100% tevredenheidsgarantie Direct beschikbaar na betaling Zowel online als in PDF Je zit nergens aan vast
logo-home
SAMENVATTING ECONOMICS, WELFARE & DISTRIBUTION BSK COLLEGES/PROBLEMEN SAMEN €4,79
In winkelwagen

Samenvatting

SAMENVATTING ECONOMICS, WELFARE & DISTRIBUTION BSK COLLEGES/PROBLEMEN SAMEN

1 beoordeling
 41 keer bekeken  1 keer verkocht

Samenvatting van de colleges en lessen

Voorbeeld 6 van de 22  pagina's

  • 3 maart 2021
  • 22
  • 2019/2020
  • Samenvatting
Alle documenten voor dit vak (2)

1  beoordeling

review-writer-avatar

Door: marnixpons • 3 jaar geleden

avatar-seller
MrWesley
Probleem 1 Prijselasticiteit

Wat is prijselasticiteit en hoe bereken je het? Waar is prijselasticiteit afhankelijk van? Hoe zijn prijs en vraag
met elkaar verbonden?
Welke effecten kan een prijsverhoging hebben? Wat is hierbij de relatie tussen prijs en vraag?



Prijselasticiteit :
Geeft relatieve verandering van de vraag aan bij een verandering van de prijs. Meet hoe
gevoelig de vraag is op een prijsverandering.

Hoe bereken je prijselasticiteit?
Procentuele verandering van de vraag / procentuele verandering van de prijs. Een andere
formule voor prijselasticiteit: delta q x p/ delta p x q.

Δ= nieuwe waarde - oude waarde

De slope (= richtingscoëfficiënt/ waarde van elasticiteit) = delta q / delta p
De point (meet elasticiteit op 1 punt) = p / q


Unit-elastic = wanneer de elasticiteit van de curve precies 1 of -1 is.

Elastisch = een curve met een elasticiteit >1 of -1. Vraag daalt, omzet daalt (heftige reactie).

Perfect elastisch = oneindig.

Inelastisch = tussen -1 en 0. Vraag daalt, maar omzet stijgt (matige reactie).
Hoe verticaler de lijn, hoe inelastischer het product.

Perfect inelastisch = de elasticiteit = 0.


‘’Wanneer is een elasticiteit hoog?’’
Voorbeeld : Producten zoals Pepsi en Coke hebben relatief hoge elasticiteiten omdat als de
ene frisdrank duur wordt, dan zullen veel consumenten switchen naar een andere frisdrank.
Het substitutie effect : Iets wordt aantrekkelijker zodra iets anders duurder wordt.
Quantity demand = de betalingsbereidheid -> deze is afhankelijk van de prijs en van het
budget van de consument.

, Law of demand
De relatie tussen de vraag en de prijs. Wanneer prijzen een beetje stijgen, wordt er minder
gekocht of gevraagd van het product. Zo’n ‘touchy curve’ wordt elastisch of high elastic
genoemd. Een relatief steile vraagcurve indiceert dat consumenten nauwelijks antwoorden
op een prijsverandering (inelastisch dus dan).

Wat bepaalt elasticiteit?

1) De nature of the good : Is het een primair goed? Of een luxe/secundair goed?

 Primaire goederen: inelastisch, want mensen hebben deze toch nodig. Het maakt dus niet
uit hoe duur het is, mensen kopen het toch wel. Voorbeelden : brood, water etc
 Luxegoederen: elastisch, want deze hebben mensen niet per se nodig. Voorbeelden :
vakanties, sieraden.
 Inferieure goederen: elastisch, huismerken (hoog inkomen = minder snel naar de action).
Duurzame goederen kunnen een hogere prijselasticiteit hebben op de korte termijn dan op
de lange termijn, omdat het mogelijk is om het aankopen van een vervanging uit te stellen
voor een bepaalde tijd.
Publieke goederen/services : hebben hoge elasticiteit.
2) Beschikbaarheid van substitutiegoederen
Zowel elastisch als inelastisch. Hoe meer alternatieve producten er zijn, hoe
elastischer de vraag.

3) Budget van consument
Goedkope producten zijn inelastisch (paperclips).
Dure producten zijn elastisch.

4) Tijdsverloop
Op lange duur elastischer dan op korte termijn. Op korte termijn is een product vaak
inelastisch, lange termijn vaak elastisch. Bijvoorbeeld benzine wordt veel duurder. Op de
korte termijn zal men nog in een benzine auto moeten rijden maar op de lange termijn zal
men overstappen naar een diesel auto of elektrische auto bijvoorbeeld.




Waar is de vraagcurve afhankelijk van?

- Inkomen consumenten
- Prijs
- Smaak
- Prijs van andere producten (substitutiegoederen)
- Markt (werking van de markt)

, 3 effecten bij een prijsverhoging :

1. Geen verandering van de vraag
2. Daling van de vraag
3. Stijging van de vraag

Voorbeeld : ‘Prijs gaat van 10 euro naar 15 euro, als gevolg daarvan gaat vraag van 20 naar
10.
(15-10) / 10 * 100 = 50%
(10-20) / 20 * 100 = 50%
50/-50 = -1. Unit elastisch dus.




Probleem 2 Grafieken en (consumenten)budgetlijnen

Wat houden de grafieken in? Wat zijn een budgetlijn en indifference curve en hoe
worden deze bepaald?

De budgetlijn
Een lijn waarop te zien is hoeveel producten je kan kopen bij een bepaald budget. Er wordt
er hierbij vanuit gegaan dat het hele inkomen gespendeerd wordt.
Het weergeeft de mogelijke opties voor consumenten.
Wordt bepaald door :
- Inkomen van consumenten  Wanneer inkomen veranderd maar prijs zelfde blijft.
- Prijzen van producten  Prijs veranderd maar inkomen blijft hetzelfde.
- De budgetcurve veranderd wanneer de richtingscoëfficiënt veranderd.
Als het inkomen toeneemt, zal de budgetlijn parallel verschuiven ten opzichte van de
huidige lijn.

Verschil budgetlijn en indifference curve?
De indifference curve laat ook de voorkeuren meetellen.

Een indifference curve laat de combinaties van producten zien dat zorgt voor dezelfde
maten van voldoening. De hoogste indifference curve is de beste.

Kenmerken van de indifference curve : 1. het is van toepassing op alle producten 2. Loopt
altijd van boven naar beneden 3. Hoe meer richting de assen van de grafiek, hoe steiler de
curve wordt 4. Men wil altijd liever meer dan minder, meerdere curves snijden elkaar
NOOIT. Men heeft liever een mix van producten van heel van het ene en heel weinig van de

, andere. Voorbeeld : men heeft liever 5 appels en 5 bananen in plaats van 2 appels en 8
bananen.



Utility (nut)
De hoeveelheid voldoening die een persoon krijgt door de consumptie van een bepaald goed
of een combinatie van een aantal goederen samen. Hoe meer iemand consumeert, hoe
minder de voldoening wordt.




Er zijn verschillende soorten van utility :
- Total utility: totale verkregen voldoening van alle producten die geconsumeerd worden
- Marginal utility: verandering in voldoening na consumptie van 1 product meer of minder
- Diminishin marginal utility: het marginale nut, van 1 extra product neemt af als de
consument er meer van consumeert.
- Maximal utility: Maximaal bedrag dat een consument wil uitgeven aan een product.

- Marginal rate of substitution: De bereidheid om goed X in te ruilen voor goed Y. Hangt
samen met de law of diminishing of utility. Het ene goed geeft meer voldoening dan de
andere.

Wat als MR > MC ?  Je kan meer winst maken.
Wat als MR < MC ?  RC= delta Y / delta X.

, Probleem 3 MARKTVORMEN EN CONCURRENTIE


Monopolie

- Er is maar 1 aanbieder. 1 bedrijf beheerst de markt. Deze bepaald zelf de prijs.
- Er is dus geen sprake van concurrentie.
- Door patenten en legale restricties kunnen anderen niet toetreden tot de markt.
- Er is geen sprake van transparantie.
- Geen substituties .

Bij een natuurlijke monopolie is er wel sprake van meerdere aanbieders maar er is dan een
aanbieder zo groot dat de kleinere aanbieders verdreven worden doordat het grote bedrijf
de meeste afzet heeft.

Oligopolie

- Grote rivaliteit tussen producenten/bedrijven. Zij handelen dus strategisch qua prijzen.
- Er zijn een paar grote aanbieders.
- Aanbieders hebben relatief invloed op de prijs maar zijn wel afhankelijk van elkaar.
- Produceren homogene of heterogene producten.
- Toetreden tot de markt is lastig.
- Zelfde productgroep maar wel productdifferentiatie.
- Manieren van handelen binnen oligopolie :
Onderlinge afhankelijkheid negeren. Partijen gaan voor maximale winst
(komt in de praktijk weinig voor)
- Strategische interactie
- Wel op elkaar reageren
- Elk besluit wordt als tactiek afgewogen
- Kartelvorming
- Prijsafspraken voor meer winst voor alle aanbieders binnen de oligopolie
- (niet toegestaan)
- Prijsleiderschap
- Een machtige aanbieder bepaald de prijs.
Bij oligopolie is de maximale winst MC = MR.

Duopolie: er zijn twee grote aanbieders, dit zit tussen monopolie en oligopolie in.
Bijvoorbeeld Boeing & Airbus, dus niet Samsung en Apple! Elke aanbieder weet dat de
concurrent op elke stap moet reageren. Ze houden rekening met de gevolgen van hun
beslissingen bij het vormen van strategie. Nash-evenwicht: Meest ideale uitkomst als
geen van beide partijen de strategie nog aanpast.

, Volkomen concurrentie
-Veel aanbieders, veel vragers
- Product is homogeen
- Iedereen moet product in zelfde vorm kunnen kopen
- Prijzen van producten worden bepaald door marktwerking
- Markt is toegankelijk
 Vrije toetreding en uittreding
- Markt is volledig transparant
 Producenten en consumenten hebben allen toegang tot dezelfde informatie

Bij volkomen concurrentie is de maximale winst MO=MK.

In de volkomen concurrentie zal het evenwicht pas op lange termijn ontstaan. Want zolang
er winst wordt gemaakt zullen er steeds nieuwe producenten toetreden; hierdoor wordt de
winst steeds lager en wordt die uiteindelijk 0.



Monopolistische concurrentie
- Meerdere aanbieders, veel vragers
- Productie van heterogene, dus verschillende, producten. Bijv spijkerbroeken, foodcourt
etc.
- Markt is transparant.
 Alle partijen binnen de marktvorm beschikken over alle informatie
- Vrij toetreding en uittreding
 Wel vrije toetreding, maar een toetredend bedrijf zal nooit een perfecte vervanger
zijn voor een bestaand bedrijf omdat er sprake is van heterogeniteit
- De concurrentie is er op gebied van heterogeniteit
 Door het ‘kleine’ verschil tussen producten kunnen aanbieders concurreren

Voordelen van het kopen van samenvattingen bij Stuvia op een rij:

Verzekerd van kwaliteit door reviews

Verzekerd van kwaliteit door reviews

Stuvia-klanten hebben meer dan 700.000 samenvattingen beoordeeld. Zo weet je zeker dat je de beste documenten koopt!

Snel en makkelijk kopen

Snel en makkelijk kopen

Je betaalt supersnel en eenmalig met iDeal, creditcard of Stuvia-tegoed voor de samenvatting. Zonder lidmaatschap.

Focus op de essentie

Focus op de essentie

Samenvattingen worden geschreven voor en door anderen. Daarom zijn de samenvattingen altijd betrouwbaar en actueel. Zo kom je snel tot de kern!

Veelgestelde vragen

Wat krijg ik als ik dit document koop?

Je krijgt een PDF, die direct beschikbaar is na je aankoop. Het gekochte document is altijd, overal en oneindig toegankelijk via je profiel.

Tevredenheidsgarantie: hoe werkt dat?

Onze tevredenheidsgarantie zorgt ervoor dat je altijd een studiedocument vindt dat goed bij je past. Je vult een formulier in en onze klantenservice regelt de rest.

Van wie koop ik deze samenvatting?

Stuvia is een marktplaats, je koop dit document dus niet van ons, maar van verkoper MrWesley. Stuvia faciliteert de betaling aan de verkoper.

Zit ik meteen vast aan een abonnement?

Nee, je koopt alleen deze samenvatting voor €4,79. Je zit daarna nergens aan vast.

Is Stuvia te vertrouwen?

4,6 sterren op Google & Trustpilot (+1000 reviews)

Afgelopen 30 dagen zijn er 53340 samenvattingen verkocht

Opgericht in 2010, al 14 jaar dé plek om samenvattingen te kopen

Start met verkopen
€4,79  1x  verkocht
  • (1)
In winkelwagen
Toegevoegd