Uitwerking werkcolleges verdieping IB
Week 36 – Partnerbegrip & aanmerkelijk belang
Opgave 1 – Partnerschap
Vraag a: Peter en Wendy wonen ongehuwd samen op hetzelfde adres. Tot hun huishouden behoort een
dochter van 12 jaar uit een eerdere relatie van Wendy.
Om te bepalen of er sprake is van fiscaal partnerschap voor de inkomstenbelasting moet je het volgende
stappenplan doorlopen:
1) Beginnen bij 5a algemene wet inzake rijksbelastingen (hierna: AWR), ben je op grond daarvan
fiscale partners?
- Peter en Wendy zijn ongehuwd, dus ze zijn sowieso geen fiscale partners op grond van 5a lid
1 sub a AWR. echter is niet gegeven dat zij een notarieel samenlevingscontract hebben
afgesloten, dus zij zullen ook geen partners zijn op grond van 5a lid 1 sub b AWR.
2) Kijk of je anders via 2 lid 6 AWR als fiscale partner wordt aangemerkt?
- Pater en Wendy hebben ook geen geregistreerd partnerschap, dus ook op grond van 2 lid 6
AWR kunnen zij niet aangemerkt worde als partners.
3) Daarna kijken of er een uitbreiding van de wet IB aan de orde is (1.2 lid 1 en 2 wet
inkomstenbelasting 2001, hierna: wet IB).
- Wendy heeft een dochter, die staat ingeschreven op hetzelfde woonadres. Hierdoor wordt er
voldaan aan de uitbreiding van het begrip partner op grond van artikel 1.2 lid 1 sub e wet IB.
4) Als laatste kijken of er geen beperking van de wet IB aan de orde is (1.2 lid 3 en 4 wet IB).
- In deze casus zijn er geen omstandigheden weergeven die ertoe leiden dat er toch geen sprake
zou zijn van een fiscaal partnerschap op grond van 1.2 lid 3 en 4 wet IB.
Extra: het partnerbegrip in AWR geldt voor alle wetten, terwijl het partnerbegrip in de wet IB alleen voor
de wet IB geldt. Let bij 1.2 IB ook op de aanhef, hierin staat bijvoorbeeld dat ze op hetzelfde adres moeten
zijn ingeschreven, wat dus ook een aparte vereiste is. Als er niks in de casus staat over contracten of andere
aspecten, moet je er vanuit gaan dat deze dus ook niet van toepassing zijn.
Vraag b: Wim (45 jaar) en zijn zoon Fred (23 jaar) hebben samen een huis gekocht dat door hen beiden
wordt bewoond.
Om te bepalen of er sprake is van fiscaal partnerschap voor de inkomstenbelasting moet je het volgende
stappenplan doorlopen:
1) Beginnen bij 5a algemene wet inzake rijksbelastingen (hierna: AWR), ben je op grond daarvan
fiscale partners?
- Wim en Fred zijn niet gehuwd en hebben ook geen notarieel samenlevingscontract afgesloten,
hierdoor zijn zij geen partners op grond van artikel 5a lid 1 AWR.
2) Kijk of je anders via 2 lid 6 AWR als fiscale partner wordt aangemerkt?
- Wim en Fred hebben ook geen geregistreerd partnerschap, dus ook op grond van 2 lid 6 AWR
kunnen zij niet aangemerkt worde als partners.
, 3) Daarna kijken of er een uitbreiding van de wet IB aan de orde is (1.2 lid 1 en 2 wet
inkomstenbelasting 2001, hierna: wet IB)?
- Wim en Fred hebben samen een huis gekocht, hierdoor worden zij in eerste instantie
aangemerkt als partners op grond van artikel 1.2 lid 1 sub d wet IB.
4) Als laatste kijken of er geen beperking van de wet IB aan de orde is (1.2 lid 3 en 4 wet IB).
- Hier is wel een beperking aan de orde, Fred is namelijk 23 jaar en is de zoon van Wim, hierdoor
geldt de beperking van artikel 1.2 lid 4 sub a wet IB. Zij worden toch niet aangemerkt als fiscale
partners.
Extra: vermeldt altijd eerst op grond waarvan ze wel partner zijn en daarna pas de uitzondering waardoor
ze toch geen partner zijn.
Vraag c: Chris en Tiny wonen samen op hetzelfde adres in een huurhuis. Zij hebben een geregistreerd
partnerschap.
Om te bepalen of er sprake is van fiscaal partnerschap voor de inkomstenbelasting moet je het volgende
stappenplan doorlopen:
1) Beginnen bij 5a algemene wet inzake rijksbelastingen (hierna: AWR), ben je op grond daarvan
fiscale partners?
- Chris en Tiny zijn niet gehuwd en hebben ook geen notarieel samenlevingscontract afgesloten,
hierdoor zijn zij geen partners op grond van artikel 5a lid 1 AWR.
2) Kijk of je anders via 2 lid 6 AWR als fiscale partner wordt aangemerkt?
- Chris en Tiny hebben wel een geregistreerd partnerschap, dus ook op grond van 2 lid 6 AWR
jo. 5a lid 1 sub a AWR kunnen zij aangemerkt worde als partners.
3) Daarna kijken of er een uitbreiding van de wet IB aan de orde is (1.2 lid 1 en 2 wet
inkomstenbelasting 2001, hierna: wet IB)?
- Er is geen uitbreiding nodig nu Chris en Tiny op grond van 5a AWR al als partners worden
aangemerkt.
4) Als laatste kijken of er geen beperking van de wet IB aan de orde is (1.2 lid 3 en 4 wet IB).
- In deze casus zijn er geen omstandigheden weergeven die ertoe leiden dat er toch geen sprake
zou zijn van een fiscaal partnerschap op grond van 1.2 lid 3 en 4 wet IB.
Extra: geregistreerd partnerschap, notarieel samenlevingscontract en huwelijk zijn 3 aparte dingen! De
eerste betreft een soort van huwelijk maar zonder ja-woord, waarbij scheidingen niet via de rechter
hoeven te gaan wanneer er geen minderjarig kind is. Een notarieel samenlevingscontract is bedoeld om
afspraken vast te leggen wanneer je samen een huis koopt, maar nog niet wilt trouwen.
Vraag d: Floris en Lideweij zijn gehuwd. Floris heeft een eigen woning, Lidewij een huurflat. Zij verblijven
ongeveer de helft van de tijd in hun eigen woonruimte, de andere helft van de tijd brengen zij gezamenlijk
door, hetzij in de woning van Floris, hetzij in de flat van Lideweij.
,Om te bepalen of er sprake is van fiscaal partnerschap voor de inkomstenbelasting moet je het volgende
stappenplan doorlopen:
1) Beginnen bij 5a algemene wet inzake rijksbelastingen (hierna: AWR), ben je op grond daarvan
fiscale partners?
- Floris en Lideweij zijn gehuwd, dit betekent dat zij op grond van artikel 5a lid 1 sub a AWR
worden aangemerkt als fiscale partners.
2) Kijk of je anders via 2 lid 6 AWR als fiscale partner wordt aangemerkt?
- Dit artikel is nu niet van toepassing aangezien ze al gehuwd zijn.
3) Daarna kijken of er een uitbreiding van de wet IB aan de orde is (1.2 lid 1 en 2 wet
inkomstenbelasting 2001, hierna: wet IB)?
- Ook dit artikel is niet van toepassing nu ze al gehuwd zijn.
4) Als laatste kijken of er geen beperking van de wet IB aan de orde is (1.2 lid 3 en 4 wet IB).
- In deze casus zijn er geen omstandigheden weergeven die ertoe leiden dat er toch geen sprake
zou zijn van een fiscaal partnerschap op grond van 1.2 lid 3 en 4 wet IB.
Opgave 2
Victor is getrouwd met Maartje, ze wonen samen en hebben een dochter, Loesje. Loesje is 22 jaar en woont
niet meer in het ouderlijk huis. Victor heeft 3%, Maartje heeft 4% en Loesje 2% van de aandelen in de BV X.
De BV X heeft één soort aandelen, die alle zijn geplaatst. Heeft één van vermelde personen een AB? Zijn
eventuele huwelijkse voorwaarden van betekenis?
Er is sprake van een aanmerkelijk belang wanneer de belastingplichtige al dan niet tezamen met zijn
partner direct of indirect minstens 5% van de aandelen, winstbewijzen, rechten om aandelen te verwerven
of stemrechten bezit (zie 4.6 wet IB). Victor en Maartje zijn getrouwd, dus op grond van artikel 5a lid 1 sub
a AWR worden zij aangemerkt als partners. Maartje en Victor bezitten samen dan 3% + 4% = 7% van de
aandelen in BV X, dus gezamenlijk houden ze een aanmerkelijk belang in de onderneming.
Loesje is de dochter van Victor en Maartje en houdt 2% aandelen wat op zichzelf geen aanmerkelijk belang
is. Maar, op grond van artikel 4.10 wet IB geldt de meetrekregeling nu er sprake is van een bloedverwant
in rechte lijn. Hierdoor worden de 2% aandelen van Loesje meegetrokken met het aanmerkelijk belang
van Victor en Maartje. Dus ook Loesje heeft hierdoor een aanmerkelijk belang.
Huwelijkse voorwaarden veranderen naar mijn mening niks aan de bovenstaande conclusie, nu het alleen
van belang is of Victor en Maartje partners zijn. Hierop is een uitzondering, namelijk wanneer een van de
partners 5% aandelen bezit en de ander niets. Als je dan niet in gemeenschap van goederen bent
getrouwd, dan heeft alleen degene met 5% aandelen een aanmerkelijk belang en de ander niet.
Extra: je kijkt altijd eerst of je samen tezamen met je partner een aanmerkelijk belang hebt. Heb je dat
niet, dan kan je daarna altijd nog kijken of mogelijk de meetrekregeling toegepast kan worden. Wanneer
Victor bijvoorbeeld 5% aandelen had gehad en Maartje 2% winstbewijzen, dan mag je deze twee soorten
niet bij elkaar optellen voor 4.6 IB. Dan wordt Maartje meegetrokken op grond van 4.10 IB. Hiervoor moet
het wel gaan om aandelen etc in dezelfde vennootschap!
, Opgave 3
Lisa houdt voor rekening van Jan 10% van de aandelen in de BV S (één soort aandelen, alle geplaatst). Lisa
en Jan zijn geen familie en geen partners. Heeft Lisa en/of Jan een AB?
In artikel 4.6 wet IB is weergeven wanneer er sprake is van een aanmerkelijk belang. Er is sprake van een
aanmerkelijk belang wanneer de belastingplichtige al dan niet tezamen met zijn partner direct of indirect
minstens 5% van de aandelen, winstbewijzen, rechten om aandelen te verwerven of stemrechten bezit.
Hier houdt Lisa voor de rekening van Jan 10% van de aandelen in BV S. Aan het criterium van minstens 5%
is in ieder geval voldaan. De vraag die centraal staat is wie precies het aanmerkelijk belang heeft.
Voor het zijn van aandeelhouder in de zin van het hebben van een aanmerkelijk belang is niet relevant of
men juridisch eigenaar is. Doorslaggevend is het economische belang bij de aandelen. Het economische
belang ligt bij degene die het risico draagt van de aandelen. In deze casus lijkt het economische risico bij
Jan te liggen. Jan heeft in dat geval een aanmerkelijk belang en Lisa niet. Wanneer er sprake zou zijn
geweest van vruchtgebruik waren ze beiden aandeelhouder en hadden ze allebei een aanmerkelijk belang,
maar deze omstandigheid doet zich niet voor in deze casus.
Extra: bij juridisch vs economisch eigendom geldt dat alleen de economische eigenaar een aanmerkelijk
belang heeft. Bij Vruchtgebruik heeft zowel de blote eigenaar als de vruchtgebruiker een aanmerkelijk
belang. Dus stel X heeft de aandelen (blote eigenaar) maar Y heeft recht op de dividenden
(vruchtgebruiker).
Extra: Wanneer een zaak of een recht wordt overgedragen gaat de eigendom in beginsel volledig over. Dat
betekent zowel de juridische als de economische eigendom. De juridische eigendom is het "omhulsel", de
tenaamstelling. De economische eigendom zijn alle andere rechten en plichten die betrekking hebben op
de zaak of het recht. Wie in deze casus het juridisch eigenaar is, is niet helemaal duidelijk. Dit zal vooral uit
de tenaamstelling van de aandelen moeten blijken of uit het Handelsregister, waar in casu geen informatie
wordt gegeven. Voor nu is het belangrijk te zien dat de economisch eigendom sowieso bij Jan ligt, en dat
dit doorslaggevend is voor de vraag wie er een AB heeft. Indien je slechts houder bent heb je dus geen AB
(Lisa)
Opgave 4
Vraag a: Kees heeft 3% van de aandelen en verder nog van 5% van de aandelen het vruchtgebruik.
In artikel 4.6 wet IB is weergeven wanneer er sprake is van een aanmerkelijk belang. Er is sprake van een
aanmerkelijk belang wanneer de belastingplichtige al dan niet tezamen met zijn partner direct of indirect
minstens 5% van de aandelen, winstbewijzen, rechten om aandelen te verwerven of stemrechten bezit.
Kees houdt 3% van de aandelen, maar heeft ook 5% van de aandelen in vruchtgebruik. Op grond van artikel
4.3 sub a wet IB worden aandelen in vruchtgebruik gelijkgesteld met het houden van aandelen zelf. Dit
betekent dat Kees totaal 3% + 5%= 8% van de aandelen bezit, dus wel een aanmerkelijk belang heeft op
grond van artikel 4.6 sub a wet IB.