Tilburg University 2020/2021
Forensische behandel- en
zorgprogramma’s
500850-M-6
HC 2 - Verslaving.....................................................................................................................................2
HC 3 – Functie- en betekenisanalyse in het forensische veld...............................................................10
HC 4 – Behandeling van zeden delinquenten.......................................................................................14
HC 5 – Module meerdimensionaal leren waarnemen en interpreteren...............................................17
HC 6 – Module terugvalpreventie.........................................................................................................21
HC 7 – Schematherapie in de praktijk...................................................................................................25
HC 8 – EMDR en WW&W protocol.......................................................................................................32
HC 9 – Werken als psycholoog in de gevangenis..................................................................................36
HC 10 – Behandeling Antisociale persoonlijkheidsstoornis..................................................................41
HC 11 – Behandeling Psychopathie......................................................................................................48
HC 12 – Virtual Reality Agressie Preventie Training (VRAPT)................................................................53
HC 1 gaat over het RNR model en behoort niet tot tentamenstof.
1
,Tilburg University 2020/2021
HC 2 - Verslaving
Prevalentie middelengebruik Nederland (Nationale drugsmonitor 2015, Trimbos)
In 2015 gebruikte 8% van de bevolking
cannabis. 1,6% gebruikte cocaïne en 77%
alcohol. Als we kijken naar mensen die
opiaten (zoals heroïne) gebruiken, dan
zien we dan minder dan 0,1% van de
volwassen bevolking het in 2015 had
gebruikt en van de jongeren waren er dit
0,2%. In Nederland zouden er 14.000
probleemgebruikers zijn geweest die
opiaten gebruikten en van die 14.000
zouden er maar liefst 9.606 zijn die in een verslavingszorg zaten. Je ziet dus dat veel van de opiaten
gebruikers als probleemgebruikers worden gerapporteerd en dat er daarvan veel in de zorg zitten.
Het meest schadelijke is tabak, want per jaar zijn er ruim 20.000 doden naar aanleiding hiervan
(direct of indirect). En als je het hebt over schadelijke effecten, dan gaat het over doden en ziekten.
Op nummer twee staat alcohol en op nummer drie de rest van de drugs. Er zitten wat variaties in de
drugs, maar die zijn niet zo groot. De drugs zijn relatief onschadelijk, maar er zijn wel heel
nadrukkelijk leefstijlverschijnselen aan gekoppeld. De vraag is dan ook wanneer gebruik
problematisch is en wanneer problematisch gebruik een verslaving is. Om bijvoorbeeld aan te
kunnen geven hoeveel probleemgebruikers er zijn voor bijvoorbeeld alcohol, dan moet je eerst
weten bij welke hoeveelheid alcohol inname er wordt gesproken van een probleemgebruiker. Je ziet
namelijk dat dit verschilt tussen de 82.400 en 395.600 probleemgebruikers.
De gezondheidsraad heeft hier een uitspraak over gedaan en die stelden dat ‘wat een gezond gebruik
van alcohol is, hangt af van of je man of vrouw bent’. Zij vonden 2 eenheden alcohol voor mannen
normaal en 1 eenheid voor vrouwen. Later is er gesteld dat het verschil tussen mannen en vrouwen
helemaal niet zo sterk is. Uit onderzoeken is gebleken dat het drinken van 1 eenheid alcohol per dag,
gepaard is aan weinig schade. Echter is uit meer onderzoek gebleken dat het drinken van geen
alcohol het gezondst is, wat uiteindelijk ook de definitieve advies is geweest van de
gezondheidsraad. In de zorg wordt gesteld dat het uiteindelijk belangrijk is dat je voor jezelf bepaald
wat jij verantwoord en gezond vindt en wat het beste bij je past.
DSM-5 criteria
Tegenwoordig wordt er gesproken van een stoornis in gebruik in plaats van een verslaving. In totaal
zijn er 11 criteria en als men voldoet aan 2 tot 3 van de criteria, dan is er sprake van een lichte
stoornis. Voldoet iemand aan 4 tot 5 van de criteria, dan spreek je van een matige stoornis en als
iemand voldoet aan 6+ van de criteria dan is er sprake van een ernstige stoornis. De criteria zijn:
- Veel trek of gebruik:
o Vaker en in grotere hoeveelheden gebruiken dan de bedoeling was;
o Wens of mislukte pogingen om te minderen of te stoppen;
o Gebruik en herstel van gebruik kosten veel tijd;
o Hunkering: sterk verlangen om te gebruiken.
- Negatieve consequenties, ook voor anderen:
o Door gebruik tekortschieten op het werk, school of thuis;
o Blijven gebruiken ondanks hieruit resulterende problemen in het relationele vlak;
o Door gebruik opgeven van hobby’s, sociale activiteiten of werk;
o Voortdurend gebruik in situaties die fysiek gevaar opleveren.
2
,Tilburg University 2020/2021
- Tolerantie en afhankelijkheid:
o Voortdurend gebruik ondanks weet hebben dat het gebruik lichamelijke of
psychische problemen met zich meebrengt of verergert;
o Tolerantie: grotere hoeveelheden nodig voor hetzelfde effect;
o Het optreden van onthoudingsverschijnselen.
In de psychiatrie of verslavingszorg zijn er drie aspecten waarop gelet worden bij problematisch
gebruik, namelijk: dat er een stoornis is in het gebruik van een middel, een intoxicatie (onder invloed)
van een middel en het onthoudingssyndroom. Het onthoudingssyndroom heeft betrekking op het in
een keer reageren op het plotseling stoppen van het middel na langdurig gebruik van het middel.
Ziektelast
Verslaving kan verergeren. Stoornissen in het gebruik van middelen zijn na verloop van tijd bij 25-
30% van de gevallen chronisch. Men loopt ongeveer 10 jaar rond met een verslaving/ problematisch
gebruik vooraleer men in de zorg terecht komt. Bij een deel van de chronisch verslaafden is het niet
mogelijk om van de verslaving af te komen. In de zorg wordt hen dan ook verteld dat er niet wordt
geholpen om van de verslaving af te komen, maar om wel van de effecten af te komen. Dus: dat de
trek in het gebruik wat minder is, dan het meer onder controle is en dat men minder negatieve
consequenties ervaart.
Bij een verslaving van twee jaar kan 7 op de 10 zelf van de verslaving af komen of met behulp van de
directe omgeving. Waarom is het dan wel belangrijk om hier aandacht aan te besteden? Omdat de
kans op tal van zieken en vroegtijdige sterfte groot is (Nutt, King & Philips, 2010; Rehm et al., 2017).
Bij stoornis in alcohol (40%) of drugs (60%) is er vaak ook een comorbide stoornis (Popma, Blaauw &
Bijlsma, 2010). Naast een alcoholprobleem kan men ook depressief zijn, of angstig, psychotisch of
een persoonlijkheidsstoornis hebben. Bij drugs is dit dus nog vaker het geval. Dit is een probleem
omdat comorbiditeit en chroniciteit moeilijk te behandelen zijn (Hunt et al., 2013). Daardoor heb je
meer opnames, meer vroegtijdige sterfte, meer suïcides, meer zwerven, meer somatiek, meer
geweld en meer herhaalde detenties. De ellende neemt dus in feite toe en daarom willen we het
liefst er zo vroeg mogelijk bij zijn.
Conclusie: Het is belangrijk dat zorg wordt geboden aan mensen met een stoornis in het gebruik van
middelen. De (verslavings-) zorg heeft hiervoor veel zorgprogramma’s.
DSM-5 criteria – negatieve consequenties, ook voor anderen
Vier van de criteria van de DSM-5 hebben ook betrekking op anderen, namelijk:
- Door gebruik tekortschieten op het werk, school of thuis;
- Blijven gebruiken ondanks hieruit resulterende problemen in het relationele vlak;
- Door gebruik opgeven van hobby’s, sociale activiteiten of werk;
- Voortdurend gebruik in situaties die fysiek gevaar opleveren.
Partners hebben last
Partners hebben tal van klachten (Benishek, Kirby & Dugosh, 2011), namelijk:
- Allen hebben relatieproblemen (100%) en emotionele problemen (100%);
- Bijna allen hebben financiële problemen (90%) en familieproblemen (87%);
- Meer dan de helft heeft gezondheidsproblemen (68%) en last van geweld (70%);
- Ongeveer een op de zes heeft problemen met politie en justitie (17%).
Partners ervaren psychische en lichamelijke problemen en minder kwaliteit van leven (Hussaerts,
Roozen & Meyers, 2007).
Kinderen hebben last
3
, Tilburg University 2020/2021
Ook kinderen ervaren tal van klachten (overview: Barber & Crisp, 1994). Naarmate kinderen jonger
zijn, zijn de problemen ernstiger.
- Kleine kinderen: driejarigen zijn impulsiever en hebben meer gedragsproblemen (alcohol).
Zij hebben daarbij ook geen consistente relatie met het IQ of schoolprestaties. Er is dus geen
relatie tussen de verslaving van de ouder en het IQ of de schoolprestaties van kleine
kinderen.
- Basisschoolkinderen: zijn depressiever, ervaren meer gezondheidsklachten (alcohol), meer
problemen met ouders en meer parentificatie. Zij hebben daarentegen betere relaties met
broertjes/zusjes, maar de relaties met cognitieve functies zijn inconsistent. Meerdere studies
rapporteren meer kindermishandeling bij deze groep kinderen.
- Adolescenten: ervaren meer emotionele problemen, hebben minder sociale competentie
(meer geïsoleerd) en een slechtere gezondheid. Daarnaast is er minder sprake van
vervolgopleidingen.
- Volwassen kinderen: voor deze groep zijn er inconsistente bevindingen omtrent (psychische)
gezondheid en persoonlijkheidsproblemen.
Er is dus een stevige overdracht van verslaving op kinderen. In zorginstellingen worden de kinderen
erbij betrokken om te voorkomen dat er sprake is van overdracht op kinderen.
Verdere omgeving heeft last
Gemiddeld vijf personen in de omgeving worden geraakt (Daley & Baskin, 1991). Alcoholgebruik is de
belangrijkste factor bij verkeersongevallen (Houwing e.a., 2014). Jaarlijks zijn er miljarden aan kosten
aan alcohol en drugs (RIVM, 2016).
Conclusie: Verslaving vormt niet alleen een probleem voor de persoon zelf, maar ook voor diens
omgeving. Hiervoor zijn weinig zorgprogramma’s en onderzoek verwaarloost de omgeving.
Criminaliteit
Middelen en de wet
Verslaving of middelengebruik is geen issue vanuit culpa in causa principe. Het idee is dat op het
moment iemand een delict begaat hij/zij daarvoor verantwoordelijk is. Als je daarentegen ‘niet
gezond bent’ omdat je bijvoorbeeld een psychische ziekte hebt, dan stelt de rechter dat het kan zijn
dat je daardoor minder toerekeningsvatbaar bent. Als men alcohol of drugs inneemt, dan stelt de
rechter dat je daardoor een risico neemt waardoor het kan zijn dat je jezelf daardoor minder onder
controle hebt. Dus als je onder invloed van alcohol of drugs een delict begaat, dan is dat je eigen
schuld en ben je daar toch strafbaar voor. Dat eigen schuld dikke bult is de culpa in causa principe. Je
had namelijk moeten weten wat de consequenties konden zijn. dus volgens de wetgeving gaat
middelengebruik niet samen met ontoerekeningsvatbaarheid.
In de wet is er een Opiumwet met lijst I (middelen met onaanvaardbare risico’s) en een Opiumwet
met lijst II (middelen met minder risico’s, o.a. hennep). De middelen die op die lijsten staan zijn
strafbaar als je ze in het bezit hebt, erin handelt, het produceert, het invoert en het uitvoert.
Middelen van lijst II zijn minder problematisch, dus daar mag je wat meer van bij je hebben voordat
de politie daarop ingrijpt.
Alcoholgebruik
4