Samenvatting Fundamental Rights in Europe
Part I Fundamental Rights in the Counsel of Europe
Week 1 Lecture 1 Admissibility and jurisdiction
Art. 34 & 35: Admissibility
Admissibility = can a complaint be accepted for consideration?
- Managing workload and maintain subsidiary role ECtHR (= after national courts)
- Barrier to individuals from accessing adjudication
Art. 34 en 35 EVRM ontvankelijkheid van het EHRM en de voorwaarden daarvoor.
The rules seem easy, but they involve judgement and discretion.
- Art. 34: who can apply?
Persons, NGO’s, group of individuals who claim to be a victim of the violation of the
ECHR debate 2.
- Art. 35: criteria voor ontvankelijkheid van een verzoek
o Domestic remedies have been exhausted and application within 6 months
(lid 1) debate 1.
o Procedural: no anonymous application or one that already has been
examined or submitted (lid 2) debate 4.
o Substantial: If violation is incompatible with provisions of convention,
manifestly ill-founded, abuse of right of application it is not admissible and
there must be significant disadvantage (lid 3) debate 3 & 4.
Incompatible application
- Ratione personae: lack of standing, no victim, against individual or organization
(complaint is only possible against state party of ECHR).
- Ratione loci: violation not within jurisdiction state
- Ratione temporis: acts before ratification of ECHR
- Ratione materiae: right is not protected by ECHR.
Chapter 3 Admissibility
Debate 1 How do the admissibility criteria affect the Court’s legitimacy?
Subsidiariteit en effectiviteit hangen samen met de twee van de vereisten voor
ontvankelijkheid: verzoekschriften kunnen pas worden ingediend nadat alle nationale
effectieve rechtsmiddelen zijn benut en binnen 6 maanden na de uitspraak. Zijn alle
effectieve rechtsmiddelen uitgeput, dan kan een individu mogelijk naar het EHRM.
Deze vereisten zijn strikt en duidelijk, maar moeten deze ook altijd zo stikt
aangehouden worden? Wat als een mensenrecht ernstig is geschonden, maar het verzoek
is te laat ingediend? En wat als deze vereisten flexibel worden toegepast, hoe wordt dan
toch consistentie behouden?
, Strikte toepassing van de vereisten tast de wettigheid (legitimacy) van het EHRM aan.
Het EHRM moet wel nog schendingen van het EVRM kunnen behandelen, bij te strikte
toepassing van de vereisten kunnen schendingen in het systeem wegkomen.
Vereiste 6 maanden: tegenwoordig moet binnen 6 maanden een compleet verzoekschrift
zijn ingediend en is zoals vroeger een summiere indiening niet meer genoeg. Alleen voor
bijzondere omstandigheden (continuering schendingen of meerdere schendingen) wordt
een uitzondering gemaakt. Hiermee is rechtszekerheid en voorspelbaarheid op dit gebied
gewaarborgd.
Vereiste rechtsmiddelen: volgens het EHRM is een rechtsmiddel effectief als het niet
alleen in theorie maar ook in de praktijk werkt, het de schending erkent en herstel in
oorspronkelijke staat of redelijke schadevergoeding kan bieden. Voor het beoordelen van
de effectiviteit is ook weer discretie vereist. Het EHRM moet beoordelen of een
rechtsmiddel in beginsel effectief is en daarna ook of het in de specifieke situatie effectief is.
Voor het beoordelen van effectiviteit moet het Hof een belangenafweging maken tussen
haar subsidiariteit, de belangen van verbonden staten m.b.t. hun poging tot een effectief
systeem te handheven en de belangen van het individu voor het beschermen van zijn
mensenrechten Case of Gafgen vs. Germany.
Debate 2 Who can apply to the court?
Volgens art. 34 kan het Hof alleen verzoeken van ‘slachtoffers/ victims’ in behandeling
nemen. Beoordelen of er sprake is van een ‘slachtoffer’ heeft te maken met het beoordelen
om wat voor situatie het gaat. Het Hof kan namelijk niet een ‘abstracte’/ controlerende blik
werpen op een nationale uitspraak, maar behandelt echt alleen concrete schendingen van
het EVRM. Het EHRM is subsidiair en supranationaal, dus die moet niet te veel in de
nationale sfeer komen. The applicant should state a concrete scenario of violation, it should
make clear and show he is a victim.
Ook hier weer is het hof niet te strikt in het toepassen van het vereiste. Discretie is hier ook
belangrijk voor ‘the effective protection of human rights’. In 4 gevallen (key issues) past het
hof sowieso geen strikte toepassing van het ‘slachtoffer’-vereiste toe.
1. Slachtoffers van geheime operaties van staten: deze personen kunnen niet
specifiek aantonen waarvan en of ze slachtoffer zijn. Daarom, onder bepaalde
voorwaarden, verklaart het hof verzoeken hiervan ontvankelijk.
Voorwaarden: slachtoffer is lid van een groep die geraakt is door de schending én
er is geen rechtsmiddel op nationaal niveau dat zijn belangen kan beschermen.
2. Niet-geïdentificeerde slachtoffers: elk apart slachtoffer van een groep is moeilijk
te identificeren, daarom verklaart het hof een verzoek hiervan ontvankelijk. Zou het
hof hier strikt de rechtszekerheid aanhouden dan zou een staat op grote schaal het
EVRM kunnen schenden en erdoor niet-ontvankelijkheid mee wegkomen.
3. Overleden slachtoffers: als een slachtoffer overleden is en er ook geen
nabestaanden (te achterhalen) zijn zou de zaak, bij strikte toepassing van het
, vereiste, niet bij het hof ingediend kunnen worden. In uitzonderlijke gevallen kan
daarom een NGO namens het slachtoffer een verzoek indienen in belang van de ‘fair
and effective rights protection’.
4. Zakelijke slachtoffers: rechtspersonen kunnen een verzoek indienen bij het hof. De
CEO of directeur kan dat dan namens de rechtspersoon doen. Maar als die failliet is,
wie dan? In beginsel de curator, maar in bepaalde omstandigheden ook de
aandeelhouders.
Concluderend, het hof past het victim-vereiste in beginsel strikt toe, maar in geval van
bovenstaande gevallen kan het hof effectiviteit van bescherming van het EVRM stellen
boven rechtszekerheid (strikte toepassing).
Debate 3 How significant must disadvantage be?
Volgens art. 35 lid 3 onder b moet het hof een verzoek niet-ontvankelijk verklaren als het
slachtoffer niet significant nadeel heeft geleden, tenzij respect voor mensenrechten – zoals
omschreven in het EVRM - onderzoek naar de zaak vereist. In dat geval wordt dit vereiste
niet toegepast. Verzoeken moeten door dit criterium nog discreter worden beoordeeld. Het
hof kan zo selectiever minder belangrijke zaken eruit filteren (zie verder debate 5).
Het hof moet het significant nadeel objectief (wat staat er op het spel) en subjectief (impact
van het nadeel op de verzoeker) beoordelen. “The subjective feeling of the victim has to be
justifiable on objective grounds”.
Veranderd het hof hierdoor van een principe van individuele en universele
rechtvaardigheid naar algehele bescherming van het ECCHR-systeem? Het hof heeft niet
ongelimiteerde bronnen, kan nationale systemen van mensenrechten bescherming niet
vervangen en kleine zaken aannemen kan grotere doen vertragen. Door het vereiste van
significant nadeel wordt hiertussen een middenweg gevonden.
Dit vereiste en ‘respect voor mensenrechten’ zijn open normen dus het hof kan ze vrij en
discreet toepassen om wettigheid te behouden, net als bij de andere criteria.
Debate 4 How much discretion should the court have in deciding admissibility?
In debates 2 en 3 werd al gesproken van discreet beslissingen nemen over ontvankelijkheid.
De ontvankelijkheid van een verzoek wordt besloten in een beslissing (decision) dat is
anders dan de uitspraak op de gronden van de zaak (judgement on the merits).
Uitspraken worden over het algemeen uitgebreider beargumenteerd dan beslissingen,
beslissingen worden vaak niet gepubliceerd en appel ertegen is niet mogelijk. Beslissingen
omtrent ontvankelijkheid kunnen wel erg lijken op uitspraken en soms is voor de
beoordeling ook uitspraak op de gronden van de zaak vereist omdat het zo complex is
(Gäfgen case).
Advocaten, werkzaam bij het EHRM (The Registry) maken korte notities voor de rechters
op basis waarvan die moeten beslissen over de ontvankelijkheid. De notities worden door