Samenvatting Van boefje tot crimineel
Hoofdstuk 1: Inleiding
Probleemstelling -> NL kent verschillende problematische jeugdgroepen. Meeste komen uit sterk stedelijke
gemeenten. Daarnaast komen veelplegers voor in regio’s als Friesland. Het is niet bekend of de kenmerken van
veelplegers in algemeen overeenkomen met Friese veelplegers. Is van belang om persoonskenmerken en
sociale context in beeld te krijgen.
Jeugdige veelpleger -> jongere in leeftijd van 12 t/m 17 jaar die in het gehele criminele verleden meer dan 5
processen-verbaal tegen zich zag opgemaakt, waarvan ten minste één in het peiljaar (jaar dat iemand als
veelpleger is aangemerkt).
Hoofdvraag: Welke gemeenschappelijke persoonskenmerken en kenmerken uit de sociale context typeren een
(jeugdige) veelpleger in Friesland? Deelvragen:
Welke gemeenschappelijke persoonskenmerken komen naar voren bij (jeugdige) veelplegers in Friesland?
Welke gemeenschappelijke kenmerken van de sociale context komen naar voren bij (jeugdige) veelplegers
in Friesland?
Welke adviezen kunnen worden gegeven (zowel in preventieve als in curatieve zin) om ‘risicovolle’
kinderen in een vroeg stadium onder de aandacht te brengen.
Hoofdstuk 2: Onderzoeksmethode
Aanpak -> Deelvragen worden beantwoord m.b.v.: kenmerkenlijst, opgesteld o.b.v. verkenning van literatuur
en classificatiesysteem voor aard van problematiek van cliënten in jeugdzorg (CAP-J) en het dossieronderzoek.
Voor verkenning van literatuur is onderzocht wat er tot nu toe bekend is over veelplegers in het algemeen. Ook
zijn begrippen criminaliteit en verschillende criminologische theorieën omschreven. Daaropvolgend is o.b.v.
verkenning van literatuur en de CAP-J een kenmerkenlijst opgesteld, bestaande uit: demografische gegevens,
persoonskenmerken en kenmerken van sociale context van veelpleger. Dossieronderzoek is kwantitatief van
aard. Kenmerkenlijst is op volledigheid gecontroleerd. En vervolgens is dossieronderzoek uitgevoerd.
Onderzoek is specifiek gericht op Friese veelpleger. 34 dossiers van veelplegers in Friesland zijn onderzocht.
Kenmerkenlijst, bestaande uit vier categorieën:
1. Demografische gegevens -> algemene gegevens van persoon.
2. Persoonskenmerken -> kenmerken en mogelijke problematiek van persoon.
3. Kenmerken van sociale context -> opgedeeld in gezin en sociaal netwerk. Gezinskenmerken -> kenmerken
van gezin en mogelijke problematiek binnen gezin. Sociaal netwerk -> sociale netwerk en
vrijetijdsbesteding van persoon.
CAP-J -> classificatiesysteem voor aard van problematiek van cliënten in jeugdzog. Doel is geven van duidelijke
beschrijving van problemen van kinderen, jongeren en hun ouders. Verschillende categorieën:
Psychosociaal functioneren -> gedragsproblemen, gebruik van middelen/verslaving.
Vaardigheden en cognitieve ontwikkeling -> problemen in de cognitieve ontwikkeling, problemen met
vaardigheden.
Gezin en opvoeding -> ontoereikende kwaliteiten van opvoeding, problemen in ouder-kindrelatie,
verwaarlozing, lichamelijke/psychische mishandeling, incest, seksueel misbruik, instabiele
opvoedingssituatie, problemen van ouder, problemen van ander gezinslid, problemen in sociaal netwerk
gezin, problemen in omstandigheden gezin.
Jeugdige en omgeving -> problemen op speelzaal, school of werk, problemen met relaties, vrienden,
sociaal netwerk en vrij tijd en problemen in omstandigheden jeugdige.
Hoofstuk 3: Een verkenning van de literatuur
3.1 Criminaliteit
Criminaliteit staat voor gedrag dat bepaalde (in wetboek vastgelegde) normen overtreedt en waarop een straf
staat. Straf is de consequentie van het overtreden van rechtsregels. Criminaliteit komt mede tot stand als
gevolg van juridische en politieke besluitvormingsprocessen in een bepaalde cultuur in een bepaalde tijd.
Crimineel gedrag is intentioneel: gedrag gebeurt niet per ongeluk, er is geen excuus voor. Er zijn drie
ontwikkelingstrajecten die jongeren kunnen doorlopen en die kunnen leiden tot ernstig crimineel gedrag:
1. Een traject dat begint met openlijk probleemgedrag (agressie, oppositie).
2. Een traject dat begin met heimelijk probleemgedrag (diefstal, vernieling).
, 3. Een traject dat begint met autoriteitsconflicten voor het twaalfde jaar.
Crimineel gedrag is grootst wanneer problemen al op jongere leeftijd beginnen. Tevens kunnen jongeren één of
meer trajecten tegelijk bewandelen.
Hirschi -> bindingstheorie ter verklaring van criminaliteit, delinquentie en antisociaal gedrag. Kern is dat
mensen die sterke bindingen hebben met sociale groepen (familie, school, vrienden) minder snel tot crimineel
gedrag zullen komen.
3.2 Jeugdcriminaliteit
Overgrote deel van jeugdcriminaliteit is leeftijdsgeboden. Adolescenten plegen meer en vaker delicten dan
volwassenen. Meeste delicten door adolescenten worden gepleegd in groepsverband. Delinquent gedrag werkt
in vriendgroepen vaak statusverhogend. Andere aanleidingen: verveling, spanning, imponeren meisjes,
sensatiezucht en ‘kick’.
Harde-kern jongeren leert al op jonge leeftijd (6/7) dat misdaad
loont. Meelopers lijken in veel opzichten op harde kern. Zij zijn te
karakteriseren als rekruten (solliciteren naar lidmaatschap in harde-
kern) of afzwaaiers (ze behoorden vroeger tot harde kern en houden
zich nu meer op de periferie).
Leeftijdsgenoten vormen belangrijkste sociale netwerk tijdens
adolescentie. Tevens bekrachtigt beloning door vriendengroep gedrag sterker dan beloning door ouders,
leraren, en soms de wet.
Jongeren met alleen delinquente vrienden zijn meer delinquent dan jongeren met gemengde vriendengroep en
jongeren zonder delinquente vrienden. Daarnaast maken jongeren die bevriend zijn met oudere jeugd zich
vaker schuldig aan criminaliteit.
Onderwijs en ervaringen met school vormen een potentieel risico of zijn protectieve factoren in relatie tot
crimineel gedrag bij jongeren. Gebrek aan succes, weinig betrokkenheid van en op school en onderbrekingen in
schoolverloop zijn meer typerend voor jongeren die betrokken zijn bij crimineel gedrag.
3.3 Definities veelpleger
Jeugdige veelpleger: jongeren in leeftijd van 12 t/m 17 jaar die in het gehele criminele verleden meer dan 5
processen-verbaal tegen zich zag opgemaakt, waarvan ten minste één in het peiljaar (waarin iemand als
veelpleger wordt aangemerkt).
Meerjarige veelpleger: persoon van 18 jaar of ouder die in het gehele criminele verleden meer dan 10
processen-verbaal tegen zich zag opgemaakt, waarvan ten minste één in het peiljaar.
3.4 Profiel jeugdige veelpleger
Gaat vrijwel altijd om jongens. Helft van Marokkaanse afkomst. Daarnaast is er regelmatig sprake van spijbelen
van school. Zij komen vaak uit gebroken en pedagogisch onmachtige gezinnen.
Eerste contact met politie is bij jeugdige veelpleger op gemiddelde leeftijd van 13 jaar. Zij besteden grootste
deel van vrije tijd aan hangen op straat. Zij gaan gezamenlijk op zoek naar nieuwe vormen van tijdbedrijf en
geldgewin. Grootste gedeelde (97%) pleegt vermogensdelicten, 75% geweldsdelicten.
Aantal veroordelingen van vaders vertoont flinke samenhang met aantal veroordelingen van hun kinderen.
Maar meerderheid van kinderen met criminele vader belandt niet op criminele pad. Kans op veroordeling is
vooral groot bij kinderen van wie vader meer dan 15 delicten begaat en als vader over langere periode in leven
crimineel actief blijft. Voor moeders lijkt effect van delinquentie op hun kinderen gemedieerd te worden door
opvoedingsstrategie die zij hanteren. Tussen broers en zussen bestaat er ook een verband. Dit verband is
sterker tussen broers- en zussen van hetzelfde geslacht. Gemeenschappelijke (criminele) vrienden spelen
hierbij belangrijke rol. 42% van justitiële jongeren hebben delinquentie familieleden.
3.5 Profiel meerderjarige veelpleger
Gaat voornamelijk om mannen. Bij 75% is er sprake van psychische stoornis. Zij groeien veelal op in inadequate
gezinssituatie (geweld in gezinsverband, opgroeien in oorlogssituatie ouder(s) met psychische stoornis of
verslaving, opgroeien in kindertehuis) en hebben gebrek aan startkwalificatie op arbeidsmarkt. Veel veelplegers
hebben verslavingsproblematiek, dat vaak al op jongere leeftijd is gestart. Drugs gebruikende veelplegers zijn
prototype inbreker, kraker en winkeldief. Veroorzaakt per delict relatief veel schade, buit is vaak gering. Is bijna
altijd werkloos en beschikt zelden over vaste woon- of verblijfplaats. Veelpleger die geen drugs gebruikt pleegt