Samenvatting van hoofdstuk 5 koningen, heren en denkers en hoofdstuk 6 verlichting en revoluties. Aan het einde staat een overzicht van alle kenmerkende aspecten.
Hoofdstuk 5
§1
Het hoogste overlegorgaan is de Staten-Generaal. De drie standen werden hierin
vertegenwoordigd: adel, geestelijkheid en de stedelijke burgerij.
Begin 17e eeuw: Franse koningen waren er klaar mee dat ze alles moesten overleggen. Ze
streefden naar uitbreiding van hun macht en versterking van het centraal gezag. 1614-1789:
geen vergaderingen van de Staten-Generaal. Adviseurs probeerden de macht van adel te
beperken door het ambtenarenapparaat uit te breiden (hierdoor hadden ze minder taken) en
door belastingen rechtstreeks te heffen. Na de dood van Lodewijk z’n adviseur krijg hij zelf
de touwtjes in handen, hij zette het proces van centralisatie door en legde de resterende
overlegorganen zijn wil op (= absolutisme).
Absolutisme is op vier terreinen te onderscheiden:
1. Politiek
De koning nam alle beslissingen zelf en accepteerde geen tegenspraak.
2. Militair
Permanent leger van beroepssoldaten. De soldaten kregen goede training, uitrusting
en veel salaris.
3. Economisch (= mercantilisme)
Voldoende reserves ter bekostiging van buitenlandse avonturen, van het leger en van
alle pracht en praal. Grote goud- en zilvervoorraad, die de export bevorderde en de
import beperkte.
4. Religieus
Streven naar eenvormigheid, en samenwerking met de kerk. Lodewijk had zijn recht
om te regeren op aarde gekregen van God. Volgens de leer van het droit divin (=
goddelijk recht) was de koning de plaatsvervanger van God op aarde, om die reden
was de vorst alleen aan God verantwoording schuldig.
In Rusland ontwikkelde een absolute monarchie, de macht was in handen van een familie.
De tsaren beperkten de zeggenschap van de adel en geestelijkheid. Ook trokken ze alle
militaire en administratieve taken naar zich toe. Tsaar Peter de Grote hoopte dat Rusland
zijn achterstand snel kon inlopen.
In Pruisen ontwikkelde het land zich tot een belangrijke grootmacht. De basis van deze groei
werd gelegd door de vorst Frederik Willem. Hij moderniseerde het leger en deed hetzelfde
met de ambtenarij. Het land stelde de grenzen open voor mensen die andere plekken door
hun geloof werd vervolg. Er was dus godsdienstvrijheid.
De Republiek had geen vorst. Dit komt omdat het zich pas net had vrijgevochten van Spanje.
Stadhouders deden hun best om hun macht uit te breiden. Maar er kwam geen koning.
Het Engelse parlement kon hun macht wel uit breiden. De koning kon niet meer om het
parlement heen, en de adel voelde zich bedreigd en steunde de koning. Maar ze werden
verslagen in een burgeroorlog. De strijd eindigde met de onthoofding van koning Karel I. later
kwamen er weer conflicten tussen het parlement en de koning, de koning Jacobus II was
overgestapt op het katholieke geloof en probeerde iedereen in Engeland, Ierland en
Schotland katholiek te maken. Het parlement riep de hulp in van de Nederlandse stadhouder
Willem III. Willem verjoeg de koning met een groot leger en nam zelf plaats op de troon, hij
was toen stadhouder in de Republiek maar ook koning van Engeland, Ierland en Schotland.
, §2
Als je in de kunst, gewoontes kan zien dat niet een koning regeert, maar burgers een
centrale rol spelen spreek je over burgerlijke cultuur.
In de Republiek was de burgerlijke cultuur enorm aanwezig, dit kwam omdat er weinig adel
was en geen koning. De steden hadden veel te zeggen in het bestuur. Het burgerschap
waas een wettelijke status: niet iedere stadsbewoner had het, maar als je het had, dan was
je gelijk aan de anderen en kon je deelnemen aan het bestuur van de stad. Maar in feite
waren bestuursfuncties weggelegd voor leden van regentenfamilies. Veel kunstwerken
waren geïnspireerd op verhalen uit de Bijbel. Regenten voelden zich verwant met de
Romeinen. Andere dingen die werden geschilderd waren historische gebeurtenissen,
landschappen en stillevens.
De Republiek had veel migranten die kennis, arbeidskracht en geld meebrachten. De
Republiek was niet alleen aantrekkelijk door de welvaart en werkgelegenheid maar ook
omdat er tolerantie (= aanhangers van andere godsdiensten dan de calvinistische werden
achtergesteld, maar niet vervolgd) was. Of ze kwamen omdat ze in hun eigen land werden
vervolgd, omdat er een behoorlijke vrijheid van drukpers was.
In Frankrijk domineerde de hofcultuur, de koning had hier de absolute macht. In de
hofcultuur waren andere zaken belangrijk. De edelen moesten kennis hebben van literatuur,
theater en muziek, ze moesten zich tonen in de laatste mode, beschikken over goede smaak
en manieren en ze moesten kunnen schermen en dansen. Lodewijk had de bijnaam ‘de
Zonnekoning’ door zijn rol in het Ballet van de Nacht. Dit was ontworpen door Lodewijk om te
laten bevestigen dat hij absolute macht had. Als zonnekoning was hij het stralende
middelpunt en de edelen mochten daaromheen cirkelen.
De kunst werd gefinancierd door de koning en de adel. Koning en de adel eisten dat de
kunst op hen afstraalden en thema’s aan de orde kwamen die zijn belangrijk vonden. Ook
was in Frankrijk bijna iedereen katholiek en naast de koning en de adel was de kerk een
belangrijke opdrachtgever voor kunstenaars.
§3
Als we het over de wetenschappelijke revolutie hebben, bedoelen we niet een speciale
gebeurtenis of uitvinding maar een fase waar de houding van wetenschappers veranderde.
Deze fase valt in de 17e eeuw. Descartes en Bacon zochten een antwoord op de vraag
wanneer we iets als waarheid beschouwen.
Descartes beschouwde het verstand en vermogen tot logisch redeneren als de meest
zuivere bron van kennis, zintuigen geven geen betrouwbare kennis. Deze opvatting hoort bij
het rationalisme (= beredeneren op wiskundige principes). Bacon vond juist dat waarneming
dmv onze zintuigen het beginpunt van onze kennis is. Deze stroming die vanuit gedacht
werkt noemen we het empirisme.
Mensen durfden ervan uit te gaan dat bestaande kennis misschien niet klopte en gingen dat
onderzoeken. Andrea Vesalius had lichamen onderzocht om te kijken of het wel klopte was
Galenus over anatomie had geschreven. Galenus’ werk werd als heel belangrijk gezien. Er
was tegenwerking van de katholieke kerk en Vesalius moest soms lijken stelen voor zijn
onderzoek. Een ander voorbeeld is Copernicus, hij onderzocht hemellichamen en kwam
erachter de zon een centrale positie inneemt en de andere planeten eromheen draaien.
Overal in Europa werden vertrouwde waarheden ter discussie gesteld. Maar in sommige
landen kon dat niet omdat de kerk de publicatie van de resultaten kon verbieden. In
Nederland kon dat wel goed, de religieuze verdraagzaamheid en relatieve vrijheid om te
publiceren trokken veel onderzoekers aan. Ook was er veel ambachtelijke kennis
Voordelen van het kopen van samenvattingen bij Stuvia op een rij:
Verzekerd van kwaliteit door reviews
Stuvia-klanten hebben meer dan 700.000 samenvattingen beoordeeld. Zo weet je zeker dat je de beste documenten koopt!
Snel en makkelijk kopen
Je betaalt supersnel en eenmalig met iDeal, creditcard of Stuvia-tegoed voor de samenvatting. Zonder lidmaatschap.
Focus op de essentie
Samenvattingen worden geschreven voor en door anderen. Daarom zijn de samenvattingen altijd betrouwbaar en actueel. Zo kom je snel tot de kern!
Veelgestelde vragen
Wat krijg ik als ik dit document koop?
Je krijgt een PDF, die direct beschikbaar is na je aankoop. Het gekochte document is altijd, overal en oneindig toegankelijk via je profiel.
Tevredenheidsgarantie: hoe werkt dat?
Onze tevredenheidsgarantie zorgt ervoor dat je altijd een studiedocument vindt dat goed bij je past. Je vult een formulier in en onze klantenservice regelt de rest.
Van wie koop ik deze samenvatting?
Stuvia is een marktplaats, je koop dit document dus niet van ons, maar van verkoper bentebrouwer. Stuvia faciliteert de betaling aan de verkoper.
Zit ik meteen vast aan een abonnement?
Nee, je koopt alleen deze samenvatting voor €5,49. Je zit daarna nergens aan vast.