Samenvatting Hoorcolleges
Internationaal en Europees Arbeidsrecht
Leiden Universiteit- Master Arbeidsrecht
Happystudy
2020
,Hoorcollege 1
Introductie
Heel belangrijk tegenwoordig om die internationale ontwikkelingen ook te kunnen volgen. Beide gebieden zijn te
omvangrijk om volledig te behandelen op het niveau waarop we het Nederlandse recht behandelen maar dat is
misschien ook niet nodig. Wat we ook altijd heel moeilijk vinden als juristen in één van de landen in dat
internationale en Europese recht: hoe dat dan toegepast moet worden omdat het anders werkt dan het eigen
recht. Dus daar gaan we ook wat mee oefenen en aan wennen.
En met internationaal recht denken we dan aan de wereldwijde organisaties en dan met name de
Internationale Arbeidsorganisatie. Omdat we op ons terrein een hele actieve en belangrijke organisatie
hebben.
Dat geldt nog meer voor het Europese arbeidsrecht want we weten dat het Europese en nationale recht
steeds meer met elkaar vervlochten raken. Dat geldt ook voor het arbeidsrecht. Maar het is toch wel nodig
om allerlei zaken te coördineren of om op allerlei punten een lijn aan te houden. Dus vandaar dat het
geleidelijk aan invloed groeit.
Complicerende factor is natuurlijk sinds kort dat Engeland uit de Europese Unie is getreden sinds vorige week.
Weliswaar gelden nu nog alle regels maar volgend jaar zal dat waarschijnlijk anders zijn. En we hebben heel veel
verkeer met Engeland, heel veel mensen die werken bij Engelse bedrijven, Engelsen, Nederlanders in Engeland
waarvoor de situatie wat minder gemakkelijk wordt dan die was. Dat was een van de redenen waarom alle expats
daartegen waren tegen die Brexit. En we zien nu ook dat er onderhandelingen gaande zijn over de vraag in
hoeverre nu in de toekomst die Europese regels nog blijven gelden in Engeland waarbij het voorlopig erop lijkt dat
men daar radicaal vanaf wil. Nog een beetje onduidelijk is in hoeverre dat ook geldt voor het arbeidsrecht, of er
toch nog iets van die regels van kracht zullen blijven. Want misschien wel goed om je te realiseren dat de
arbeidsrechtelijke regels door economen en door bedrijven ook vaak gezien worden als kosten factoren. Het gaat
er niet zozeer om hoe goed het met de arbeiders gaat maar het gaat erom hoeveel het kost om bepaalde regels,
niveaus van bescherming te handhaven.
Dus als we het hebben over de arbeidsomstandigheden bijvoorbeeld, dan is dat een van de klassieke
onderwerpen om internationale arbeidsrechtelijke regels te maken.
Want als je daarop gaat concurreren met elkaar dan gaat elk land zo laag mogelijke bescherming
realiseren van de huidige omstandigheden. Want anders kost dat alleen maar geld aan je bedrijven en
die bedrijven zijn dan minder concurrerend op de internationale markt.
En dat was een van de redenen waarom bijvoorbeeld Engeland in de jaren tachtig, toen de Europese
integratie een beetje versneld moest worden, juist op dat punt best regels wilde maken, dus best
gemeenschappelijke regels een goed idee vond. En mevrouw Thatcher, de toenmalige premier, die
bekend stond als zeer eurosceptisch, was er dus van harte mee eens dat de Europese akte, een
verdrag uit 1987, werd afgesproken dat op het gebied van de arbeidsomstandigheden bij
gekwalificeerde meerderheid zou worden besloten. Terwijl in de rest van het arbeidsrecht meestal
unanimiteit vereist is hebben alle landen toen op gebied van arbeidsomstandigheden besloten: Daar
moeten we niet op concurreren met elkaar dus moeten we zorgen dat we één standaard hebben voor
alle landen. Daar was Engeland het toen ook mee eens. Dus het is de vraag in hoeverre dat in de
toekomst gehandhaafd kan blijven. Wat men zegt: dan gaan we daar weer rustig in variëren in onze
eigen weg.
,Want dat zet ook ons onder druk in Europa natuurlijk. Stel dat op bepaalde onderwerpen de Engelse bedrijven in
hun eigen land minder bescherming hoeven te bieden, dan zou dat ook de neiging kunnen doen oproepen bij
ondernemingen om te zeggen dan moet het in Europa ook omlaag. Dat is dus ook voor ons een heel groot belang.
En tegelijkertijd denkt de professor dat ook het omgekeerde effect zich voordoet dat Engeland wel kan
zeggen: we took back our control. Dat zeggen ze wel, maar de vraag is in hoeverre dat werkelijk zo is. Als je
kijkt naar Zwitserland, dat is geen lid van de Europese Unie, is ook geen lid van de Europese Economische
Ruimte, is echt nergens aan gebonden. Die heeft een woud van bilaterale akkoorden gesloten dus een
heleboel overeenkomsten met de Europese Unie om op bijna alle punten toch hetzelfde te doen. Dat komt,
omdat men daar wel graag wil meedoen aan Schengen, dus de uitwisseling, de open grenzen met de
andere EU landen want dat is economisch van groot belang omdat men op allerlei punten af wil van allerlei
lastige douane voorschriften en dergelijke. Vandaar dat men heeft gezegd in Zwitserland: nou ja we zitten
midden in de hele Europese Unie, ook al zijn we er geen lid van. We kunnen er dus niet helemaal omheen.
De professor denkt dat dat op een andere manier ook een beetje voor Engeland zal gelden.
Als je bijvoorbeeld kijkt naar de Europese ondernemingsraden. We hebben Europese ondernemingsraden,
dat is een richtlijn van de Europese Unie. Die houdt in dat elk land de grote ondernemingen moet
verplichten om een Europese ondernemingsraad in te stellen. Toen we dat invoeren deed Engeland daar niet
aan mee. Die had een opt-out, die hoefde daar niet aan mee te doen.
En toen bleek in de praktijk dat de ondernemingen daar toch niet onder uitkwamen. Want al die grote
multinationale ondernemingen met vestigingen in veel landen, die vielen toch onder die richtlijn,
vanwege hun vestigingen in de lidstaten. En dan zou het heel raar zijn als zo’n Engelse onderneming,
die een Europese ondernemingsraad heeft omdat hij dat voor een hoop plannen moet hebben, zijn
Engelse werknemers daar geen afvaardiging in zou bieden. Als die zou zeggen: Zo’n Europese
ondernemingsraad doen we alleen maar omdat het moet en onze eigen nationale werknemers mogen
daar geen lid van worden want daarvoor hoeft het niet. Dat kon je natuurlijk niet maken als Engels
bedrijf, dus die Engelse bedrijven deden gewoon mee met alles. En toen hebben ze later die richtlijn
geaccepteerd.
Stel dat Engeland nu inderdaad zegt: Wij schaffen die regels voor de Europese ondernemingsraad af.
Het zit er dik in dat ze dat gaan doen. Gaan die bedrijven dan ook de Europese ondernemingsraden
afschaffen? Dat kunnen ze niet doen als ze het nodig hebben voor hun vestiging op het continent. Als
ze daar aan de voorwaarden voldoen moeten ze er een hebben. En dan ziet de professor ze nog niet zo
snel zeggen: Nee maar onze eigen Engelse werknemers mogen daar geen lid van zijn. Dus wat dat
betreft is het interessant hoe dat op elkaar blijft inwerken. Je kunt wel zeggen ik wil er niks mee te
maken hebben. Maar als je er zo dichtbij ligt is vaak heel moeilijk om daaraan te ontkomen dus dat
wordt wel heel spannend en interessant hoe dan in de toekomst die verhoudingen zullen worden, maar
wel gecompliceerder. Voor ons is het niet zo slecht. Want dan hebben wij meer werk als juristen maar
voor de burgers natuurlijk heel vervelend.
Het is moeilijk om uit te leggen wat het belang is van het lezen van een arrest van het Europese Hof. Want als zo’n
arrest bijvoorbeeld gaat over Griekenland, en het gaat over een typische Griekse wet die wij helemaal niet op die
manier kennen, en die wordt getoetst aan een Europese richtlijn, dan is het dus best gecompliceerd waarom je dat
zou moeten lezen en wat je daar dan uit zal moeten halen en waarom je dat leest.
Eigenlijk moet je dan voorstellen dat je dus eerst gaat proberen te begrijpen hoe die Griekse situatie is en
waarom die richtlijn daar een probleem is en hoe dat dan door het Hof wordt gezien dat dat moet worden
, waarom die richtlijn daar een probleem is en hoe dat dan door het Hof wordt gezien dat dat moet worden
opgelost, om vervolgens te kunnen nadenken of dat ook voor je eigen land implicaties heeft. Dat betekent
dat ons eigen recht daar niet aan voldoet misschien en dat we daar ook een aanpassing zouden moeten
doen.
Dus dat vraagt nog veel meer stappen dan wanneer je een arrest van de Hoge Raad leest. Want bij de HR
weet je meteen dat je eigen land aan de orde is, je eigen recht zelfs.
Hier moet je dus even nadenken: Is dat wel wat voor ons relevant of niet. En dat vereist ook een beetje
abstraheren. Je kan niet alleen maar zeggen: wij hebben geen regel X zoals we die in Griekenland hebben.
Maar we hebben misschien een andere regel, maar die wel door die richtlijn wordt beïnvloed en wellicht ook
door die uitspraak. Je moet ook nog creatief nadenken daarover. Hoe werkt dat. Om dat dus bij te houden
dat is wel van belang. Arresten van het Hof in het arbeidsrecht zijn dus in de praktijk eigenlijk van even groot
belang als die van de Hoge Raad. Hoewel een heleboel mensen ze niet zo goed volgen omdat ze het
ingewikkeld vinden. Maar een jurist die dat wel doet, die wel weet wat er ook op Europees niveau speelt, die
heeft weer een voorsprong op anderen.
Er speelde een zaak van een Engelse werknemer die in Nederland gewerkt had en die werkloos werd en
een uitkering aanvroeg.
En het ging erom dat de vraag was of het Engelse of het Nederlandse werkloosheidsrecht dan van
toepassing was. Eerst een verordening erover, dat gaat over sociale zekerheid. Moet gecoördineerd worden.
En die verordening beoogt te bereiken dat je dus zegt: We moeten voorkomen dat mensen bijvoorbeeld de
dubbele uitkering krijgen omdat ze in beide landen een uitkeringsrecht zouden hebben, terwijl er eigenlijk
maar behoefte is aan 1 uitkering. En we moeten ook voorkomen dat ze geen enkele uitkering krijgen omdat
er in beide landen geen recht bestaat omdat ze een ander systeem hanteren zodat mensen tussen wal en
schip vallen. Dat willen wij met die coördinatie tegengaan. Dus die verordening zegt niet: we hebben de
Europese sociale zekerheid. Nee, het is allemaal nationaal. Maar we zeggen wel: We coördineren dat. En dat
betekent dus: Het ene land gaat uit van het woonplaatsbeginsel: Van de plaats waar je woont krijgt je een
uitkering. En de andere gaat uit van het werklandbeginsel: Het land waar je werkt krijgt je de uitkering van.
Dat botst, dat loopt niet parallel. We vinden het te ingrijpend om dat helemaal te harmoniseren, om te
zeggen voor heel Europa moeten we maar 1 stelsel hebben: of het woonland of het werklandbeginsel. Want
dan zeggen al die landen die dat niet hebben (die dan niet het stelsel hebben die ze zelf zouden kiezen): dat
willen we niet. We willen dat niet veranderen. Wij zijn het zo gewend. Dat kunnen we niet uitleggen aan de
vakbonden en de werkgevers enzovoort. Men wilde hun eigen systeem behouden. Dat is ook het
makkelijkste maar dan moet je het coördineren. Dat moet met die verordening en die is ongelooflijk
ingewikkeld.
Er zijn maar een beperkt aantal specialisten in Nederland die dat echt beheersen en die rechtspraak goed
kennen. Het is dan in veel rechtszaken dus dat het gebrek aan kennis van het Europees recht eerst een
voordeel kan zijn, en dan kwam het goed uit en werkt het goed uit. Maar wel heel gevaarlijk. Je moet je dus
eigenlijk bij dat soort dingen er op bedacht moet zijn dat tegenwoordig Europees recht van belang kan zijn
dat je daar niet door wordt verrast dus dat je je daar goed op oriënteert.
Geschiedenis
1957-1970
Basisvrijheden interne markt
Deze slide gaat over de geschiedenis. Hoe is dat nou gegroeid? Want je moet bedenken dat in 1957 de