Samenvatting Werkgroepen
Internationaal en Europees Arbeidsrecht
Leiden Universiteit- Master Arbeidsrecht
Happystudy
2020
,Werkgroep 1
Aantekeningen
De EU mag alleen dingen doen waarvan de lidstaten op voorhand hebben gezegd dit mag wel en dit mag niet. En
als het niet ergens is vastgelegd mag Europa het niet. Daarom gaan we veel werken met de wet, de verdragen en
de richtlijnen. We gaan kijken naar de verhouding tussen de EU en de lidstaten. Wanneer geldt het Europese recht.
En wat moet je doen als je er een probleem mee hebt. En wanneer gaat het Nederlandse recht voor? Als het om
Europa gaat eigenlijk nooit. We gaan aan de hand van de casus de basisprincipes van het EU recht doorlopen.
Er wordt gekeken naar de rechtsbasis van de EU en welke wet hiervoor gebruikt kan worden. We gaan begrijpen
waarom we zo’n rechtsbasis nodig hebben. Waar vind je die en hoe zit het? Wat voor wetgevingsprocedures of
besluitvormingsprocedures zijn dat? En wat betekent dat dan als je voor de een kiest en niet voor de ander? En
hoe werkt dat dan door op nationaal niveau? Dus het is een casus die vrij realistisch is. Er zit ook een klein stukje
over implementatie in.
Casus
Omdat de arbeidsmarkt positie van veel jongeren binnen de EU nog steeds zwak is, wil de EU iets ondernemen
om ervoor te zorgen dat jongeren die een baan hebben, daar niet te makkelijk uit kunnen worden ontslagen. Uit
onderzoek blijkt dat veel net afgestudeerden beginnen in een tijdelijke baan en dat ze vaak in deeltijd of op afroep
werken. Om die reden vallen ze in veel lidstaten van de EU buiten de bescherming van het arbeidsrecht, met name
het ontslagrecht. De EU Commissaris voor Sociale Zaken en Werkgelegenheid stelt daarom voor om de volgende
maatregel te treffen:
Iedere werknemer die jonger is dan 32 jaar valt binnen de bescherming van het ontslagrecht, ongeacht de duur en
omvang van de arbeidsovereenkomst.
Vraag 1
Is de EU bevoegd om een dergelijke maatregel aan te nemen?
Wat betekent die vraag? Waar ga je als eerst naar kijken?
De wet of het verdrag, kijken of lidstaten de bevoegdheid aan de EU hebben gegeven om op dat vlak
maatregelen te nemen.
Eerst moet dus gekeken worden naar of de EU of dat terrein de bevoegdheid heeft om op te treden.
Waar kunnen we lezen dat de EU gebaseerd is op die bevoegdheidsoverdracht?
Art 5 VEU: Er moet altijd iets van een bevoegdheid overgedragen zijn, zo niet: Dan heeft de EU geen
bevoegdheid. Hier begin je altijd.
Volgende stap: Waar in 1 van de verdragen kan je iets vinden over wat voor soort bevoegdheid de EU dan heeft?
Art 2 VWEU: De verschillende soorten bevoegdheden die de EU heeft. Catalogus bevoegdheden EU.
Art 3 VWEU: Exclusieve bevoegdheid.
Dat betekent dat alleen de EU nog het recht heeft om op te treden op dat gebied. Volledig EU recht.
, Dat betekent dat alleen de EU nog het recht heeft om op te treden op dat gebied. Volledig EU recht.
Denk aan mededingingsrecht.
Art 4 VWEU: Gedeelde bevoegdheid.
Dat betekent dat de lidstaten in principe vrij zijn om te doen en laten wat ze willen, tot het moment dat
de EU daar een maatregel over heeft getroffen.
Als we het bijvoorbeeld hebben over sociaal beleid, dan mogen lidstaten zelf bedenken wat ze willen,
zolang er geen richtlijn door de EU is aangenomen.
Dus bijvoorbeeld op gebied van ontslagrecht bestaat er nog niets op Europees niveau (wel
collectief ontslag maar over individueel ontslag bestaat er eigenlijk nog niets). Nederland kan dus
doen en laten wat ze willen. Europa zal daar nooit aan in de weg staan. Ook al heeft de EU wel de
bevoegdheid om maatregelen te treffen op het gebied van ontslagrecht. Maar zolang ze dat nog
niet heeft gedaan, gedeelde bevoegdheid, mogen lidstaten gewoon doen en laten wat ze willen.
Art 5 VWEU: Coördinerende bevoegdheid.
Dat betekent dat de EU in principe alleen maar het beleid coördineert. De EU kan gemeenschappelijke
doelstellingen met elkaar maken. Bijvoorbeeld dat tenminste 70% van de beroepsbevolking actief moet
zijn op de arbeidsmarkt. Dit is dus een gezamenlijke doelstelling met het idee dat als we allemaal dat
cijfer halen, dan is onze economie en onze arbeidsmarkt in de lidstaten goed en gezond, maken we
winst en hebben we beperkte uitgaven als het gaat om allerlei uitkeringen. Dus dat is een
gemeenschappelijke doelstelling.
Hoe ga je die doelstelling dan bereiken? En zeker als je je bedenkt, we hebben 27 lidstaten. Allemaal
verschillende culturen en tradities met allemaal verschillende problemen om wel of niet die 70% te
halen. Dus je kunt je voorstellen dat het lastig is om in dat geval te zeggen: We moeten allemaal die
kant op. Want misschien is die kant voor een groot deel van Europa helemaal geen probleem. Dus
misschien moet je daar net wat anders mee omgaan.
Wat je dan ziet in die coördinerende bevoegdheid:
Je hebt wel de doelstelling.
Bijvoorbeeld 70% actief op de arbeidsmarkt.
Vervolgens kijk je hoe dit mogelijk gemaakt kan worden.
Dat zou misschien kunnen door een betere combinatie van arbeid en privé zodat het
makkelijker is voor iedereen om actief te zijn op de arbeidsmarkt. Misschien moeten we
daarvoor meer flexibele vormen van arbeid hebben, want toen we daarover begonnen te
denken was een vast contract zowat het enige wat er was en in sommige landen
uitzendarbeid zelfs verboden. Met flexibele vorm zou je de toegang tot de arbeidsmarkt
makkelijker kunnen maken.
Andere voorbeelden zijn iets met loonvorming en in CAO overleg.
Dus in plaats van dat de EU een richtlijn opstelt, stelt de EU allerlei richtsnoeren op.
In richtsnoeren geeft de EU dan richting aan. “Je zou kunnen denken aan dit of dat..”.
Bijv. betere kinderopvang.
En dan kunnen de lidstaten zelf dan (daarom is het alleen een coördinatie) kiezen, van we
hebben dit probleem, dan moeten we ons bijv. op deze doelgroep focussen en kijken welk
beleid het beste hierbij zal passen. Dus ze stellen nationale actieplannen op.
Probleem in NL bijv. deeltijdwerken voor vrouwen. De EU vond dat ze hieraan iets
moeten doen in het coördinatiebeleid. Dit blijft een speerpunt voor NL.
Maar dit is dus slechts een keuze voor lidstaten. Het is niet dat ze moeten, het is echt
k dit i h t bl d f k i it it
, een keuze van dit is het probleem, daar gaan we op focussen en maken we een prioriteit
van. En we denken dat uit dat hele lijstje van voorbeelden van beleid, dit voor ons goed
past. Het is dus een richtsnoer, maar de lidstaat kan zeggen nee dankjewel ik heb een
eigen visie hierop.
Die nationale actieplannen worden dan peer-reviewed door de Commissie en de Raad.
Die gaan dan samen kijken hoe de lidstaten het t.o.v. elkaar doen.
Vervolgens worden de doelstellingen weer aangepast door de lidstaten, of reviewed of ze
moeten worden aangepast.
Dus het is een cyclus, en wat daar mooi van is, de lidstaten die de nationale actieplannen doen,
zou ook beleid kunnen zijn die helemaal nog niet in de richtsnoer voorkomt. maar waarvan ze laten
zien dat het goed werkt. Dat is een good practice. En in de review procedure houdt de Commissie
dat soort good practices eruit en als ze dan de doelstellingen gaan bespreken, dan gaan ze ook
bespreken hoe het met de richtsnoeren zit. Moeten we die misschien ook niet een beetje
aanpassen? En dan zie je dat sommige ideeën van de lidstaten worden opgepakt en in de
richtsnoeren zijn opgenomen.
Voorbeeld: Flexicurity. Komt uit de EU. Het idee dat je niet vastzit aan 1 baan maar dat je wel
flexibiliteit hebt in werk, dus als je je baan verliest, geen probleem, je komt zo opnieuw aan
werk. En als dat niet lukt heb je een uitkering om op terug te vallen. En in die uitkering zitten
allerlei activeringsmaatregelen. Actief arbeidsmarktbeleid, ook iets wat echt uit de EU komt,
wat helpt om weer terug op de arbeidsmarkt te komen. Levenslang leren komt ook uit de EU.
Dat zijn dingen die van onderaf, vanuit de lidstaten, naar boven zijn gesijpeld en opgenomen in
die richtsnoeren en vervolgens worden die dan onderdeel van het Europees beleid.
Ook als we het over richtlijnen hebben, of verordeningen die dus wel juridisch bindend zijn, je
kan daar mooi in zien dat de lidstaten daar zijn geweest. De Commissie heeft wel het
voortouw, die begint wel met dat uit te werken en opschrijven, maar wat erin gestopt wordt
komt wel van de lidstaten. Dat is wel ook al wetgeving die in lidstaten zitten of ideeën die de
lidstaten al hebben. Duitsland is bijv. heel goed in het verkopen van hun wetgeving. Informatie
en consultatie bijv. komt echt uit Duitsland want die staat daar heel erg hoog in. Daar gaat het
dan vooral om ondernemingsraden en niet om vakbonden. En die hebben dat recht dan sterk,
en die verkopen dat dan gewoon aan de EU. En als je dan naar zo’n richtlijn kijkt, dan zie je
waar welk idee vandaan komt. NL ook qua uitzendarbeid en tijdcontracten en het aantal. Dus
ook al komt het van de EU, het is altijd een wisselwerking. Je vindt altijd ook iets nationaals
daarin terug. En voor sommige landen iets meer dan voor andere landen.
Art 6 VWEU: Ondersteunende bevoegdheid.
Daar waar de EU een zak geld meegeeft.
We gaan bijv. iets proberen op gebied van sociaal beleid, bijv. vanuit het coordinatiebeleid. Maar je
weet nog niet zeker of het gaat werken, maar de EU ziet er wel wat in dus geeft een zak geld mee
en zegt ga het maar eens proberen, maak maar een pilot. Doe dat maar eens 2 of 3 jaar en
rapporteer er dan maar over terug. En dan gaan we zien hoe dat werkt.
Praktische steun.
Wanneer je moeite hebt met het implementeren van iets bijv.
Verzamelen van informatie.
Hierbij wordt vanuit de lidstaten informatie op gebied van de lidstaten naar de Commissie
gestuurd. Daarmee kijkt de Commissie actief naar ontwikkelingen en die weet heel veel van de