PARADIGMATISCHE PLURALISME : EEN ORIËNTATIE
1.1VEELHEID AAN SCHOLEN, STROMINGEN EN PARADGIMA’S
Filosofische vragen → vragen waar geen antwoord op geformuleerd kan worden.
- Mens- en maatschappijbeeld afhankelijk van antwoord op filosofische vragen → niet
waardenvrij
- Kenmerk S.: geen gemeenschappelijk standpunt over basisveronderstellingen.
- Sociologen argumenteren over:
Hoe aan sociologiebeoefening doen
Belangrijkste probleem onderzoeken
- Gevolg: verschillende antwoorden → diverse sociologische stromingen
Sociologische stromingen op metaniveau: theoretische oriëntatie bij sociologische
wetenschapsbeoefening. ( belang paradigma’s)
- Diverse paradigma’s→ bijdrage volledigere begrip wetenschap
- Welke sociologische theorie situeert zich in welke paradigma → theorie voor sociaal
handelen kaderen
- Toelichting paradigmatische pluralisme: verschil in basisveronderstelling leidt er toe
dat eenzelfde probleem vanuit verschillende hoeken kan worden belicht. → verschil is
aanvullend + beeld van complexe sociale realiteit
Diverse paradigma’s leidt tot diverse handelingsstrategieën voor SW
- Eenzelfde sociale situatie, behoefte, probleem kan vanuit meerdere invalshoeken
worden belicht
- Meerdere implicaties voor SH
Paradigma, specifieke combinatie van uitgangspunten, theorieopvattingen, voorschriften van
methodologische aard van waaruit naar werkelijkheid wordt gekeken.- wetenschappelijk ,
neutrale karakter ( thomas kuhn)
- Wetenschapsbeoefening sociaal bepaald
Modieus karakter van wetenschap, methodiek
Dominante wetenschap wordt o.a bepaald door ideologisch klimaat en SP,
niet ( altijd) door waarheidsgehalte
Wat bepaalt het?
Wat bestuderen, welke onderzoeksvragen, hoe onderzoeken,
hoe antwoorden interpreteren
- Wetenschapsopbouw niet steeds cumulatief, ook periodes van strijd tss parallelle
referentiekaders ( vb. andere disciplines)
- P bepaald kan worden door maatschappelijke factoren → ideologie vervullen
= voorstelling van werkelijkheid die als functie belangenbehartigen heeft,
waarbij dat belang voorgesteld als algemeen belang, een,
levensbeschouwing -politiek, waarden geladen karakter
Hangt paradigma vooral aan ideologie? Gevolg:
, i.p.v. verschillende uitgangspunten, om problemen op te lossen,
wordt paradigma ingezet als strijd voor verkrijgen van MS
schaarse goederen
Invalshoeken over sociologische stromingen
1. Taakstellingen van sociologie
- Empirische- theoretische: wetenschapsbeoefening, gericht op van ware en
informatieve theorieën
- Filosofische-kritische: onderbouwing van standpunten formuleren tgv
veronderstelde maatschappelijke gebeurtenissen of sociologische
verschijnselen
- Praktische: ontwerpen van handeling strategieën op basis van
doelvoorstellingen en beschikbare kennis
2. Meningsverschillen over algemene ken en wetenschapstheoretische vragen
3. Verschillen in aandacht voor probleemgebieden en mogelijke probleemoplossingen
binnen empirisch theoretische sociologie
1.2 ORIENTATIEMODEL VOOR SOCIOLOGISCHE STROMINGEN
→ sociale realiteit bestuderen
→Pragmatische manier:
- Gepaste paradigma dat fungeert als probleem oplossend
→Normatieve manier:
- Benadering op basis van mens- en maatschappijbeeld
- Coöperatief – competitief mens en maatschappij beeld
- Deterministisch- constructivistisch mens- en maatschappijbeeld
→paradigma’s baseren zich op drie stellingen:
- Tegenstelling tussen materialisme en idealisme ( = objectivisme en subjectivisme):
Objec. of materialist: aannemen dat sociale realiteiten los van menselijke
geest bestaan
Subjec. of idealisten: realiteiten geconstrueerd door menselijke geest
- Realiteit tss mensen en maatschappij
Maatschappelijke realiteiten bepalen SH
Vrije wil van mens bepaalt maatschappelijke realiteit
Actor-systeem perspectief
- Tegengestelde antwoorden op waarom mensen interacties aangaan
Consensus → samenwerking?
Conflict → eigen belang
,Windroos van sociologische paradigma’s
HOOFDSTUK 2: HET SYMBOLISCHE INTERACTIONISME
2.1 INTERACTIONISME
= sociale werkelijkheid wordt geconstrueerd door samenhandelende actoren zelf. Soc.
werkelijkheid ontwikkelt zich door interacties heen. Proces niet bepaald door toestand waarin
we ons bevinden, wordt medebepaald door manier waarop we die situatie, dat handelen
definiëren en interpreteren.
- Processen vanuit actorperspectief in kaart brengen”
→ betekenis die aan SH wordt toegekend is bepalend voor constructie van werkelijkheid
- Gedrag/ SH/ gebaren
Interpretatie/ betekenis/ symbool
Constructie van sociale werkelijkheid
Vb. online les- interactie → wat betekent het? Online les en geen praatcafe
→Kritiek weinig kijken naar structuren SV en hoe die ons handelen bepaalt.
→Looking- glass self: hoe je kijkt naar jezelf is een weerspiegeling van hoe anderen naar je
kijken.( bouwsteen van inter.) alle zelfconcepties zijn ingegeven in de context.
- Self: je gedraagt je-zelf ( deels ) naar de verwachtingen van aneren
- Society: zo ontstaan ook beroepsbeelden, stereotypen, maatschappelijke
verwachtingen ( van sociaal werk)
- Vb. sw: ‘ wat mijn client denkt dat ik doe’
- Beelden van sociaal werkers ‘ mensen die voortdurend vergaderen, steeds
therapeutisch ‘
- Mensen conformeren zich aan verwachtingen van anderen
→thomas theorema: if men define situations as real, they become real in their
consequenses. Perceptie van situatie stuurt werkelijkheid meer dan feitelijke situatie zelf.
Self fulling prophecy
,2.2 MEAD ALS GRONDLEGGER VAN HET INTERACTIONISME
→ denken, bewustzijn en zelfbewustzijn van mensen zijn geen individuele dingen, net zo min
de SV als geheel. Komt voort uit interacties tussen mensen → bijdrage tot constructie van
Soc. werkelijkheid
- Society beïnvloedt op haar beurt ‘ self, mind’.
- tegenwicht voor individualistische theorieën: denken is geen individuele act, mens is
snijpunt van relaties
- hoe je denkt, je waarden normen, is voor groot stuk ingegeven door mensen waar je
samen mee leeft.
→vertrekpunt Mead: mensen zijn anders dan dieren
- dieren
automatisch/ direct reageren op handelingen
instinctief
impulsief
- mens:
reageren op betekenis → proces van interpretatie; niet reageren op direct
handelen, maar op betekenis
interpreteren: wat wilt die persoon zeggen, wat bedoelt hij,…
gedrag symboliseert iest voor mensen
sociaal gedrag
Gebaren en interacties → symbolen, betekenis van SV
(= iets dat voor iets anders staat)
Betekenis aan gedrag leidt tot reactie → gedrag symboliseert
iets voor mensen
- Actoren maken hun systeem, en creëren hun eigen werkelijkheid. Omwille van het
feit dat zij betekenis geven want ze voelen iets, voorspellen iets,…
→Ontwikkeling van de ‘ mind’:
- Conversation: automatische reactie op iemands anders gedrag
Minimale besef om met dezelfde gesture bezig te zijn (ook bij dieren)
- Taking the attitude of the other: ander begrijpen → handelingen worden wederzijds
afgestemd op elkaar, door andere ( zijn/ haar rol) te begrijpen
- Delayed response with the use of symbols: situatie beoordelen door perspectief van
andere te kunnen zien
Inner talk →denken neemt hier vorm van gesprek van actor met zichzelf,
impulsief reageren wordt beheerst
Mensen zijn in staat tot empathie en praten met zichzelf ( belang van taal)
→ spelen een rol bij ontwikkeling van mind ( interactie-communicatie)
DIEREN NIET
- Mind → sociaal oorsprong + gevolg van interactie
→ ontwikkeling van het zelf
- Mensen kunnen ook denken over zichzelf, over hun handelen, gedrag ( zelfreflectie,
zelfbewustzijn)
, - Ontwikkeling self → interactieprocessen
Centraal: rol-taking en taal: mensen gaan zich steeds ( in gedachten) in de
rol en positie van andere verplaatsen ( empathie). Die mogelijkheid wordt
geleidelijk ontwikkeld parallel aan groei in verbale en niet verbale
capaciteiten.
WRM? elkaars bedoelingen + vermoedelijke reacties op
komend gedrag achterhalen
Het zelf is dus reflecteren over zichzelf vanuit visie van ander
→ ontwikkeling van het zelf // ontwikkelingsfase van kinderen
- Kinderen worden sociale wezens door gedragingen van mensen uit hun omgeving te
imiteren en interpreteren in hun spel. = Rollenspel
Play stadium Game stadium
→Richt zich eerst tot significant others →Later generalized others
→ ‘ zelf’ wordt eerst persoonlijk en subj. →later komt groepszelf tot stand, leert kind zichzelf
Ontwikkeld van imitatie van rollen in als lid van een groep te zien ( middelbare scholier).
directe omgeving ( vb. vadertje-moedertje)
- Complexe spelletjes + regels
- Meerdere rollen opnemen
→nog later leert een kind de waarden en normen
van SV aan ( zich zelf als burger zien)
Nog info:
Vb. overvallertje spel
Eindproduct:
- ‘zelf’ bestaat uit wisselwerking tussen een ‘ ik’ ( creatief scheppend deel, bron van
handelen) & een ‘mij’ ( gesocialiseerd object, voorwerp van handelen, vb. ik als student)
DUS nadruk op sociaal bepaaldheid van denken + handelen. Self opdelen:
- I ‘ ik’
creatieve deel
houding tgv anderen ( los wat geleerd is)
individuele wensen en behoeften uiten
- Me ‘mij’:
Bewust van zichzelf als object
controle anderen
belang van zelfreflectie & empathie in SW
- wie ben ik, wie wil ik zijn? waarden, normen,…?
- Hoe zou ik mij in deze situatie voelen, wat zou ik doen als moeder,…?
- Hoe zou die client nu over mij denken?