Chiara Eenkhoorn – Tandheelkunde Bachelor 2
Samenvatting OOA cyclus 2.11
Thema: ‘Tandheelkundige materialen en fysiologische processen van
pijn’
College 1 – Materiaalkennis I (08-02-2021)
In de restauratieve tandheelkunde worden materialen in/op verschillende plekken
gebruikt. Ze kunnen gebruikt worden voor fillers, kronen, facings, implantaten, een gebit
of bruggen.
Hoe zit het milieu in de mond er dan uit? De temperatuur in de mond kan variëren van
4-60 graden, de pH van variëren van 2.6-10 en daarnaast kunnen er verschillende
krachten op de gebitselementen uitgeoefend worden.
® Tijdens kauwen is er sprake van een kracht van 70 tot 150 N. De bijtkracht kent
een maximum van 500 tot 700 N.
In de mond komen onwijs veel verschillende bacterie soorten voor. De hoeveelheid
aanwezige biofilm is ook van invloed op hoe de tanden presteren.
Ideaal materiaal
Wat is een ideaal materiaal? Een ideaal materiaal moet voldoen aan de volgende criteria
om in het mondmilieu gebruikt te kunnen worden, het moet …:
• Biocompatibel zijn; niet giftig, niet irriterend, niet allergisch.
• Bestand zijn tegen corrosie en chemicaliën; geen aantasting.
• Mechanisch stabiel zijn; sterk, stijf en breukbestendig.
• Maatvastheid; minimale effecten ondergaan door temperatuurverschillen,
krachten en oplosmiddelen.
• Geen geleiders zijn van warmte en elektriciteit.
• Esthetisch zijn; lijken op het mondweefsel.
• Gemakkelijk te manipuleren in de mondholte
• Makkelijk hechten aan weefsel.
• Smaakloos en geurloos zijn.
• Goed reinigbaar en repareerbaar zijn.
• Kostenbesparend zijn; binnen het budget van de patiënt.
In de tandheelkunde zijn verschillende materialen beschikbaar zoals metalen, plastic,
keramiek en porselein, welke allemaal verschillende eigenschappen hebben.
Metalen
Metalen zijn gemaakt van kristallijn en kennen veel eigenschappen; ze zijn sterk,
buigzaam, strain hardenable (= werkversteviging), breukbestendig, hebben een
gemiddelde slijtvastheid en zijn gemakkelijk te manipuleren.
Echter kennen metalen ook nadelen, zo geleiden ze bijvoorbeeld warmte en elektriciteit
en zijn ze ondoorzichtig en grijs/geel van kleur. Ook laten ze metaalionen vrij, wat zorgt
voor roesten (= corrosie).
Metalen zijn populair voor kronen, inlays, onlays, overlays, bruggen en
implantaten. Daarbij worden ze natuurlijk gebruikt in de orthodontie als
brackets.
1
,Chiara Eenkhoorn – Tandheelkunde Bachelor 2
Polymeren (plastic)
Overal waar we kijken zien we plastic; overal zit plastic in. Plastic is een amorf en zacht
materiaal; het slijt snel. Een voordeel van polymeren is dat het doorschijnend tot
ondoorzichtig is, waarbij de kleur mee kleurt met het omringende weefsel. Daarnaast
zijn het slechte geleiders van warmte en electriciteit
Het is populair als adhesief (= bindmiddel), afdrukmateriaal en wordt gebruikt voor een
kunstgebit.
Keramiek/porselein
Keramiek is kristallijn of amorf. De voordelen van keramiek zijn dat ze geen elektriciteit
en/of warmte geleiden, ze zijn sterk, kennen een goede slijtvastheid, maar ook zijn ze
doorschijnend tot ondoorzichtig en kleuren dus mee met de omgeving. Belangrijk is dat
keramiek chemisch inert is, wat betekend dat het niet roest.
Keramiek is zoals genoemd sterk, maar het is niet vervormbaar en not strain
hardenable, daarnaast is het moeilijk te manipuleren en kan het zelfs te hard zijn.
® Als keramiek op de grond valt, gaat het kapot ® denk aan delfsblauw.
Het is een populair materiaal voor kronen en facings.
Composiet
Composiet is een combinatie van twee materialen, zoals metaal-keramiek, plasic-metaal,
keramiek en plastic. Een voorbeeld is een boot welke gemaakt zijn van fiberglass, dat
betekend dat er glasvezels zijn ingebed in plastic.
Verschillen tussen de materialen
Maar hoe kan het dat deze materialen zo verschillend
zijn? De materialen zijn verschillend door de manier
waarop de atomen met elkaar gebonden zijn.
Voorbeeld: Een koolstofatoom kan op twee manieren
gebonden zijn aan een ander koolstof atoom, namelijk:
• Elk koolstofatoom is gebonden aan vier andere koolstofatomen.
Þ Er ontstaat dan diamant; een van de hardste materialen die we kennen.
• Elk koolstofatoom is gebonden aan drie andere koolstofatomen.
Þ Er ontstaat grafiet; een van de zachtste materialen die we kennen.
In grafiet zijn er twee soorten binding ontstaan. Een primaire binding tussen het ene
koolstofatoom met de andere 3 koolstofatomen, maar elke sheet (= zeshoek) van grafiet
is weer op een andere manier verbonden met de andere sheets.
Niels Bohr model (1913)
= is een kern welke omringd is door elektronen. Deze kern bevat protonen
(+ geladen) en neutronen (neutraal geladen).
• De schillen die om de kern zitten, bevatten elektronen (-e).
• Als de hoeveelheid protonen en neutronen niet in verhouding is, is
de atoom positief of negatief geladen.
• De hoeveelheid protonen bepaald met welk element we te maken hebben.
2
,Chiara Eenkhoorn – Tandheelkunde Bachelor 2
Blauwe elektronen zijn de elektronen die in de
buitenste schil van het atoom zitten; dit worden de
valentie elektronen genoemd.
® Het valentie-elektron bepaald of het atoom wel
of niet reageert op de buitenwereld.
Stabiele atomen reageren niet op de buitenwereld,
dat komt doordat de buitenste atoomschil van deze
stoffen volledig gevuld is.
- S heeft 2 elektronen
- P heeft 6 elektronen
Valentie elektronen gaan het snelste en makkelijkste een binding aan en hebben de
neiging alle chemische, elektrische, thermische en optische eigenschappen te beheersen.
De periodieke tabel
• Rechts (niet-metalen) staan alle elektronegatieve
elementen; deze kunnen makkelijk elektronen
binden.
Þ Inerte gassen kunnen geen interactie aangaan
met andere stoffen; ze zijn stabiel.
• Links (metalen) staan alle elektropositieve
elementen; deze kunnen makkelijk elektronen
afstaan.
Fluoride is geen inert gas, maar kan wel een inert gas worden door 1 elektron op te
nemen het wordt dan neon. Natrium kan ook neon worden door 1 elektron af te staan.
Primaire binding
De eerste stap om een driedimensionale materie te verkrijgen is het maken van een
ionbinding. Een ionbinding wordt gevormd door metalen te binden met niet metalen
dus: ionbinding = metaal + niet metaal
® Een metaal geeft elektronen en een niet-metaal accepteert elektronen.
Voorbeeld: Je gaat ervan uit dat een stof in dit geval Ne wil worden, dus als we MgO
hebben…
Mg = 1s2 2s2 2p6 3s2 ® Mg2+ = 1s2 2s2 2p6
O = 1s2 2s2 2p4 ® O2- = 1s2 2s2 2p6
Beide zijn nu Ne geworden: Ne = 1s2 2s2 2p6
Magnesium staat twee elektronen af (3s2) en zuurstof neemt twee elektronen op (3s2),
waardoor er een negatief en positief elektron is ontstaan. Tussen deze + en – ontstaat
een coulomb interactie, waardoor ze samen gebonden blijven.
• S heeft 2 elektronen
• P heeft 6 elektronen
3
, Chiara Eenkhoorn – Tandheelkunde Bachelor 2
Ionbinding
Ionbinding worden voornamelijk gevonden in keramiek, dat komt doordat deze
materialen hard en broos zijn. Daarnaast zijn ze elektrisch en thermisch isolerend.
® Als je ze laat vallen, gaan ze kapot.
Ionbindingen hebben hoge binding energieën 600-1500 kJ/mol. Of te wel, hoe veel
energie ben je (minimaal) nodig om twee ionen weer van elkaar te scheiden.
® Dit zijn hoge energieën en het is dus erg lastig om twee atomen weer los van
elkaar te krijgen!
Covalente binding
= een chemische binding tussen atomen, waarin de atomen een of
meer gemeenschappelijke elektronen paren hebben. De binding
hiervan wordt bepaald door de valentie.
Een voorbeeld is CH4.
• C = heeft 4 valentie elektronen en heeft er nog 4 extra nodig.
Þ Het gaat dus 4 bindingen aan met H.
• H = heeft 1 valentie elektron en kan nog 1 binding aan gaan.
C was eerst 2s2 2p2 maar door nog vier bindingen met H aan te gaan werd het 2s2 2p6.
® Door te binden met H ontstonden er niet 4 maar 8 bindingen.
Covalente bindingen worden vooral gezien in polymeren (= plastics). De
bindingsenergieën ervan zijn gemiddeld, namelijk 450-713 kJ/mol.
Covalente bindingen zijn directioneel, daarom worden ze niet als een rechte lijn
getekend maar vaak zoals hieronder aangegeven. Voorbeeld H2O.
H H
H–O–H O
Als een polymeer breekt, wordt de covalente binding niet verbroken maar wordt er een
andere binding verbroken. Het verbreken van een andere binding dan de covalente
binding, kan minder energie kosten.
Metaalbinding
Een metaalbinding wordt, zoals de naam al zegt, gevonden in metalen. Ze
hebben 1, 2 of maximaal 3 valentie-elektronen. De valentie elektronen zijn
niet gebonden aan de kern, maar zweven vrij over het materiaal.
® Hierdoor zijn metalen goede thermische en elektrische geleiders.
De bindingsenergieën van deze binding is laag, namelijk 68-850 kJ/mol.
4