TASKS 4TH COURSE
TAAK 1 – ANXIETY AND HYPERVENTILATION
Bron: DSM-V (APA, 2014)
Angststoornissen hebben met elkaar gemeen dat er sprake is van overmatige angst en vrees
en bijbehorende gedragsstoornissen. Vrees (fear) betreft de emotionele respons op een
werkelijke of waargenomen naderende dreiging, angst (anxiety) betreft anticiperen op een
dreiging in de toekomst. Angst gaat vaak gepaard met spierspanning en waakzaamheid,
voorzichtigheid en ontwijkend gedrag. Binnen angststoornissen worden paniekaanvallen als
specifiek type angstrespons beschouwd.
Angststoornissen verschillen van elkaar in de aard van de objecten of situaties, en door de
cognities die hiermee gepaard gaan. Door te onderzoeken welke typen situaties worden
vermeden en de inhoud van gedachten te inventariseren, kan onderscheid gemaakt worden.
Generalized anxiety disorder (GAD)
Bron: DSM-V (APA, 2014)
Verschillende kenmerken onderscheiden de GAD van niet-pathologische angst. Ten eerste
zijn de zorgen bij GAD overdreven, en belemmeren deze de persoon aanzienlijk in zijn of
haar functioneren. Ten tweede hebben de zorgen bij GAD betrekking op meer
levensgebieden, zijn ze sterker aanwezig en lijden mensen er meer onder, zijn ze langduriger
en duiken ze vaker op zonder aanleiding. Ten derde gaan dagelijkse zorgen veel minder vaak
gepaard met lichamelijke symptomen; mensen met GAD beschrijven dat zij lijden onder hun
constante bezorgdheid, en beperkingen ervaren als gevolg hiervan voor hun functioneren.
,Prevalentie
In de Verenigde Staten bedraagt de 12-maandsprevalentie van GAD voor bevolking als
geheel 0.9% voor adolescenten en 2.9% voor volwassenen. Het levenslange risico in
Nederland is 2.3%. Vrouwen hebben twee keer zoveel kans op het ontwikkelen van GAD als
mannen. De prevalentie van de stoornis beleeft de piek op middelbare leeftijd en neemt op
latere leeftijd weer af. Het komt vaker bij vrouwen voor omdat zij hevigere emoties en
sensaties ervaren in vergelijking met mannen.
Ontwikkeling en beloop
Veel mensen met GAD stellen dat ze zich hun hele leven al angstig en nerveus voelen. De
mediane leeftijd voor GAD bedraagt 30 jaar, met een zeer brede spreiding. Symptomen van
overbezorgdheid kunnen al op jonge leeftijd aanwezig zijn, maar manifesteren zich dan als
angstig temperament. GAD ontstaat zelden voor de adolescentie. Het klinisch beeld van GAD
verandert nauwelijks; symptomen zijn vaak chronisch, en het beloop is wisselend. De inhoud
van datgene waar iemand zich zorgen over maakt, past meestal bij de leeftijd. Hoe vroeger
mensen symptomen ontwikkelen, hoe meer comorbiditeit en beperkingen in het
functioneren men ziet.
Risico- en prognostische factoren
Temperament
Er is een verband tussen GAD en gedragsinhibitie (BIS), negatieve affectiviteit (neuroticisme)
en leed vermijdend zijn (harm avoidance).
Omgeving
De GAD is in verband gebracht met negatieve ervaringen tijdens de kinderjaren en
overbezorgdheid van ouders, maar er zijn geen omgevingsfactoren gevonden die specifiek
zijn voor de stoornis.
Genetica en fysiologie
Het risico op het hebben van GAD is voor een derde genetisch bepaald; deze factoren
overlappen met het risico op neuroticisme en gelden eveneens voor andere
angststoornissen en stemmingsstoornissen.
Comorbiditeit
• Alle andere soorten angststoornissen → 50% kans op een andere stoornis
• Agoraphobia → angst in openbare ruimten, waar ontsnapping niet mogelijk is
• Stemmingsstoornissen
• Persoonlijkheidsstoornissen (3 clusters)
,Differentiële diagnostiek GAD
• Major depressive disorder – bij de angststoornis is het meer gericht op de toekomst,
bij een depressie gaat het meer om het verleden.
Bron: Stevens, Jendrusina, Sarapas, Behar (2014)
Panic disorder & Generalized anxiety disorder
Moderne theorieën over paniekstoornissen (PD) stellen dat verhoogde gevoeligheid
(sensitivity) en intolerantie voor lichamelijke sensaties belangrijke factoren zijn in het
induceren van paniekaanvallen. Een overeenkomst tussen PD en GAD is dat ze allebei
geassocieerd zijn met worry (bezorgdheid). In GAD manifesteert dit door bezorgdheid over
verschillende onderwerpen, bij PD in angst voor komende paniekaanvallen, met de
potentiële consequenties en de mogelijkheden om daaraan te ontsnappen. Differentiëren
tussen de globale worries bij GAD en situatie-specifieke worries bij PD kan lastig zijn.
GAD en PD kunnen worden onderscheiden op basis van bevindingen dat GAD meer specifiek
is geassocieerd met hyperactiviteit van het centrale zenuwstelsel, waar PD vooral
geassocieerd is met autonomic hyperarousal (waarbij het autonome zenuwstelsel continu
geactiveerd is). Zo rapporteren mensen met PD vaker en zwaardere autonome symptomen
zoals ademloosheid en een verhoogde hartslag, vergeleken met mensen met GAD.
, Social anxiety disorder & Generalized anxiety disorder
Social anxiety disorder (SAD) is de meest voorkomende comorbiditeit van GAD. De worry kan
bij GAD niet alleen over sociaal-evaluatieve onderwerpen gaan, zoals bij SAD het geval is.
Worry komt bij GAD dus op meer gebieden voor dan bij SAD. Bij comorbiditeit van SAD en
GAD rapporteren mensen worry op vele gebieden, waarbij die over sociale onderwerpen
duidelijk op de voorgrond staan. SAD is volgens sommige meer geassocieerd met autonomic
arousal, waar GAD meer geassocieerd is met cognitieve symptomen en angstige stemming.
OCD & Generalized anxiety disorder
Obsessies vertonen veel overeenkomsten met worry in GAD. Zowel worry als obsessies
omvatten intrusieve en oncontroleerbare cognities die een significante mate van stress
veroorzaken. Er zijn echter ook verschillen tussen deze mentale processen;
1) Worry is vaak self-initiated (zelf-geïnitieerd), dit gaat over alledaagse onderwerpen, is
gerelateerd aan een trigger en is vooral verbaal.
2) Obsessies zijn vaak unbidden (ongenodigd), deze gaan niet altijd over alledaagse
onderwerpen, zijn niet gelinkt aan een identificeerbare trigger en komen op
verschillende manieren tot uiting.
Major depressive disorder & Generalized anxiety disorder
Major depressive disorder en GAD komen vaak voor als comorbiditeit. Zowel MDD als GAD
omvatten repetitieve negatieve denkprocessen in de vorm van worry en depressive
rumination (piekeren). Uit onderzoek blijkt echter dat dit twee verschillende processen zijn.
Worry is meer verbal-linguistic (op taalgericht) en future-oriented (toekomstgericht)
vergeleken met depressive rumination. Ook de ‘doelen’ van worry en depressive-rumination
zijn verschillend; worry dient om het individu af te leiden van meer emotionele informatie,
terwijl depressive rumination wordt gezien als poging om niet bereikte doelen op te lossen
(to resolve unattained goals).
To summarize, despite many similarities between GAD and a variety of other psychological
conditions, several distinctions may guide diagnostic decisions. First, the target and quality of
mention may be a useful tool for distinguishing between worry in GAD and worry in PD,
worry in SAD, obsessions in OCD and rumination in MDD.
Generalized Anxiety Disorder
Bron: Stevens, Jendrusina, Sarapas, Behar (2014)
Worry (bezorgdheid) wordt in de DSM-V beschreven als apprehensive expectation (bange
voorgevoelens) en is het kernsymptoom van GAD. Het kan ook omschreven worden als
‘repetitive thinking about potential future threats, imagined catastrophes, uncertainties and
risks’. De eerste beschrijving van GAD (DSM-III) liet worry als criterium buiten beschouwing.
GAD werd hier ook niet als een op zichzelf staande stoornis beschouwd, maar meer als een