MODULE 3: SOCIALE STRUCTUUR
Wat is structuur?
1. Wat is sociale structuur
Geheel van relaties in een groep
o Posities
o Type relaties
Vorm van menselijke samenleving en groepen
≠ inhoud (cultuur, ideeën, waarden)
bepaalt handelen
Bv. Chimpansees in Zoo
o Alfa altijd in voordeel, beslist alles, veel respect
o Grote massa hebben niets te zeggen
o Antagonist van de alfa wil rol van alfa overnemen
o Aanhanger van de alfa coalities om macht te houden
o Politieke moord
Bv. Open VLD
2. Principe
Positie in sociale structuur
o bepaalt wat ‘logisch’ handelen is
Begroeting, claims op voedsel,
coalities, opstand, ..
o inhoud niet alles bepalend,
competitie/dwang van de omgeving
Problemen met het handelen in groep, en oplossingen
1. Aantal groepsleden (groepsleven = choas, strijd, innefficiëntie)
Dyade
o A weet wat B doet
o individu ‘controleert’ groep
Triade
o A weet niet wat B en C samen doen
o coalitievorming
2. Complexiteit in groepen
Veel indirecte kennis
o Netwerken, roddelen controleren
o Enkel zicht op eigen relatie met anderen, maar niet op relaties tss andere
groepsleden
Onvrijheid, door interdependentie
o Kans dat mensen niet willen meewerken
Oncontroleerbaarheid, onzeker afloop
, 3. Welke oplossingen?
Macht: persoon x heeft macht als…
o kan eigen wil opleggen
Ondanks weerstand van de ander
Ondanks rechten van de ander
o bezit machtsbronnen
Geld, prestige, eigendom, talent/competentie, schoonheid,
informatie
Bv. huis kopen = concurrentie met andere potentiële kopers
= diegene met meeste geld wint
Bv. trainer heeft Hazard nodig Hazard kan doen wat hij
wilt
Bv. de “coole persoon” uit de groep bepalen nr welk café de
groep gaat
= schaarse middelen
Geordende sociale relaties
o Sml = “toneelspel” waarin iedereen eigen rol heeft
o Iedereen heeft meerdere rollen
Buurman, zoon, werknemer, klant, …
Formele organisaties
o Bureaucratie
Formele taakverdeling/rollen over posities
Supervisietaken
Uitvoeringstaken
= specialisatie + macht
‘wettelijk geregeld’
Rechten en plichten
proberen gedrag van mensen te stroomlijnen
Groepen
1. Basiskenmerken
Aggregaat
sociale categorie
sociale groep
o Gemeenschappelijke belangen
o Interageren
o Delen van rechten en plichten verbonden met “lidmaatschap”
o Gedeelde identiteit en groepsgevoel
Meervoudige identiteitscomponenten
Groepsgevoel stabiliteit en permanentie
Groepscohesie: eigen belang < groepsbelang
2. Soorten groepen
Ontstaansgrond
o Spontaan
o Formeel opgericht
Grootte
o Kleine = persoonlijk contact tussen alle leden