Hoorcolleges Verdieping vennootschapsbelasting
Week 36 – hoorcollege 1: financiering met EV
Internationaal perspectief
BEPS
Ten eerste hebben we het BEPS rapport, hierin worden problemen omtrent multinationals besproken. Ze
zijn bezig met een nieuw voorstel, BEPS 2.0. Dit voorstel bestaat uit 2 zo genoemde pillaren. Dit voorstel
is aan de ene kant (pilaar 1) gefocust op bedrijven die direct zijn gelinked aan de consument. Denk aan
Facebook, die zit in Amerika en betaalt daar nu winstbelasting, maar een groot deel van de gebruikers zit
ook in Europa. Aan de andere kant (pilaar 2) willen ze voorkomen dat royalty’s die vanuit Nederland
worden betaalt aan belastingparadijzen, niet meer aftrekbaar worden. Anders ontstaat er aftrek in
Nederland, terwijl de ontvangst nergens belast wordt. Verder geldt momenteel de
deelnemingsvrijstelling wel voor dochters is laagbelaste landen die een wezenlijke economische activiteit
uitvoeren. Ook dit willen ze gaan beperken.
EU CCTB en CCCTB
Voorstel om vennootschapsbelasting te heffen op een europees niveau waarbij elk land dezelfde regels
hanteert (hooguit tariefverschillen nog, maar verder niet). CCTB staat voor common corporate tax base,
maar je hebt ook nog de CCTB, dit is de consolidated common corporate tax base. Dit moet een soort
Europese fiscale eenheid voorstellen. Als je dan 100 winst maakt in Nederland en 100 verlies in
Duitsland, dan hoef je overall niks te betalen aangezien je op concernniveau geen winst maakt.
ATAD 1 & 2
ATAD 1 bevat de volgende maatregelen:
- Beperking aftrek rente 15b VPB
- Exitheffingen
- Algemene antimisbruikbepalingen fraus legis
- CFC-maatregel
- Hybride entiteiten en financiële instrumenten
ATAD 1 is ingevoerd op 1 januari 2019, met uitzondering van hybride mismatches. Deze zitten in ATAD 2
die is ingevoerd vanaf 1 januari 2020 (12aa en verder vpb). Het overige deel van ATAD 2 wordt ingevoerd
in 2022.
Onderscheid EV en VV
Crediteur: degene die het geld verstrekt of zijn aandelen verkoopt
Debiteur: degene die het geld ontvangt of aandelen aankoopt
Bij eigen vermogen geldt dat het geld behoort tot de onbelaste kapitaalsfeer. Dus als jij aandelen uitgeeft
en daarvoor geld krijgt betaal je hierover geen winstbelasting. Echter, als jij zelf aandelen hebt en deze
worden meer waard, is deze waardestijging in beginsel wel belast. Maar vaak geldt hiervoor de
deelnemingsvrijstelling waardoor je uiteindelijk geen belasting over de waardestijging betaalt.
,Bij vreemd vermogen geldt dat deze tot de belaste ondernemingssfeer behoort. Als jij een lening
verstrekt en daar rente over ontvangt is dat wel belast, aan de andere kant is de betaalde rente bij de
betaler ook aftrekbaar. Ook de waardeverandering van het vreemd vermogen is belast. Stel je hebt een
schuld aan A, maar A scheldt deze kwijt. Dan maak jij in feite winst nu de schuld niet meer terugbetaald
hoeft te worden. Over deze waardevermindering betaal je dan ook belasting in beginsel (muv
kwijtscheldingsregelingen). Bij de geldverstrekker is de waardevermindering in beginsel aftrekbaar, tenzij
er sprake is van een onzakelijke lening.
Door deze verschillen zullen vele bedrijven in eerste instantie kiezen voor financiering door middel van
vreemd vermogen, nu daar de rente van aftrekbaar is. Om dit verschil te verkleinen zijn er meerdere
maatregelen getroffen in Nederland, zoals de renteaftrekbeperkingen, CFC-maatregelen en beperkingen
van de deelnemingsvrijstelling. Je zou ook de rente kunnen defiscaliseren, dan wordt de rente niet meer
aftrekbaar, maar ook niet meer belast. Andere landen kennen ook een vermogensaftrek, dit houdt in dat
de rente aftrekbaar blijft, maar dat ook de vergoeding voor het eigen vermogen aftrekbaar wordt. De
dividenduitkering kan dan bijvoorbeeld aftrekbaar worden of wat andere landen hebben is dat een
bepaald % van het eigen vermogen standaard aftrekbaar is.
(Her)kwalificatie financieringsvormen
In beginsel is altijd de civiel juridische vorm van de financiering leidend. Dit houdt in dat als het
civielrechtelijk vreemd vermogen is, dit ook geldt voor de fiscale kwalificatie. Echter, hier zijn 3
uitzonderingen op, namelijk wanneer er sprake is van een:
- Schijnlening
Substance over form
Er wordt een lening gepresenteerd, maar in werkelijkheid is er sprake van kapitaal
- Deelnemerschapslening
Winstafhankelijke rente
Schuld is achtergesteld
Looptijd is niet afgesproken of is langer dan 50 jaar en de schuld is pas opeisbaar bij
faillissement, surseance of liquidatie
- Bodemlozeputlening
Wordt verstrekt in de hoedanigheid van de aandeelhouder
Vordering heeft geen waarde, omdat vooraf duidelijk was dat de lening niet (volledig)
terugbetaald zou worden
Als er sprake is van een van deze 3 vormen, dan kwalificeert het civielrechtelijk als vreemd vermogen,
maar fiscaal rechterlijk als eigen vermogen. Let op: andersom kan nooit. Dus als vermogen civiel
rechterlijk al eigen vermogen is, kan dit nooit fiscaal rechterlijk vreemd vermogen worden. Alleen VV =
eigenlijk EV kan, maar niet andersom.
Civielrechtelijk zal er worden gekeken naar de vraag of er sprake is van een terugbetalingsverplichting.
Wanneer deze er is, is er sprake van vreemd vermogen. Is er geen terugbetalingsverplichting dan is er
sprake van eigen vermogen.
,Overzicht arresten kwalificatie leningen
HR BNB 2020/117: Hier ging het om een perpetual (eeuwig durende lening), dit was een lening die alleen
opeisbaar was bij faillissement en liquidatie. De schuld was gelijkgesteld met preferente aandeelhouders
qua rangorde bij faillissement. Dus de lening was vrij achtergesteld, hierdoor ontstond de vraag of je in
deze situatie wel kon stellen dat er sprake was van een terugbetalingsverplichting. De HR oordeelde dat
deze nog wel aanwezig was.
HR BNB 2007/104: Hier werd een lening aan een dochtervennootschap verstrekt, echter zou een
willekeurige derde deze lening niet verstrekt hebben. De moeder had de lening dus verstrekt wegens
vennootschappelijke verhoudingen. Maar ook hier was wel een terugbetalingsverplichting afgesproken,
dus bleef de HR bij het standpunt dat de lening als vreemd vermogen gekwalificeerd moest worden.
HR BNB 2014/79/80: Hier stond de rechtsvraag centraal of civiel vreemd vermogen als fiscaal eigen
vermogen gekwalificeerd kon worden. Dit kan niet, omdat hierdoor anders de rechtszekerheid in gevaar
zou komen. Het ging hier om een Nederlandse bv die een vordering had op een australische
dochtermaatschappij. Deze vordering is later omgezet naar voor australisch recht aandelenkapitaal,
maar toch bleef de rente betaald over dit kapitaal aftrekbaar. Het werd in australië dus gezien als eigen
vermogen, maar fiscaal werd het behandeld als vreemd vermogen. Hierdoor waren de kosten aftrekbaar
in Australië, maar de ontvangsten werden in Nederland vrijgesteld onder de dvs. Inspecteur stelde dat er
eigenlijk sprake was van vreemd vermogen, maar de HR oordeelde dat je eigen vermogen niet kon
herkwalificeren naar vreemd vermogen.
Vervolgens stelde de inspecteur later dat er sprake was van
fraus legis (motiefvereiste), nu de vordering alleen was
omgezet om fiscaal voordeel te behalen.
Voor Fraus legis gelden twee vereisten:
- Normvereiste: kom je met de beoogde uitkomst uit in een strijd met het doel van de
vennootschapsbelasting? de HR oordeelde nee, want door het grote verschil in ev en vv moet
de belastingplichtige de keuze hebben of die wil financieren met ev of vv, ook binnen het
concern. Dus omdat er sprake was van keuzevrijheid handel je niet in strijd met het doel en de
strekking van de vennootschapsbelasting en kan er geen sprake zijn van fraus legis.
- Motiefvereiste: heb je iets gedaan met als doorslaggevende reden het ontwijking van belasting?
let op: dit arrest was voor invoering 13 lid 17 vpb. Nu zou onder toepassing van dat wetsartikel het
dividend/rente niet meer onder de deelnemingsvrijstelling vallen.
HR BNB 1988/217: Algemene beoordeling dat de civielrechterlijke vorm waarin de verstrekking heeft
plaatsgevonden leidend is, uitzonderingen daar gelaten.
, HR BNB 2018/60: Er was een inspecteur die wou dat een lening werd beschouwd als een
deelnemerschapslening, zodat de rente niet aftrekbaar zou zijn. De rente zou fiscaal immers als dividend
gezien worden wanneer er sprake zou zijn van eigen vermogen. In de voorwaarden van de lening stond
niks opgenomen over achterstelling. Dus, er wordt in eerste instantie niet aan alle 3 de voorwaarden
voldaan, dus het blijft vreemd vermogen. De inspecteur was het hier niet mee eens, die stelde dat de
lening feitelijk wel was achtergesteld, nu de lening alleen terug te betalen was als tijdens de algemene
vergadering van de aandeelhouders met de terugbetaling akkoord werd gegaan. De rechtsvraag was als
volgt: dient er materieel worden te worden getoetst (dus wat in de werkelijkheid gebeurd) of formeel
(wat er op papier afgesproken is)? De HR heeft geoordeeld dat er formeel getoetst moet worden, dus je
moet kijken naar hetgeen op papier is afgesproken. De motivatie hiervoor was dat anders de
rechtszekerheid in het geding zou komen.
Hunkermöller zaak (hof): Het ging hier om een groep private equity fondsen die een vennootschap
opkopen (hunkermöller in dit geval). Deze fondsen zitten in een belastingparadijs waar rente niet belast
worden. Ze zetten zo’n constructie op dat uiteindelijk de rente in Nederland aftrekbaar is, maar in het
land van ontvangst niet belast wordt. Vervolgens wordt er een fiscale eenheid gevormd met de
winkelketen, waardoor de winst daarvan afgezet kan worden tegen de aftrekbare rentelasten. De
voorwaarden van de lening waren zo opgesteld, dat er geen sprake kon zijn van een
deelnemerschapslening. Wel, was het zo dat heel de structuur van een looptijd van 40 jaar nooit gehaald
zou worden, nu die fondsen na een aantal jaar hun aandelen altijd willen verkopen. De inspecteur stelde
dat je materieel moest kijken naar de levensduur van de vennootschap die gefinancierd wordt (in dit
geval hunkermöller), want die zou veel langer dan 50 jaar bestaan. De rechtbank ging hiermee akkoord
en stelde inderdaad dat er sprake was van een deelnemerschaplening. Het hof stelde dat er formeel
gekeken moest worden naar de voorwaarden, daarin stond 40 jaar, dus de lening kwalificeert als vreemd
vermogen.
Deelnemerschapslening i.c.m. deelnemingsvrijstelling
Voorbeeld 1: meesleepregeling
In 13 lid 4 sub b vpb is de meesleepregeling weergeven. Er is hierin opgenomen dat het dividend
ontvangen op de deelnemerschapslening ook mee wordt gesleept binnen de deelnemingsvrijstelling. Dus
de deelnemingsvrijstelling geldt ook ten aanzien van ‘rente’ wat betaald is op een
deelnemerschapslening.
Je ziet hier een fiscale eenheid tussen M en
D. Deze situatie is handig is de volgende
situatie: Stel M en B willen een nieuw
project opzetten, deze brengen zij onder in
BV D waarbij ze allebei 50% recht hebben op
de winst van D. Als het project mislukt en D
maakt verlies, dan kan dat in eerste
instantie nergens mee verrekend worden.
Maar, als M en D (of B en D) een fiscale eenheid vormen, dan kunnen eventuele verliezen van D
verrekend worden met de winsten van M. Maar, M heeft dan wel 95% van de winst van D in handen,
terwijl het maar 50% zou moeten krijgen. Dit wordt opgelost doordat B een deelnemerschapslening aan