CULTURELE ANTROPOLOGIE
DEEL 4
HOOFDSTUK 8: IDENTITEIT EN CONFLICT
Deel 2 van les 5
Belangrijk thema!!!
Tabel van ervaringskaders toont de ideële basis van conflict, irritatie. Ervaringskaders conflicteren met
elkaar op basis van ideeën, maar enkel en alleen op basis van ideeën? Of heeft het meer te maken met
emoties? Ideeën kunnen voor een groot deel onbewust zijn, maar ook wanneer iemand u bewust maakt van
uw ideeën en je begrijpt waarom iemand andere ervaringskaders heeft en dat de reden is waarom jullie
conflicteren met elkaar, en dat jullie niet conflicteren als personen, dan is het probleem nog altijd niet opgelost,
dat probleem blijft daar. de belangen van de groep en uw eigenbelang = de sociale structuur. Die belangen
spelen een rol bij conflicten (materiële basis).
- Sociale identiteit is gerelateerd aan groepsbelangen.
I. Identiteit
Een actor identificeert zich met kenmerken, ideeën, lidmaatschap(pen) van groep(en) die gekozen zijn door de
actor zelf maar ook door de groep worden opgelegd en onbewust worden meegegeven. Vb. een Brit die stemt
op de Brexit voelt zijn identiteit bedreigt. Vanwaar komt die identiteit als Brit? Is voor een stuk meegegeven op
school, machtsstructuren… Er zijn instituties die ook maken dat een identiteit blijft bestaan. VRAAG: “als er
zoveel investering is qua sociale instituties qua sociale mechanismen in een samenleving om een bepaalde
identiteit te stimuleren, is dan conflict niet onvermijdelijk?”. Mijn identiteit als lid van een sekse,
gendergroep, klasse, etnische groep… dat kan allemaal botsen op andere identiteiten. Je kan er dan toch van
uitgaan dat er dan conflicten kunnen zijn. Het antwoord is niet onvermijdelijk.
4 visies op nationale/etnische identiteit
Th. Erikson (Noorse antropoloog): specialist in het onderzoek van identiteit. STUDIE:
Heeft de verschillende visies aan die bestaan van (etnische & nationale) identiteit:
Instrumentalisme: politici manipuleren symbolen bewust zoals vb. de Britse
geschiedenis, Britse imperium…. En dus ook de etniciteit omdat er een ‘natie’
mogelijk is (Cohen)
Primordialisme: Cultuur zou toch bestaan/ontwikkelt zijn door een groep mensen
vanwege een effectieve ervaring. Er is een effectieve ervaring van de cultuur. Je
ervaart die cultuur collectief. Vb. de Nuer bestaat als collectieve groep (Geertz). Hij
denkt dat cultuur veeleer onbewust is. En er is zo een onbewuste kern die door
mensen gedeeld wordt.
Constructivisme: identiteit wordt gereconstrueerd, vaak door nieuwe elites die
komen in groep en die dan bij de politieke doelen die ze stellen snel kiezen om
cohesie te verkrijgen binnen de groep. De regel van Simmel: bij verhoogde externe
druk krijg je een verhoogde interne cohesie.
- Gellner: hij hoort onder het constructivisme en schreef een boek over het
nationalisme.
- Anderson: constructivist. idee: gemeenschappen zijn ingebeeld
, Essentialisme: identiteit groeit organisch uit een gedeelde culturele essentie.
Nationalisme is een logisch gevolg daarvan, volgens hem.
-Verschil met primordialisme: bij primordialisme is er een culturele kern die kan
geconstrueerd zijn. Toch verandert cultuur en kan je dat aanpassen. Cultuur leeft
onder de mensen. Ze sluit constructivisme uit.
-Verschil met essentialisme: sluit wel constructivisme uit. Ze gaan niet ontkennen dat
er instrumentalisme is, dat politici bewust symbolen gebruiken, maar ze gaan
beweren dat er culturele essenties zijn vb. het Islamitisch gedachtegoed, Het
Christelijk gedachtegoed… en dat groepen die delen (die essentie) en daar gaat
vanzelf organisch een identiteitsgevoel uit ontstaan. Dat is onvermijdelijk. Je gaat je
eigen identiteit verdedigen.
Visie op identiteit = welke cultuurbenaderingen?
- Essentialisme bevindt zich in een extreem uiterst punt van het structuur-idealisme: culturen hebben (ideële)
structuren en die liggen vast. Daartegenover ligt het constructivisme (eerder te situeren bij de structuur-
materialisten vb. neo-marxisten die zeer kritisch en achterdochtig zijn wanneer er over identiteit gesproken
wordt, want het kan een instrument zijn in de handen van de hogere klasse)
- Primordialisme bevindt zich dan eerder bij het actor-idealisme in de zin dat er ideeën zijn die gedeeld worden
door mensen (=culturele kern). Maar het is in de handen van de actor, van uzelf, het individu om te bepalen in
welke mate cultuur een rol speelt in uw leven. Het is niet een onvermijdelijk gegeven waardoor een
samenleving gedomineerd wordt zoals bij het essentialisme.
- Instrumentalisme hoort onder het actor-materialisme. Een actor gaat voor zijn eigen belangen een identiteit
creëren/vormen met andere actoren om hun belangen te verdedigen.
- Constructivisme kan ook rechtsonder staan (zie dia 8) Voor actor-idealisten is cultuur wel degelijk
geconstrueerd en identiteit os ook een vorm van cultuur. Moeilijk want 1 begrip past in 2 kwadranten (uitleg
moest niet gekend zijn).
II. Imagined communities
- Anderson was de eerste die serieus antropologisch onderzoek deed over ‘imagined communities’: idee dat
gemeenschappen verbeeld/geconstrueerd zijn. Hij gaat kijken hoe mensen hun identiteit construeren in
gesprekken. Hij gaat minder kijken naar cultuur. Voor hem is cultuur problematisch. Welke waarden en normen
zijn doorsnee voor de Vlaming? Die waarden vind je vb. overal in de wereld. Het is een discussie die draait rond
de vraag: ‘als je u focust op cultuur en je spreekt van de Vlaamse cultuur, ontken je dan niet de interne
diversiteit?” = problematisch. We vormen speech communities: vb. als je op het internet gaat zoeken naar een
bepaald genre van muziek, dan speelt dat zich af over de grenzen en over culturen heen.
Is culturele identiteit dan een louter construct? Volgens Anderson wel.
III. Identiteit en etnisch conflict: 3 gevalstudies (Eriksen)
1. Ex-Joegoslavië (waar de oorlog in de jaren ’90 wil woedde): je had daar drie groepen: de Serviërs
(orthodoxen) , de Kroaten (katholieken) en de Bosniërs (Islam), behoren tot dezelfde groep en hebben dezelfde
etnische geschiedenis. Het is een vertakking van dezelfde groep mensen. Religie onderscheidt hen maar ze
hebben een zelfde etnische afstamming. De associatie etnie met conflict is hier niet aanwezig.
, 2. Fiji: 2 groepen: Polynesiërs (christelijk) en immigranten uit India (niet-christelijk). Hier is een duidelijk etnisch
verschil maar toch geen geweld.
3. India: Moslims en Hindoes religieus verschil. Er is in mindere mate momenten van geweld geweest en het
kan nog komen ook. Het is verassend omdat die twee groepen doorkruist worden door de sociale klasse. Er zijn
hoge en lage klasse binnen die twee religieuze groepen, maar toch is er af en toe geweld.
E. gaat vervolgens een verklaring geven voor etnische conflicten. Het is duidelijk dat puur etnisch verschil op
zich niet de verklaring kan zijn voor geweld en conflict. Identiteit speelt zeker en vast een rol maar de vraag is:
“hoe wordt die identiteit zo significant voor de lokale bevolking dat het conflict tot geweld leidt, dat het sociaal
en cultureel verschil tot geweld leidt?”
2 reeksen van redenen:
Sociale patronen: (sociale patroon van identiteitsvorming dat tot conflict kan leiden)
1. er moet een competitie zijn rond schaarse hulpbronnen.
2. Mensen moeten het verschil zien: sociaal verschil (anderen hebben hogere inkomens en
stellen het beter. Cultureel verschil (anderen gaan zich anders gedragen). Dat verschil moet
zichtbaar zijn via media, scholing, op reis gaan. Processen van modernisering maakt deze
etnische verschillen zichtbaar
3. Groepen moeten rekruteren uit zichzelf. Gemengde huwelijken kunnen dat sociaal patroon
doorbreken. Ze kunnen ervoor zorgen dat identiteit zich niet vormt.
Ideologische communicatie (hoe je communiceert als groep over je identiteit)
1. er moet een cultureel homogeniserend verhaal zijn: de effectieve sociale ongelijkheid die
altijd bestaat, moet verborgen blijven. Je mag die niet uitdrukken. Er moet een verhaal zijn
waarbij we allemaal gelijk zijn (cultureel).
2. er moeten beelden getoond en herhaald worden van lijden/drama’s/onrecht in het
verleden die de groep niet mag vergeten.
3. Er moet een retoriek zijn van de persoonlijke ervaring. Wanneer de beelden getoond
worden van lijden dan is het niet van “die groep”, NEE, het zijn WIJ die lijden ( eerste
persoon meervoud). Dat is de ervaring die essentieel zijn. Als je dat lijden niet persoonlijk
maakt, dan werkt het niet.
4. Je moet indringers vinden die je gaat benoemen vb. allochtonen. Er moet een onderscheid
gemaakt worden tussen indringen en anderen.
5. Je moet een paar tegenstellingen vinden (1 of 2 is ideaal). Bijvoorbeeld: de arme Waal en
de rijke Vlaming: arme walen zitten cultureel niet op dezelfde snelheid als de vlaming. Dit
kan helpen met de overtuiging dat je beter van elkaar loskomt. Het is een vereenvoudiging
van de werkelijkheid dat er vb. een crisis zou zijn. De sociale complexiteit moet verdwijnen (is
kleiner dan die paar tegenstellingen)
- Erikson gaat niet ontkennen dat er cultuur is (hij is constructivist en in zeker mate ook instrumentalist). Maar
hij benadrukt wel dat cultuur intern divers is. Je hebt meerderheids- en minderheidsvisies. Je moet die vier
visies op identiteit zien als posities op 2 extreme continu. Politieke en intellectuele politici trekken die schuif
naar de een of de andere kant. Je moet in het oog houden welke visie of identiteit uw gesprekspartner heeft
wanneer je in discussie treed over identiteit.
- Elites strijden om criteria van sociale status: bepalen of iemand ertoe behoort of niet. (inclusie/exclusie van
nieuwkomers) (het trekken aan de schuif). Het gaat om het concept sociale status. Veel nieuwkomers toelaten