Samenvatting PO3 Logisch en kritisch denken
Hoofdstuk 1: Inleiding Kritisch denken
Kritisch denken Betekent dat je informatie niet zonder meer accepteert; in plaats
daarvan ga je zorgvuldig na of er tegen uitspraken of redeneringen iets valt in te brengen.
Hoofdstuk 2: Argument en conclusie
Voorbeelden van redeneren:
- IJs kaatst zonlicht terug (argument), daarom is het aan de polen erg koud (conclusie)
- Dat artikel kun je vertrouwen (standpunt), het staat in een vakblad (argument)
- Het lijkt me verstandig aantekeningen te maken (standpunt), dit is belangrijke stof
(argument)
In deze drie zinnen is steeds sprake van een argument en een conclusie of standpunt. Een
redenering bestaat dan ook altijd minimaal uit twee onderdelen. De zin ‘IJs kaatst zonlicht
terug’ is daarom dan ook geen redenering. Het is echter niet zo dat alle uitspraken die uit
twee onderleen bestaan een redenering is. Bijvoorbeeld ‘IJs kaatst zonlicht terug en spiegels
ook’.
Soms staan in een zin woorden die helpen duidelijk te maken dat er sprake is van een
redenering. Dit zijn signaalwoorden. Veelvoorkomende signaalwoorden zijn:
- Dus, derhalve, daarom, daaruit volgt
- Want, omdat, immers, aangezien
Je kan deze signaalwoorden gebruiken als een test om te kijken of een uitspraak die uit
meerdere onderdelen bestaat een redenering is of niet. Dit doe je door te kijken of je zonder
veel moeite een signaalwoord kan invoegen. Bijvoorbeeld:
‘IJs kaatst zonlicht terug, daarom (of: dus) is het erg koud aan de Polen.
In deze zin kan je dus makkelijk een signaalwoord zetten. Maar in de volgende zin gaat dit
niet, hier is dus geen spraken van een redenering:
‘IJs kaatst zonlicht terug en daarom spiegels doen dat ook’
Signaalwoorden kunnen ook gebruikt worden om te bepalen wat het standpunt in de zin is
en wat het argument is:
- Na dus, derhalve, daarom, daaruit volgt komt altijd een standpunt
- Na want, omdat, immers, aangezien komt altijd een argument
Argument wordt ook wel Premisse genoemd
Standpunt of conclusie wordt ook wel stelling of gevolgtrekking genoemd
, Hoofdstuk 3: Redeneringen ontleden
Meervoudige argumentatie een redenering waarbij meerdere argumenten worden
aangevoerd om een standpunt te verdedigen.
Voorbeeld: ‘Die diagnose deugt niet (standpunt), want er zijn meetfouten gemaakt
(argument 1) en er zijn gegevens kwijtgeraakt (argument 2)’
Onderschikkende argumentatie hierbij is er een relatie tussen de argumenten onderling.
Voorbeeld: ‘Die diagnose deugt niet (standpunt), want er zijn meetfouten
gemaakt(argument). De thermometer functioneerde namelijk niet goed(argument voor
argument)’
Om een standpunt dat door meervoudige argumentatie wordt ondersteund volledig
onderuit te halen, moet je alle argumenten afzonderlijk weerleggen. Een standpunt met een
onderschikkende argumentatie kan je onderuit halen door één van de argumenten te
weerleggen, maakt niet uit welke.
Complexe argumentatie er is sprake van een combinatie van onderschikkende en
meervoudige argumentatie.
Voorbeeld: ‘Ik voel er niets voor samen te werken met Paul (standpunt), want ik vind hem
niet betrouwbaar (argument). Hij heeft vroeger eens fraude gepleegd (argument voor
argument 1) en hij komt zijn beloftes niet na (argument voor argument 1)
Tot nu toe gaat het alleen over argumenten die een bepaald standpunt ondersteunen. Er zijn
ook argumenten die een standpunt aanvallen. Dit zijn contra-argumenten of
tegenargumenten.
Voorbeeld: ‘Paul is geen sympathiek mens(argument tegen standpunt). Toch denk ik dat het
een goed idee is om met hem samen te werken (standpunt). Hij heeft namelijk verstand van
zakendoen(argument voor standpunt)’
Hoofdstuk 4: Logisch denken 1: geldige en ongeldige conclusies
Logisch geldige redenering niet alle redeneringen zijn even overtuigend, het komt voor
dat een conclusie dwingend volgt uit de argumenten.
Syllogismen kenmerkend aan deze redeneringen is dat er uitspraken over groepen,
klassen, verzamelingen of eigenschappen worden gedaan die gekoppeld worden aan
bijzondere gevallen; dus aan één mens, één ding, één volk etc.
Voorbeeld:
1. Alle steden hebben een gemeentebestuur
2. Deventer is een stad
3. Dus: Deventer heeft een gemeentebestuur
De meeste syllogismen bestaan uit twee argumenten en een conclusie. De twee argumenten
worden de premissen genoemd.
Er zijn geldige en ongeldige syllogismen. Het voorbeeld van hierboven was een geldige. Op
deze manier zou hij niet geldig zijn:
1. Sommige steden hebben een gemeentebestuur
2. Deventer is een stad