
door ervaringen
• Deficiënties in het adaptieve functioneren
o Aanpassen aan de omgeving of aangepast gedrag stellen
▪ domeinen
• conceptuele: verzameling met vaste concepten daarin vb taal, geldgebruik,
rekenen,..
• sociaal:
• praktisch: vb koken, kuisen, fietsen, autorijden,…
▪ voldoet niet aan ontwikkelings- en sociaal-culturele standaarden van persoonlijke
onafhankelijkheid en sociale verantwoordelijkheid: vb context vluchteling is 12 maar
heeft nooit geleerd om te schrijven
▪ deficiënties in communicatie, deelname aan het sociale leven, schools of
beroepsmatig functioneren, persoonlijke onafhankelijkheid thuis of in de directe
sociale omgeving.
Hersenletsel en enkel fysieke uitval = geen verstandelijke beperking enkel bij verstandelijke functies
AAIDD: AMARICAN ASSOCIATION ON IN TELLECTUAL AND DEVELOPMENTAL DISABILITIES
MODEL VERSTANDELIJKE BEPERKING
• Een verstandelijke handicap verwijst naar functioneringsproblemen die gekenmerkt door significante
beperkingen in zowel het intellectuele functioneren als in het adaptieve gedrag zoals dat tot
uitdrukking komt in conceptuele, sociale en praktische vaardigheden. De functioneringsproblemen
ontstaan vóór de leeftijd van 18 jaar
• Belangrijke aandachtspunten bij het gebruik van deze definitie:
o Evalueer de beperkingen in het huidige intellectuele functioneren en adaptieve gedrag
steeds rekening houdend met de leeftijd, het geslacht en de culturele gegevens van de
persoon.
o Hou rekening met de individuele culturele en talige verschillen alsook met de
communicatieve, sensorische, motorische en gedrags-factoren.
o Herken dat beperkingen vaak samen gaan met mogelijkheden en specifieke sterke kanten.
o Beschrijf beperkingen zodanig dat een geïndividualiseerd ondersteuningsplan kan opgemaakt
worden.
o Bied aangepaste, gepersonaliseerde ondersteuning om het functioneren van een persoon
met een verstandelijke handicap te verbeteren.
o In deze benadering wordt “handicap” niet gezien als het gevolg van een deficiënt
persoonskenmerk maar is het de resultante van een interactieproces tussen de
persoonskenmerken en de omgevingskenmerken.
o Iemand wordt als “gehandicapt” beschouwd als zijn maatschappelijke omgeving niet bij
machte is om een aanvaardbare levenskwaliteit te bieden. De sociale verantwoordelijkheid
van de omgeving wordt nu het belangrijkste punt. Niet de persoon moet aangepast worden,
wel de omgeving.
3
, Facetten binnen diagnose <-> DSM 5 enkel diagnose
1-5 heeft invloed op functioneren: goede
gezondheid of goede functioneren hangt af van
ondersteuning dat je kan bieden: vb geen
ondersteunend (kinderen krijgen mensen met licht
verstandelijke beperking geen ondersteuning is
problemen bij kinderen) examenvraag: verklaar
elke pijl met voorbeelden
• Verstandelijke mogelijkheden
o Deze dimensie verwijst naar de verstandelijke
vermogens.
o Het betreft de vaardigheden om te komen tot:
redeneren, plannen, problemen oplossen, abstract
denken, het verstaan van complexe ideeën, snel te
leren en te leren uit ervaring.
o Eén criterium is Intelligentie gemeten met intelligentietests en weergegeven (hoewel niet
perfect) door het IQ.
o Een verstandelijke handicap wordt, algemeen genomen, vastgesteld bij personen met een IQ
beneden de 70 (of max. IQ 75). Onthoud echter wel dat dit slechts één criterium is.
• Adaptief gedrag
o Adaptief gedrag is een verzamelbegrip voor conceptuele, sociale en praktische vaardigheden
die een persoon nodig heeft om in het dagelijkse leven te kunnen functioneren.
o Daartoe behoort ook: “het zich kunnen aanpassen aan veranderende omstandigheden in het
dagelijkse leven”. Beperkingen in adaptief gedrag kunnen bepaald worden door
gestandaardiseerde tests. Bij een tekort op ten minste twee deelgebieden (behoefte aan
ondersteuning) van de drie types van aangepast gedrag of bij een algemeen tekort op alle
gebieden kan men besluiten dat er een beperking is in het aanpassingsgedrag.
o De verwachtingen die we hebben naar adaptief gedrag zijn afhankelijk van de leeftijd en van
de culturele achtergrond van de persoon.
o Voor jonge kinderen ligt het accent op:
▪ sensomotorische ontwikkeling
▪ de communicatie en het leren omgaan met anderen (socialisatie)
▪ zelfredzaamheid, leren zorgen voor zichzelf
o Bij basisschoolkinderen en pubers ligt het accent op
▪ basale schoolse vaardigheden
▪ adequaat redeneren en beoordelen
▪ sociale vaardigheden
o Bij adolescenten en volwassenen gaat het om:
▪ zelfstandig werken en wonen
▪ sociale verantwoordelijkheden
o Onder conceptuele vaardigheden wordt onder meer verstaan:
▪ het begrijpen en hanteren van taal, lezen en schrijven, begrip van geld en het
kunnen overzien en plannen van dagelijkse activiteiten.
o Onder sociale vaardigheden wordt onder meer verstaan:
▪ hanteren van interpersoonlijk contact, handelen vanuit verantwoordelijkheids-besef,
regels volgen, kunnen inschatten van en weerstand bieden aan negatieve
beïnvloeding en het vermijden om terecht te komen in een slachtofferrol.
4