Samenvatting: Zicht op effectiviteit
Hoofdstuk 1: Naar meer effect: Resultaatgerichte ontwikkeling van interventies
1.1 Inleiding
Evidence-based werken, wat moeten wij hieronder verstaan?
Vanuit praktijkperspectief is het effect van een aanpak bewezen als gestelde doelen worden gerealiseerd en
cliënten tevreden zijn. Voor beleidsmakers komt daar bij dat jeugdigen in een samenleving passende
ondersteuning krijgen en zich optimaal ontwikkelen tot participerende burgers.
Vanuit wetenschappelijk perspectief is een interventie bewezen effectief als het effect door onderzoek is
aangetoond, waarbij aannemelijk is gemaakt dat er geen andere factoren in het spel zijn die het effect ook
hadden kunnen veroorzaken.
Wat is een interventie? Dit is een aanpak, methodiek, programma, zorgaanbod, behandelvorm voor de
bevordering van de ontwikkeling of de opvoeding, of voor de vermindering, de compensatie of het draaglijk
maken van een risico of een probleem in de ontwikkeling of opvoeding van een jeugdige tot 23 jaar. Is gericht
op jeugdige zelf, zijn opvoeders en/of opvoedingsomgeving. Die gespecificeerd is in termen van een
doelgerichte en systematische handelingswijze met een voorgeschreven fasering, toe te passen technieken, te
gebruiken materialen, met een nader omschreven tijdsduur en frequentie.
Interventie is effectief als deze aan het doel van de inzet beantwoord. Een interventie is evidence-based als het
beeld van de werkzaamheid is gebaseerd op kennis over wat werkt. Die kennis bestaat uit researsch-based
kennis (wetenschappelijk onderzoek), expert-based of practice-based (ervaringskennis van praktijkwerkers) en
client-based kennis. Bij jeugdzorg komt daar value based bij (kennis over ethische overwegingen en waarden in
het opgroeien en opvoeden van jeugdigen).
Kosteneffectiviteit -> de mate waarin de interventie en de kosten in een acceptabele verhouding staan tot de
mate van doelbereik.
Veld waarin interventies te vinden zijn: jeugdwelzijn, onderwijs, gezondheidsbevordering,
jeugdgezondheidszorg, jeugdhulp, jeugdbescherming en jeugdclassering.
Praktijkwerker -> mensen die het uitvoerende werk van de preventie en jeugdhulp verzorgen.
Instellingsfunctionarissen/instellingen -> teamleiders, afdelingsmanagers en bestuurders van instellingen.
Beleidsmaker -> personen die in lokale, bovenregionale en landelijke bestuur werken, ook zorgverzekeraars.
In samenwerkingsverband van een resultaatgerichte ontwikkeling van interventies zitten: cliënten,
praktijkwerkers, beleidsmakers, managers en onderzoekers.
1.2 Wat weten we uit effectonderzoek?
Databanken met effectonderzoek -> experimenteel onderzoek om effectiviteit te bewijzen, met experimentele
groep en een controle groep. Personen worden random toegewezen aan een groep. Dit kan niet altijd, dan
worden bv twee bestaande groepen gekozen (quasi-experimenteel onderzoek). Bij beide groepen is er een
begin en eindmeting. Effect ligt in dit verschil.
Effectonderzoek preventie -> veel studies. Internationale literatuur blijkt preventie in algemeen te werken. Na
onderzoek van Dam blijkt dat lichte vormen van opvoedondersteuning kostenbesparend werken. Kanttekening:
weinig Nls onderzoek, welzijn jeugdigen is afhankelijk van economisch niveau land, voorzieningsniveau,
kwaliteit onderwijs, toegankelijkheid tot publieke info en kwaliteit van samenleving.
Effectonderzoek jeugdhulp -> Veel onderzoek, interventies gemiddeld genomen effectief. Implementatie van
evidence-based interventies zorgen voor verbetering van effectiviteit. Kanttekeningen: veel enkelvoudige
problemen in onderzoek, aantal in praktijk uitgevoerde interventies dat bewezen effectief is is kleiner dan
aantal interventies die niet bewezen effectief is (implementatieprobleem, geen doorontwikkeling), winst
implantatie van evidence-based interventies wellicht niet groot (wel meer effect bij ernstigere gevallen), veel
interventies in praktijk zijn onvoldoende expliciet en ontwikkeld om experimenteel effectonderzoek te doen.
1.3 Naar Resultaatgerichte Ontwikkeling van interventies (RGOi)
Algemeen kwaliteitsmodel jeugdbeleid en inzet voorzieningen, 6 elementen:
1. Beeld van ‘staat van de jeugd’ en missie/ambities jeugdbeleid gemeente: Jeugdigen groeien gezond, veilig
en kansrijk op, ontwikkelen talenten en participeren in de samenleving.
2. Maatschappelijke outcome (impact). Ambities vertalen naar concrete beleidsdoelen.
, 3. Realisatie via activiteiten van burgers en voorzieningen.
4. Kwaliteit input. Eisen aan: effectiviteit interventies, kwaliteit organisaties, competenties professional.
5. Outcome van de voorzieningen: mate uitval, tevredenheid, doelrealisatie.
6. Acties verbonden aan de meet-, spreek- en verbeterbeweging.
2 wegen om kennislacune op te vullen:
1. Top-down model -> In de praktijk implementeren van evidence-based interventies. Moet leiden tot meer
evidence-based practice.
2. Bottom-up model -> ontwikkelen van interventies die in praktijk gebruik worden. Moet leiden tot meer
practice-based evidence.
Resultaatgerichte Ontwikkeling van interventies (RGOi) -> ontwikkeling bestaat uit het beschrijven, theoretisch
onderbouwen, monitoren en op effectiviteit onderzoeken van interventies. RGOi is erop gericht werk in
jeugdsector verder te expliciteren en effectiever te maken.
Het is een gezamenlijk zoekproces van alle actoren uit het samenwerkingsverband. Daarbij worden werkwijzen
van de praktijk geëxpliciteerd en theoretisch onderbouwd en via uitkomstenmonitoring en gerichter
effectonderzoek empirisch ondersteund, met het doel preventie en jeugdhulp te verbeteren.
In RGOi vier leidende principes, die helpen met meet-, spreek- en verbeterbeweging. Doel -> doorontwikkeling:
1. Aansluiting -> Ontwikkelingsniveau van interventie bepaalt voor deel de te ondernemen activiteiten in
zoekproces. In hoeverre is interventie te omschrijven, te onderbouwen en op resultaat te onderzoeken ->
mate van onderzoek rijpheid en onderzoek bereidheid praktijk.
2. Inbedding -> Alle betrokken actoren expliciteren de werkwijzen, monitoren en onderzoeken de uitkomsten
verder.
3. Benutting -> verzamelde gegevens interventie moeten benut worden. Vier vragen: zijn resultaten te
plaatsen (herkennen), kunnen we ze verklaren (begrijpen), zijn de resultaten goed genoeg (waarderen),
welke verbeteracties zijn nodig (verbeteren).
4. Samenwerking -> Elk niveau (primair proces, team, instelling, beleid) verzorgt zijn eigen aansluiting,
inbedding en benutting. Het gaat om een gezamenlijk zoekproces waarin niveaus elkaar versterken.
1.4 Praktijkgestuurd onderzoek ondersteunt RGOi: de effectladder als methodisch kader
Onderzoek dat ondersteunend is aan de ontwikkeling van
interventies kent verschillende niveaus van bewijskracht,
die elk een bepaalde betekenisgeving aan het concept
‘effect’ impliceren.
Effectladder, met vijf niveaus van bewijskracht. Biedt een
algemeen methodisch kader voor praktijkgestuurd
effectonderzoek. Bij het startpunt, niveau 0, weten we nog
maar weinig van de interventie die in de praktijk van
alledag wordt uitgevoerd (intuition-based).
Effectenladder is een ontwikkelingsmodel, elk niveau levert
zijn bijdrage aan groei van kennis omtrent de effectiviteit
van interventie. De ladder heeft daarom ook niet een
lineair karakter.
Ontwikkelingsniveau 1: Descriptieve aanwijzingen –
voorwaardelijk niveau
Aandacht gaat naar de inhoud van de interventie, die
worden nader omschreven. Daarbij: doel, doelgroep,
aanpak (inhoudelijke elementen, technieken, strategieën;
vereiste frequentie, intensiteit, duur, fasering), context
(welke materiële, financiële en organisatorische
ondersteuning is nodig).
Soort onderzoek: descriptief.