Actoren in de rechtshandhaving
Samenvatti ng problemen 1-4
1.
Strafrechtelijke actoren
LD1-2: Problemen en oplossingen
Van de Bunt (1992). Selectiviteit in strafrechtelijke organisaties
Selectieve werking kan onbedoeld of bedoeld plaatsvinden trechtervorming.
3 (strafrechtelijke) organisatorische kenmerken:
1. Reactiviteit
Politie en justitie zijn sterk afhankelijk van anderen bij hun invoer, hierdoor kan selectiviteit
optreden doordat verschillen in aangiftebereidheid door kan werken in het werkaanbod van
politie en justitie.
Selectiviteit in aangifte van misdrijven
Verschillen in dark numbers leiden tot verschillen in aangiften (crimes
without victims ten opzichte van aangiftemisdrijven)
Dark number afhankelijk van objectieve en subjectieve (wel gesignaleerd,
maar niet als misdrijf gedefinieerd) zichtbaarheid
Hoe kleiner sociale afstand hoe lager aangiftebereidheid.
2. People processing
Verwerken grote aantallen mensen volgens bepaalde procedures gevaar bestaat dat bij
afwezigheid van duidelijke richtsnoeren voor realisering van officiële doelen (VB veiligheid =
outcome), informele doelen (VB cijfers = output) gaan prevaleren (=goal displacement).
Doelen zijn vaag
Discretionaire bevoegdheid groot= bevoegdheid die een bestuursorgaan in meer of
mindere mate de vrijheid toekent om in concrete gevallen naar eigen inzicht een
besluit te nemen.
Organisatorische controle laag.
People processing grote discretionaire bevoegdheid (veel vrijheid) goal displacement
selectiviteit (zoveel mogelijk vermijden van ‘moeilijke’ gevallen).
Kolthoff, Loyens en Verhage (2016). Street level bureaucrats.
Kenmerken street level bureaucrats:
Medewerkers van publieke instellingen die direct contact met burgers hebben
Ruime discretionaire bevoegdheden (beslisvrijheid) in die contacten om maatwerk te
leveren.
Beslissingen nemen die ingrijpen op het leven van mensen
Geheel aan autoritaire regels en structuren maar is ook autonomie nodig voor uitvoering van werk.
-State-agent narrative (overheid): SLB gebruiken ruimte om werk gemakkelijker, veiliger en
aantrekkelijker te maken (rechtszekerheid, rechtseenheid en efficiëntie).
-Citizin-agent narrative (SLB): gedrag wordt meer gestuurd door behoeften van burgers dan door
beleidsregels.
Kan leiden tot favoritisme, stereotypering, lopendebandwerk en creaming (meer aandacht aan cases
waarin succes verwacht wordt).
,Van de Bunt (1992). Selectiviteit in strafrechtelijke organisaties
3. Organisatieculturen
Bij de politie wordt deze sterk beheerst door de ingebouwde spanning in het strafrecht;
effectief opsporen en bestraffen van criminelen maar zijn ook verbonden aan waarborgen en
beperkingen door ingrijpende karakter.
Politiecultuur = aanwezigheid van sterke solidariteit onderling met grote sociale afstand tot
buitenwereld; wordt gekleurd door wat zichtbaar is.
Verband tussen organisatiecultuur en wijzen van politieoptreden leidt tot selectiviteit
sneller verdenking wanneer feit of actor past bij stereotypen van misdaad en criminelen
(vooroordelen)
Cultuur van rechterlijke macht = toepassing van het strafrecht dient behoedzaam te gaan;
ultimum remedium, zwaar middel en tast rechtsgehalte van rechtsstaat aan.
Organisatieculturen gaan uit van wat ze zelf zijn hebben onderling over wat ze meemaken
sneller over bijzondere praten vooroordelen selectiviteit.
Thin blue line = lijn tussen chaos en goede kant van de wereld; politie is de bemiddelaar.
Hulst, Terpstra en Kolthoff (2016). Politiecultuur
Politiecultuur = standaardbeeld: belangrijke missie als werk (boeven vangen), oriëntatie op actie en
spanning, wantrouwen tegenover mensen buiten politie, ‘mannelijkheid’/machocultuur,
conservatisme (BUITENLAND).
In Nederland: maatschappelijke opdracht van politie, directe actie, wantrouwen naar
buitenstaanders en vinden onderlinge solidariteit belangrijk machocultuur
Terpstra en Trommel (2009). Police, manageralization en presentational strategies.
Ontwikkelingen die tot NPM hebben geleid:
Afname gezag van politie, burgers gehoorzamen en vertrouwen politie niet meer
vanzelfsprekend.
Toename criminaliteit
Relaties tussen burgers en professionals veranderen als gevoel van gelijkheid onderling.
Risicomaatschappij = publieke veiligheid sociaal probleem en zorgt voor zorgen; overheid
moet voor oplossingen zorgen
Gevolg: minder vertrouwen in politie maar toenemende verwachtingen en eisen over wat ze zouden
moeten doen probleem voor legitimiteit (=perceptie dat middelen of doeleinden ervan wenselijk
en gepast zijn binnen een sociaal geconstrueerd systeem van normen, waarden en overtuigingen)
NPM is gevolg van afname legitimiteit:
Manageralisatie = creëren van een meer businesslike politieorganisatie; nieuwe vormen van
leiderschap, managementkantoren, kwaliteitsmanagement, burgers als ‘klanten’.
Efficiëntie, effectiviteit en economie legitimiteit van publieke organisaties hangt af van
productiviteitsniveau.
New Public Management = hele stroming die zich richt op transformeren van publieke sector; heeft
ertoe geleid dat die manageralisatie plaatsvindt grote lokale teams, verbrede werkgebieden;
standaardisatie van werkprocessen en meer uniforme organisatie.
Gevolg hiervan: gaan meer kijken naar output; pakken selectiviteit aan, want meer efficiëntie
= meer zaken aanpakken = minder selectiviteit.
MAAR: NPM kan juist legitimiteit en autoriteit van politie uithollen.
SLB discretionaire bevoegdheid selectiviteit door NPM minder discretionaire bevoegheid
leidt ook weer tot problemen
, Terpstra (2019). Abstract police.
NPM leidt tot:
Abstract policing = politie is zowel intern als extern afstandelijker geworden, onpersoonlijk en
formeel, minder direct (kennis van het systeem en data).
Efficiënter
Abstracte en gedecentraliseerde politie, minder afhankelijk van lokale kennis en persoonlijke
en informele relaties.
Interne relaties nemen af = contact tussen lokale officiëren en centrale politie neemt af; niet
goed geïnformeerd en geen persoonlijk contact.
Externe relaties nemen af = grotere afstand politie en publiek (gesloten bureau’s, minder
personeel, minder aandacht lokale activiteiten (preventie) meer op handhaven (repressie)).
Multichannel model = verschillende kanalen om in contact te komen met politie, maar zorgt
voor afstand.
Street level bureaucrats system-level bureaucrats.
Consequenties abstract police politie minder geïnformeerd, minder flexibel en afhankelijk van
systemen, politie kwetsbaarder, weten minder snel wanneer iets fout gaat en systemen incorrect of
incompleet.
Iron cage = individuelen belanden in systemen dat puur gebaseerd is op efficiëntie,
rationaliteit en controle.
Salet en Terpstra (2019). ASAP.
Ontwikkeling ZSM (zorgvuldig, snel en op maat) met als doel kleine criminaliteit sneller en efficiënter
te maken (output te verhogen)
OvJ kan nu ook zaken afdoen.
ZSM = reactie op selectiviteit = minder uitval in strafrechtsketen
Problemen:
Zaken niet zorgvuldig afgehandeld, veel fouten rechtelijke dwalingen
Schending fundamentele rechten en weinig hulp voor verdediging
Geen sprake van onschuldpresumptie
Makkelijker bekennen en straf ontvangen.
Doelen ASAP:
1. Aandacht = aandacht voor kleine criminaliteit (nadelen: programma’s verschillen per bureau
en zaken worden weggelegd).
2. Coöperatie = OM meer betrokken bij beslissingen tijdens onderzoek (nadelen: politie minder
flexibiliteit; minder persoonlijk contact; OvJ wil alles beslissen en politie voelt zich minder
gehoord)
3. Snelheid = snelle afhandeling van zaken (nadelen: veel zaken worden doorgewezen naar
andere afdelingen)
4. Zorgvuldigheid = zorgvuldigheid van de zaken (nadelen: zit soms nog slecht in elkaar).
5. Zinvolheid = meer kijken naar wat de dader nodig heeft (nadelen: druk van procedures en
gewilde snelheid heeft negatieve impact op betekenisvolheid).
Van de Bunt en van Gelder (2012). The Dutch Prosecution Service.
OM krijgt meer bevoegdheden (strafbeschikking) door een grotere hoeveelheid aan zaken.
OvJ heeft 3 rollen: