Samenvatting hoofdstuk 6: Denken en intelligentie
Centrale vraag:
Waardoor ontstaat een ‘genie’ en hoe verschillen mensen die we ‘geniaal’ noemen van anderen?
Google is in staat tot het doorzoeken van zijn geheugen, dat uit ontelbare verzamelde webpagina’s
bestaat, en het programma kan in ongeveer een vijfde seconde achttien miljoen links opleveren rond
bijvoorbeeld de term ‘zoekmachine’. In tegenstelling tot de menselijke geest vormen google en het
netwerk van ondersteunende hardware zich geen ideeën.
Computermetafoor = het idee van de hersenen als informatieverwerker; suggereert dat denken niets
meer of minder is dan informatieverwerking.
De psychologie van het denken houdt zich bezig met de processen die we in verband met leren en
het geheugen eerder hebben besproken. Evolutionair psychologen beweren bijvoorbeeld dat het
brein eerder een soort Zwitsers zakmes is: een multifunctioneel stuk gereedschap dat zich kan
aanpassen aan allerlei doeleinden en allerlei gespecialiseerde componenten heeft voor specifieke
functies.
Intelligentie = de mentale capaciteiten om kennis te verwerven, te redeneren en effectief problemen
op te lossen.
Kernvraag 1: wat zijn de bouwstenen van denken?
Denken = het cognitieve proces dat betrokken is bij het vormen van een nieuwe mentale
representatie door beschikbare informatie te manipuleren.
Denken heeft te maken met de manipulatie van mentale representaties zoals concepten, beelden,
schema’s en scripts.
Denken organiseert de bouwstenen van cognitie op een betekenisvolle manier.
Concepten
Het gevoel dat je hebt als je ergens komt waar het je erg bekend voorkomt weerspiegelt het
vermogen van de hersenen om nieuwe stimuli te behandelen als voorbeelden binnen vertrouwde
categorieën, zelfs als ze enigszins afwijken van wat we eerder hebben meegemaakt. Waar het om
gaat is dit: het vermogen om ervaringen onder te brengen in vertrouwde mentale categorieën, om ze
op dezelfde manier te verwerken of ze hetzelfde label te geven. Dit noemen we conceptvorming.
Concept = mentale representatie van een categorie van items of ideeën, gebaseerd op ervaring. Het
concept kan te maken hebben met een type voorwerp, met activiteiten, of met levende organismen.
Het kan ook over eigenschappen gaan, abstracties, onderlinge verhoudingen, procedures of
intenties.
Dit kan onderzocht worden door observaties van wetenschappers of door hersenactiviteit te
bestuderen.
Cognitief psychologen hebben ontdekt dat we allemaal een onderscheid maken tussen twee soorten
concepten:
- Natuurlijke concepten = mentale representatie van een voorwerp of gebeurtenis gebaseerd
op onze directe ervaring.
Prototype = het ideale of meest typische voorbeeld van een conceptuele categorie. Hoe
dichter je gedachten in de buurt komen van jouw prototype, hoe sneller je je beslissing kunt
nemen. Natuurlijke concepten worden soms ‘vaag’ genoemd, omdat ze niet zo nauwkeurig
zijn.
- Artificiële (kunstmatige) concepten = concept dat gedefinieerd wordt door regels, zoals de
betekenis van een woord of de inhoud van een wiskundige formule.
De meeste dingen die je op school leert behoren tot deze concepten. ‘cognitieve
psychologie’ is ook een artificieel concept, net als het concept van ‘concept’!
, Conceptuele hiërarchieën = niveaus van concepten, van zeer algemeen tot zeer specifiek, waarin een
concept op een algemeen niveau (zoals het concept voor ‘dier’) specifiekere concepten (zoals het
concept voor ‘hond’ ‘giraf’ en ‘vlinder’) omvat.
Onderzoek van cross cultureel psychologen laat zien dat het gebruik van concepten van cultuur tot
cultuur verschuilt. Ook bestaat er een duidelijk verschil in het gebruik van logica: Europeanen en
Noord-Amerikanen hechten veel waarde aan logisch redeneren, terwijl veel andere culturen dit lang
niet zo belangrijk vinden.
Volgens het Aziatische perspectief lopen concepten meer in elkaar over. Hun aandacht is meer
gericht op de relaties tussen concepten dan op wat ze van elkaar onderscheidt.
Voorstellingsvermogen en cognitieve plattegronden
Tijdens het denken in sensorische ‘denkbeelden’ wordt informatie die je eerder hebt waargenomen
en opgeborgen weer uit het geheugen tevoorschijn gehaald. Dat terughalen vindt plaats zonder
directe sensorische prikkels en berust op interne visuele beelden.
Dankzij cognitieve plattegronden kun je de weg vinden naar je psychologiecollege en ben je in staat
om anderen de weg te wijzen.
Schema’s en scripts
Schema = een algemeen conceptueel raamwerk dat verwachtingen genereert van thema’s.
gebeurtenissen, voorwerpen, mensen en situaties in iemands leven.
Schema’s vormen de basis voor onze verwachtingen over dingen waarmee we waarschijnlijk
geconfronteerd zullen worden als we bijvoorbeeld een vriend tegenkomen, in een bepaalde situatie
terechtkomen of als we bepaalde beelden zien of ideeën te horen krijgen.
Schema’s kunnen helpen als je snel beslissingen moet nemen, al zijn beslissingen op basis van
schema’s niet altijd verstandige oordelen. Onderzoek laat zien dat schema’s met bewuste inspanning
herzien kunnen worden.
Nieuwe informatie, die vaak incompleet of dubbelzinnig is, krijgt meer betekenis als je haar kunt
verbinden met bestaande informatie uit reeds bestaande schema’s. schema’s helpen je om
conclusies te trekken over ontbrekende informatie.
We hebben niet alleen schema’s over voorwerpen en gebeurtenissen, maar ook over personen,
sociale rollen en over onszelf. Met behulp van deze schema’s beslissen we wat we kunnen
verwachten of hoe mensen zich onder bepaalde omstandigheden zouden moeten gedragen.
Script = cluster van informatie over reeksen van gebeurtenissen en handelingen die je verwacht in
een specifieke situatie. Als jouw script afwijkt van dat van iemand in je omgeving, kan er een conflict
ontstaan.
De culturele diversiteit van scripts in de wereld is het gevolg van het feit dat elke cultuur met unieke
schema’s en waarden naar de wereld kijkt. In onze wereld, die steeds multicultureler wordt, helpt
het om open te staan voor de scripts van anderen. We kunnen dan op zoek gaan naar nieuwe
manieren om de kloven te dichten.
Denken en de hersenen
Cognitieve onderzoekers beschikken over verschillende instrumenten waarmee mentale activiteiten
in verband gebracht kan worden met activiteit in de hersenen. Methoden vertellen ons welke delen
van de hersenen tijdens het denken worden ‘in- en uitgeschakeld’. Zo zijn neurowetenschappers er
met behulp van PET-scans, MRI en fMRI in geslaagd de hersengebieden in kaart te brengen die in
actie komen tijdens verschillende psychische taken. Dit heeft 2 ontdekkingen opgeleverd: