Ziekteverwekkers
Bacterie eencellig organisme, geen celkern, cirkelvormig DNA los in het cytoplasma
ingedeeld in:
- de leefomgeving (aneroob of anaeroob)
- de voedselherkomst (heterotroof of autotroof)
- de celvorm (bijvoorbeeld bolletjes of staafjes)
- celwandverschillen
Bacterie als ziekteverwekkers leven op organische stoffen en maken daarvan producten die
schadelijk zijn voor mensen
cholera-bacterie produceert choleratoxine, laat darmcellen
water uitscheiden, dus uitdroging als gevolg
blauwalgen maken verscheidene stoffen zoals, microcystines
(beschadigen lever) of anatoxine-a (tast zenuwen
aan, waarna ademhaling stopt)
Virussen erfelijk materiaal met daaromheen een eiwitkapsel, en soms daaromheen nog een
membraan met eiwitten
Besmetting via de eiwitten hecht de virus zich aan receptormoleculen in het membraan van de
gastheercel, via endocytose neemt de cel de virus op, de virus laat dan zijn DNA/RNA
vrij is de gastheercel, de RNA wordt door de cel vertaalt en er worden viruseiwitten
van gemaakt, met dat nieuwe RNA en de nieuwe eiwit
ten worden nieuwe virussen gemaakt, daarna verlaten
de virussen de cel, de gastheercel sterft daarbij, wan-
neer veel cellen tegelijk dan komen er zoveel afvalstof-
fen vrij die een reactie veroorzaken (bv. koorts, overge-
ven, diarree), de virussen gaan steeds weer nieuwe cel-
len infecteren waardoor een cascade ontstaat
Andere ziekteverwekkers (voorbeelden)
- malariaparasieten komt in het lichaam door prik van malariamug,
parasieten ontwikkelen zich
in de lever en besmetten rode bloedcellen, daar planten ze ongeslachtelijk
voor en wanneer ze eruit breken komen gifstoffen vrij
- darmparasiet ‘Giardia lamblia’, komt in zoet water voor, hoopt zich op op de darmwand en zorgt
voor diarree, meest voorkomende darmparasiet in Nederland (op dit moment)
, Eerste barrière – externe aangeboren afweer (aspecifiek)
Doel voorkomen dat ziekteverwekkers in je interne milieu komen/alle ziekteverwekkers extern
blijven
Extern milieu alles wat buiten je lichaam bevind, of wat in contact staat met de buitenwereld
(zoals neusholte, slokdarm, maag, darmen, nieren, urinewegen)
3 werkingsmechanismen
- mechanische (bouw)
huid bijzonder door de dode cellen, in de kiemlaag en dan naar de hoornlaag naar buiten
gedrukt (dekweefsel)
plaveiselepitheel platgedrukte cellen, een ondoordringbare laag
melanocyten pigmentvormende cellen in de kiemlaagzorgen voor een beschermingsre-
actie tegen verbranden, dan scheiden ze extra pigment uit (bruine kleur)
dat pigment zorgt voor een bescherming voor de kiemlaag
melanine zwart of donkerbruin pigment
slijmvlies dik/stroperig, werkt belemmerend, in dit dekweefsel scheiden slijmbekercellen slijm af
dat bacteriedodende stoffen bevat (binas 84J2), in de longen werkt het als een kleef-
laag, waaraan bacteriën en stof blijven plakken
trilharen dekweefselcellen van luchtwegen hebben trilharen die met krachtige slagen het
vervuilde slijm richting de keelholte brengen, zodat het uiteindelijk naar de maag gaat
- chemisch
lage pH in de urinewegen, maag (pH 2) en op de huid (pH 5,5) om bacteriën te doden
anti bacteriële stoffen worden gemaakt door de huid/darm flora, zijn schadelijk voor andere
bacteriën waardoor deze niet goed op de huid kunnen verblijven
- biologisch/ecologisch
huid/darm bacteriën concurrentie om plaats en voedsel
maken stoffen die schadelijk zijn voor slechte bacteriën
zorgen voor een lagere pH (bacteriën eten vet, dus vetmolecuul word
afgebroken, dan ontstaat vetzuur en glycerol)
Commensalisme symbiose waarbij 1 voordeel heeft en de andere partij geen last of voordeel
Huid bacteriën geen commensalen, want beiden hebben voordeel van de symbiose, dus sprake
van mutualisme