..
Inhoud
Hoorcollege 1 (3-11-2020)....................................................................................................................... 2
Hoorcollege 2 (5-11-2020)..................................................................................................................... 11
Hoorcollege 3 (10-11-2020) .................................................................................................................. 19
Hoorcollege 4 (12-11-2020) .................................................................................................................. 31
Hoorcollege 5 (17-11-2020) .................................................................................................................. 38
Hoorcollege 6 (19-11-2020) .................................................................................................................. 47
Hoorcollege 7 (24-11-2020) .................................................................................................................. 60
Hoorcollege 8 (26-11-2020) .................................................................................................................. 75
Hoorcollege 9 (30-11-2020) .................................................................................................................. 87
Hoorcollege 10 (3-12-2020) .................................................................................................................. 97
Hoorcollege 11 (8-11-2020) ................................................................................................................ 113
Hoorcollege 12 (10-12-2020) .............................................................................................................. 124
Hoorcollege 13 (17-12-2020) .............................................................................................................. 135
,Hoorcollege 1 (3-11-2020)
Economie
• Totale hoeveelheid waarde die gecreëerd is via interacties in de samenleving
• Economie gaat over alle economische interactie tussen individuen, bedrijven en overheden,
transacties. Een economische interactie is niet perse en transactie met geld, maar ook
interacties die geen geld betreffen.
• Wanneer deze interactie toeneemt spreken we van economische groei. In deze tijd is
economische groei een vanzelfsprekendheid.
• Economische groei is een relatief “jong” fenomeen. Onze samenlevingen en systemen
(pensioensystemen) zijn gebaseerd op economische groei, geen recessie of crisis (geen
economische toename)
• Er worden vaak geldtermen gebruikt, maar geld an sich is geen belangrijk iets.
• What causes poverty? Wat creeërt armoede?
→Nothing! It is the starting point. The real question is what causes prosperity? (wat creërt
welvaart?)
• We moeten weten waar economische groei vandaan komt.
• De reden van echte economische groei vanaf 1800 = eigendomsrechten. Tot 1800 had het
grootste deel van de bevolking geen eigendomsrecht, ze wisten niet zeker of hun
eigendommen niet af warden gepakt door de heersers. Zonder eigendomsrechten zou er
nooit een industriële revolutie zijn geweest. Alles moet daadwerkelijk van jou zijn zodat je
verder kunt.
Economische groei
• Waarom is er economische groei? Productiviteitsgroei
• Eigendomsrechten leiden tot Productiviteitsgroei. Wij worden geprikkeld om
productiever te zijn, dit is essentieel.
• Waarom is er productiviteitsgroei?
• Kapitalisme:
• Privaat eigendom
• Bedrijven en markten ontstonden op een groot niveau
• Investering in technologie, Specialisatie & Schaalvoordelen
• We worden allemaal geprikkeld om productief en efficiënt te zijn.
• Vaak conflict tussen efficiency (grootte van de taart) en ongelijkheid (verdeling van de taart).
Er is geen optimaal systeem hiervoor
• Huizenprijs stijging is papieren rijkdom: als jouw huis 10% stijgt, stijgen andere huizen dat
ook. Jouw huis wordt meer waard, maar je bent nog meer kwijt aan je nieuwe huis.
• Voor ons gevoel is het doel van studeren een diploma halen, terwijl het juist is om ons
productiever te maken.
,Economie & keuzes
• De economie is de optelsom van alle individuele keuzes van personen en bedrijven.
• Iederen handelt vrijwillig, niemand koopt of verkoopt iets doordat ze verplicht zijn
• Overheden gebruiken wetten en prikkels om deze keuzes te beïnvloeden.
→ we kijken naar prijzen om te bepalen of je iets consumeert of niet. Er worden met prijzen
gespeeld; accijns, belastingen etc.
• Hoe maken we deze keuzes?
• Binnen de traditionele economie gaan we uit van “rationeel” en “optimaliserend”
gedrag/keuzes. Wij zijn rondlopende rekenmachines die perfect kunnen berekenen
wat de keuzes en bijbehorende consequenties zijn → niet realistisch op individueel
(micro)niveau, op maatschappelijk niveau (macro) wel
• Inmiddels veel aandacht voor “bounded rationality” en “cognitive biases”
→beperkte rationaliteit = we willen wel de beste keuze maken, maar zijn niet slim
genoeg
→cognitieve denkfouten = wij denken dat we een rationale keuze maken, maar in
werkelijkheid maken wij irrationele keuzes.
Economie
• Het economische probleem (= op macro niveau). De volgende vragen zijn het economische
probleem
• Wat moet er worden geproduceerd?
• Hoe moet dit worden geproduceerd? Gebruiken we veel arbeiders, kinderen,
grondstoffen of machines voor?
• Wie krijgt de geproduceerde goederen en diensten?
→In een socialistische samenleving bepaald de overheid het antwoord op deze
vragen
→in kapitalistische samenleving wordt dit bepaald door prijzen
• De behoeften zijn “oneindig”, de middelen niet → ‘schaarste’ (= er is geen oneindige
hoeveelheid, wij willen meer dan er kan)
• Voor ons (consumenten) voornamelijk tekort aan tijd en geld
• Schaarste → Keuzes maken
• Keuzes → Competitie, constante concurrentie tussen bijv. Producten, activiteiten.
• Competitie → Optimale allocatie van middelen (resources). Optimale verdeling van alles.
• Optimale allocatie van middelen → Efficiency (& ongelijkheid), leidt ook tot hogere welvaart,
we weten niet of er een optimale verdeling is.
, Opportunity costs = opofferingskosten
Het belangrijkste concept uit de economische wetenschap
• Schaarste → Keuzes (tradeoffs) → Opportunity Costs
• “There is no such thing as a free lunch” = zelfs als een lunch gratis is of jij wordt betaald om te
lunchen, is die lunch niet gratis. Gedurende de tijd dat jij luncht, kon je ook bezig zijn met
andere activiteiten. Dit zijn de opofferingskosten.
• Waar zou je nu zijn als je niet bij dit college was? Wat jij opgeeft om hier nu aanwezig te zijn,
zijn de kosten die jij opoffert.
• Opportunity costs
• De “netto waarde” van je tweede keuze. = de welvaart die dat had opgeleverd
• Netto waarde: “De ‘waarde’ van de tweede keuze” – “de kosten van de tweede
keuze”.
→ het verschil daartussen is de gemiste welvaart
• Opportunity costs beïnvloeden gedrag en keuzes
• Invloed salaris op gedrag, stel je bent rijk; dan huur je een schoonmaker in ipv het
zelf te doen
• De rij in de supermarkt, de persoon die zijn bonnetje checkt en erachter komt dat hij
50 cent te veel heeft betaald, verpest de welvaart van hele rij doordat er tijd is
verspild.
• De echte prijs van Ikea meubels tijd, ruzies, reis, aantal uur werk wat hierin zit
• “Voor die prijs…….”
• Volgen van (online) onderwijs tijdens een lockdown
Opportunity costs voorbeeld
• Je hebt een gratis kaartje gewonnen voor een concert van Adele (kaartje is niet
overdraagbaar).
• Rihanna geeft op dezelfde avond een concert, en is jouw tweede keuze.
• Een kaartje voor Rihanna kost €60
• Je bent bereid maximaal €80 te betalen voor het concert van Rihanna.
• De overige kosten van het bezoeken van beide concerten zijn gelijk.
• Wat zijn de “opportunity costs” (opofferingskosten) van het bezoeken van het concert van
Adele?
→€80 - €60 = €20